Participatie moet anders: van red jezelf naar erbij horen

Participatie betekent vooral: red jezelf, waarbij de gewone, gemiddelde burger, zonder ziektes, beperkingen of ouderdom de norm is. Dit dreigt mensen uit te sluiten. Tineke Abma pleit voor een benadering van participatie vanuit verbondenheid en wederzijdse afhankelijkheid. Iedereen wil immers meedoen, zichzelf kunnen zijn en erbij horen.

We denken thans vooral vanuit isolatie. Rebecca Solnit (2016) betoogt in Harper’s Magazine dat we isolement zijn gaan verheerlijken, dat we onze individuele vrijheid steeds meer zijn gaan koesteren als een belangrijk en groot goed. De ideologie van het isolement bevrijdt ons immers van sociale verbanden, afhankelijkheden en daarmee van zorg en verplichtingen voor anderen.

Het is een oude ideologie die ook is terug te vinden in het conservatisme van Margaret Thatcher en haar ontkenning van de ‘samenleving’. Of in de neoliberale kritiek op de verzorgingsstaat die stelt dat de overheid te veel in de plaats is gekomen van sociale verbanden en dus moet worden teruggedrongen. Het is een ideologie, een geloof dus en geen feitelijke werkelijkheid, omdat het verhult dat het succes van het zelf, van het individu, altijd te danken is aan een omgeving die het succes mogelijk maakt.

Maar we zijn niet zelfredzaam ondanks, maar dankzij anderen. We zijn hoe dan ook verbonden en afhankelijk van anderen. Dat ontkennen is het ontkennen van de eigen kwetsbaarheid en van de zorgende ander – vaak de vrouw, de laagst betaalde, de migrant, de vrijwilliger – degene aan wie de zorg wordt doorgeschoven. Deze ideologie legitimeert het afkopen of het niet erkennen van de morele verantwoordelijkheid voor de ander, de behoeften van de ander die kwetsbaar is. Priveleged irresponsibility, noemt zorgethica Joan Tronto (2013) dit.

In Nederland is veel behoorlijk sociaal geregeld, maar doet deze ideologie van isolatie ons niet denken aan de verheerlijking van het idee van eigen kracht, eigen regie, eigen verantwoordelijkheid en zelfredzaamheid.

Participatie is opgelegde zelfredzaamheid

Participatie was oorspronkelijk het streven van sociale, activistische bewegingen, zoals de disability movement en de patiëntenbeweging voor meer autonomie, zeggenschap en maatschappelijke inclusie, in antwoord op de pijn van paternalisme, stigmatisering en marginalisering. Inmiddels heeft participatie een neoliberale invulling gekregen en betekent het nu vooral: red jezelf.

Participatie is doorgedrongen in allerlei maatschappelijke domeinen en verankerd in beleid en wetgeving. Paradoxaal genoeg lijkt het huidige beleid zich juist tegen mensen in kwetsbare situaties te keren, omdat er weinig tot niets is veranderd aan de maatschappelijke omstandigheden om participatie mogelijk te maken. Eerder is het tegenovergestelde gebeurd: er is met de transitie fors gesneden in de huishoudelijke hulp en de thuiszorg; kinderpsychiaters luidden onlangs de noodklok over de bezuinigingen in de jeugdhulp; en werkgevers zijn nauwelijks bereid om mensen met een afstand tot de arbeidsmarkt betaald in dienst te nemen.

Punt is dat participatie en zorg niet tegenover elkaar staan, maar dat zorg en ondersteuning vaak nodig zijn om te kunnen participeren. Zo is een grote discrepantie ontstaan tussen de theorie en met de mond beleden participatie, en de praktijk in wijken en buurten, verpleeghuizen en dagbesteding, laat ons onderzoek naar cliëntervaringen met de transitie zien in het Centrum voor Clientervaringen (Groot et al., 2016; Duijs, Heijsman & Abma, 2017). Maar ook het recente WRR rapport ‘Weten is nog geen doen’ (2017) toont aan dat we de zelfredzaamheid van mensen schromelijk overschatten.

‘Gewone burgers’ hoeven nooit te participeren

Het interessante is dat het begrip participatie nooit gebruikt wordt voor mensen die binnen de norm vallen van ‘gewone burgers’ (Kool, 2013). Het zijn vooral ‘anderen’ die moeten participeren. De gebruikelijke benadering daarbij is dat voor hen wordt bepaald hoe zij kunnen worden aangezet of aangepakt om mee te doen. Participatie opleggen is echter paradoxaal, omdat het de ongelijke machtsverhouding bestendigt.

Participatie was een ideaal, maar is langzamerhand verworden tot een voor iedereen geldende norm die is gebaseerd op ‘gewone’, gemiddelde burgers zonder beperkingen, ziektes of ouderdom. Om toegelaten te worden en erbij te horen in de samenleving dien je te voldoen aan die norm en het zijn gezonde burgers die bepalen of je wordt toegelaten. De nieuwe norm – red jezelf – heeft, in lijn met filosoof Michel Foucault – vooral een disciplinerende werking: word een ondernemende, gezonde, productieve werknemer! En als dat niet lukt, dan heb je dat aan jezelf te danken (Abma, 2016, 2017).

Alsof iedereen hetzelfde is

We belijden dat iedereen moet kunnen participeren, dat iedereen ertoe doet, dat iedereen mee telt. Het zijn toverwoorden waar weinigen wat op tegen hebben. We zeggen maatwerk te leveren om in te spelen op de specifieke behoeften van mensen. Maar onze systemen, wetten en professionele protocollen gaan vooral uit van normaliteit en gelijkheid – alsof iedereen hetzelfde is.

Daar komt bij dat de bandbreedte ten aanzien van normaliteit steeds smaller wordt in de huidige samenleving. Denk aan het ‘verwarde personen’ dossier. Bauke Koekkoek (2017) brengt de afnemende tolerantie voor afwijkend gedrag in verband met wat ik de ‘vertrutting’ van de samenleving noem, dat wil zeggen een focus op het steeds netter, veiliger, preciezer moeten worden van de samenleving. De tolerantie voor risico’s wordt steeds beperkter, er is een obsessie met veiligheid.

Vaak onterecht denken burgers dat het onveiliger is, hetgeen de intolerantie voedt en resulteert in beleidsingrepen die leiden tot gevoelens van niet kunnen voldoen aan de norm, hetgeen vervolgens gevoelens van schaamte, sociaal isolement, uitsluiting en marginalisering teweegbrengt.

Participeren vanuit de erkenning van ieders eigenheid

Het is de hoogste tijd om het begrip participatie opnieuw te definiëren, niet vanuit de ideologie van isolatie maar vanuit een ecologische optie van verbondenheid en wederzijdse afhankelijkheid. Dan krijgt participatie de betekenis van belonging (Kool, 2013), erbij horen, jezelf kunnen zijn, je thuis voelen, je onderdeel voelen van een breder sociaal verband waar je anderen kunt ontmoeten zonder je te hoeven aanpassen (Bos, 2016).

Het gaat hierbij om een fundamentele menselijke behoefte aan erkenning en erbij horen. Belonging veronderstelt een wederzijdse beweging tussen context en persoon; tussen welkom heten en welkom weten, tussen verbinding (mogelijk) maken en een eigen plek innemen. Belonging onderstreept het belang van verbinding, relaties en empathie: van wederzijdse steun, gedeelde ervaringen en de vrijheid en mogelijkheid om samen nieuwe opties te creëren zonder aanpassing aan de norm. Kortom, vanuit de erkenning van ieders authenticiteit, eigenheid.

Participatie is dan geen doel, maar onderdeel van de zoektocht naar een goed leven. Die participatie vraagt om gastvrijheid, zorg en ondersteuning (Kal, 2001). En bovenal om ruimte voor andersheid.

Tineke Abma is hoogleraar participatie en diversiteit bij het VU Medisch Centrum, Amsterdam. Dit artikel is gebaseerd op haar lezing gehouden ter ere van het Movisie jubileum 9 juni 2017 in Utrecht.

Referenties

Abma T.A. (2016) De tragiek van de transitie. Een filosofische bezinning op de transitie in het sociaal domein. In: De decentralisaties in het sociaal domein: wie houdt er niet van kakelbont? Essays over de relatie tussen burger en bestuur. Min. Binnenlandse Zaken, 2016, 25-41.

Abma, T.A. (2017). Participatie is niet iets dat zomaar gebeurt. Movisies, november, nr. 3.

Bos, G.F. (2016). Antwoorden op andersheid. Over ontmoetingen tussen mensen met en zonder verstandelijke beperking in omgekeerde-integratiesettingen.
Doctoral thesis. Amsterdam: VU University.

Duijs, S., A. Heijsman, T.A. Abma (2017). Waarom mag de een wel koffie en moet de ander nog een half uur wachten? Tijdschrift voor Sociale Vraagstukken, 2: 52-55.

Groot, B., et al. (2016). Ertoe doen werkt. Meedoen door de ogen van Amsterdammers in een kwetsbare situatie. Amsterdam: Centrum voor Clientervaringen. www.centrumvoorclientervaringen.nl

Kal, D. (2001). Kwartiermaken. Werken aan ruimte voor mensen met een psychiatrische achtergrond. Amsterdam: Boom.

Koekkoek, B. (2017). Verward in Nederland. Hoe we omgaan met mensen met psychische stoornissen. Lannoo Campus.

Kool, J. (2013) Wilt u nog taart? Een blik vanuit Disability Studies op de complexiteit, kwetsbaarheid en creatieve kracht van participatie. In: Dedding, C. & M. Slager (red.). De rafels van participatie in de gezondheidszorg, p. 28-40. Den Haag: Boom/Lemma.

Solnit, R. (2017). The ideology of isolation. Harper’s Magazine.

Tronto, J. (2013) Caring Democracy: Markets, Equality, and Justice. New York: New York University Press.

WRR (2017). Weten is nog geen doen. Een realistisch perspectief op Redzaamheid. WRR rapport no. 97.

 

Foto: Panca Sagria Nugroho (Flickr Creative Commons)