Onderwijs moet kritisch nadenken over inhuur externe ondersteuners

Jongerenwerkers, maatschappelijk werkers en jeugdconsulenten zijn steeds nadrukkelijker aanwezig op school. Windesheim-onderzoekers Tessa de Wild, Rogier Kattenberg en Els Evenboer zien hier een risico en bepleiten bedachtzaamheid.

Vorig jaar plaatste de website nhnieuws.nl een bericht over een pilot waarbij jongerenwerkers zijn ingezet bij een integraal kindcentrum in het Noord-Hollandse Anna Paulowna. Vanuit het idee it takes a village to raise a child zijn jongerenwerkers hier ook juffen en meesters. De pilot loopt nog, maar volgens het kindcentrum zijn de resultaten nu al zichtbaar.

Het idee is dat jongerenwerkers problemen overnemen die leerkrachten niet oppakken

De inzet van jongerenwerkers zou ervoor zorgen dat problemen vroeg gesignaleerd worden, en daardoor behapbaar blijven. Het idee is dat jongerenwerkers problemen overnemen die leerkrachten niet oppakken. Door de jongerenwerker juf of meester te noemen, wordt zijn aanwezigheid in het basisonderwijs genormaliseerd.

Normaliseren

De Regionale Kenniswerkplaats Jeugd IJsselland (RKJ) doet praktijkgericht onderzoek op het snijvlak tussen onderwijs en zorg. Ze kijkt bijvoorbeeld naar de inzet van externe ondersteuners in de klas (RKJ, 2023; 2023; 2024).

Maar is dit wel een goed idee als we tegelijkertijd willen normaliseren?

Drie kortlopende onderzoeken, die uit 2024 is nog niet gepubliceerd, wijzen op de wens van beleidsmakers voor een krachtige samenwerking tussen het basisonderwijs en de jeugdhulp en het welzijnswerk. Maar is dit wel een goed idee als we tegelijkertijd willen normaliseren?

Normaliseren is door de voormalige Raad voor Maatschappelijke Ontwikkeling omschreven als ‘het niet onnodig problematiseren en etiketteren van gedrag’. De RMO stelde in 2012 vast dat een gebrekkige sociale inbedding bij sommige kwetsbare gezinnen onderdeel is van hun problemen. De Raad adviseerde dan ook het beleid zodanig in te richten dat kwetsbare gezinnen voortaan ook terecht zouden kunnen bij professionals zoals leerkrachten en huisartsen.

We hebben het dan over een betere inschakeling van professionals die op een vanzelfsprekende manier met kinderen en gezinnen in contact staan. Zij zijn volgens de RMO destijds de meest geëigende personen om een vertrouwensband met gezinnen op te bouwen, om vervolgens vandaaruit een verergering van problemen te voorkomen.

Positie leerkrachten raakt in de knel als zorg meer komt te liggen bij jongerenwerkers en externen

De leerkracht is een van die professionals die dicht bij mensen staan en belangrijk zijn voor hun welzijn. Door op school vanuit een betekenisvolle pedagogische relatie te werken, zorgen juffen en meesters er namelijk voor dat hun leerlingen kunnen leren en groeien (Onderwijskennis, 2021).

Specifieke vaardigheden

Laat dat nou precies het punt zijn waar de inzet van externe ondersteuners op school bij het normaliseren wringt. Uit de RKJ-onderzoeken waar we zojuist naar verwezen, komt naar voren dat de positie van leerkrachten in de knel raakt als de zorg voor pedagogische of welzijnsvraagstukken meer komt te liggen bij jongerenwerkers en externe ondersteuners.

De inzet van externe ondersteuners in het basisonderwijs wordt onderbouwd met een verwijzing naar het groeiende aantal leerlingen met gedragsproblemen. Jongeren zouden bijvoorbeeld meer last hebben van (faal)angst, onzekerheid of een negatief zelfbeeld en andere sociaal-emotionele problemen. Door te spreken over gedrag in termen van individuele problematiek lijkt het alsof er specifieke pedagogische vaardigheden nodig zijn om deze op te lossen. Vaardigheden die de leerkracht zou missen en de jeugdconsulent, maatschappelijk werker of jongerenwerker wel zou hebben.

Logica

De argumenten voor de inzet van externe ondersteuners onthullen een logica die de verantwoordelijkheid voor het pedagogisch welzijn van de leerling verlegt, van de leerkracht in de klas naar de externe ondersteuner buiten de klas.

De logica van die verschuiving is gestoeld op de volgende veronderstellingen:

  • individuele (gedrags)problemen van leerlingen vereisen de inzet van externe partijen
  • er bestaat consensus over wat al dan niet normaal is
  • jeugdhulp of welzijnswerk kan oplossing bieden
  • externe ondersteuners werken normaliserend

Willen we die verschuiving van verantwoordelijkheid voor leerlingen überhaupt wel?  

Los van de vraag of al deze premissen, individudeel of gezamenlijk, juist zijn, kun je de vraag stellen of de verschuiving van verantwoordelijkheid voor leerlingen, van leerkracht naar externe ondersteuner, gewenst is. Willen we die verschuiving überhaupt wel? Het is wellicht te vroeg voor een definitief antwoord, maar dat scholen prudentie moeten betrachten bij de inzet van externe kracht op de basisschool lijkt ons duidelijk.

Zorgvuldig nadenken

Het is bovendien niet zo dat er geen alternatieven zijn. We zouden leerkrachten bijvoorbeeld meer tijd en ruimte kunnen geven om hun pedagogische vaardigheden te blijven versterken.  Ook kan er meer geïnvesteerd worden in de ontwikkeling van een duidelijke pedagogisch-didactische visie. We zouden in het onderwijs met andere woorden meer nadruk kunnen leggen op een pedagogisch betekenisvolle leerkracht-leerling relatie.

Met de inzet van externe ondersteuners in het basisonderwijs sluipt het risico op een nieuwe vorm van medicalisering het onderwijs binnen. Een waarin niet de leerkracht, maar de jeugdconsulent, maatschappelijk werker of jongerenwerker een steeds grotere rol krijgt. Dat staat haaks op de beweging naar een meer pedagogisch paradigma waarin normaliseren vanzelfsprekend is.

We onderschrijven dat je een dorp nodig hebt om een kind op te voeden, maar dat betekent wel dat we zorgvuldig moeten nadenken over wie we dorpsbewoner noemen.

Tessa de Wild en Rogier Kattenberg zijn onderzoekers van het lectoraat Jeugd. Els Evenboer is associate lector Jeugd. Alle drie zijn verbonden aan Hogeschool Windesheim.

 

Foto: Polina Zimmerman via Pexels.com