‘Vaccinisering’ is een nieuw fenomeen in de strijd tegen ongezonde leefwijzen

Er zijn vaccins in de maak tegen roken, te veel eten en alcoholgebruik. Ze zijn nog niet verkrijgbaar, maar de verwachtingen ervan zijn hooggespannen. Toch moet er nog wel wat veranderen willen leefstijlvaccins de volksgezondheid daadwerkelijk verbeteren. Huidig onderzoek en beleid vertonen nog manco’s.

Leefstijlvaccins roepen hoge verwachtingen op. Daardoor hebben bedrijven en overheden al veel geld in de innovatie gestoken. Media pikken dat op. Zo kopte Metro op 8 mei 2012: ‘Met één spuitje van het roken af!’ Men vindt het nuttig. De boodschap is: doorgaan met die ontwikkeling. Maar aan de andere kant hoor je kritiek. Die had in april dit jaar de vorm van een ironische prijs voor overbodig onderzoek. De winnaar was the flab jab‘het vetrolletjesvaccin’. Volgens de jury hebben we meer aan vaccins tegen besmettelijke ziektes. Hier is de boodschap: stoppen met die ontwikkeling.

‘Vaccinisering’ is een nieuw fenomeen

De overkoepelende conclusie van mijn proefschrift is dat we met een nieuw fenomeen te maken hebben. Ik noem het vaccinisering. Het betekent dat we met de opkomst van leefstijlvaccins anders gaan kijken naar bijvoorbeeld roken, namelijk als een type probleem dat je met vaccins kunt verhelpen. Leefstijlen en besmettelijke ziektes verschillen erg van elkaar: je kunt niet verslaafd raken aan de mazelen of via de lucht een besmetting met obesitas oplopen. Maar door woorden als ‘epidemie’ en ‘vaccin’ te gebruiken voor beide domeinen, vervagen de grenzen tussen besmetting en welvaartsziektes. Ook dat is vaccinisering.

Vaccinisering heeft twee effecten. Het brengt ten eerste morele verschuivingen teweeg. Door de innovatie lijkt er ineens een andere basis voor morele oordelen. Sommigen zeggen al: als er een vaccin tegen roken komt, zou behandeling verplicht moeten worden. Niet eerder werd een dergelijke dwang voorgesteld om ‘ongezond’ gedrag te veranderen. Bij nicotinepleisters bijvoorbeeld had niemand het over verplicht gebruik. Ten tweede zal vaccinisering het publieke vertrouwen in vaccins en overheidsbeleid onder druk zetten. Zolang mensen namelijk verwachten dat vaccins een wondermiddel zijn, is teleurstelling op alle fronten onvermijdelijk.

‘Softe’ aspecten meenemen in het innovatieproces

Leefstijlvaccins zijn omgeven met hoop, maar ook met ideeën over wat nuttig en overbodig onderzoek is. Het draait om meer dan enkel een vloeistof in een injectienaald. Bijvoorbeeld: houden de ontwikkelaars rekening met wat iemand in de praktijk doet om een leefstijl te veranderen? Hoe past vaccinatie daarin? En welk volksgezondheidsbeleid is nodig? Welke groepen zouden er baat bij moeten hebben? De antwoorden liggen niet voor het grijpen. Je hebt er kennis voor nodig van ethische en sociale kanten, van maatschappelijke context, van normen en waarden.

In mijn promotieonderzoek haalde ik deze ‘softe’ aspecten naar boven. Softe aspecten neemt men steeds vaker al tijdens innovatieprocessen serieus. Ethici, sociale wetenschappers en leken werken dan actief aan de ontwikkeling mee. Maatschappelijk verantwoord innoveren, ofwel responsible research and innovation, is daarvan een voorbeeld. In de Europese Unie is die benadering sterk in opkomst. Doel is technologie en maatschappij beter op elkaar af te stemmen.

Een vaccin om te stoppen met roken

Onder de paraplu van maatschappelijk verantwoord innoveren onderzocht ik leefstijlvaccinatie. Mijn casus was een klinische studie naar een vaccin om te stoppen met roken. De helft van de proefpersonen ontving het nicotinevaccin, de andere helft kreeg injecties met water. De onderzoeksassistenten gaven hun allemaal ook gedragsondersteuning en tabletten die de zin in roken zouden verminderen. De onderzoekers bestudeerden de ‘harde’ aspecten van de innovatie: is het vaccin veilig? Werkt het beter dan een placebo?

De uitkomst was opmerkelijk. Dertig procent van de deelnemers was na een jaar gestopt met roken. Dat percentage overtrof de resultaten van andere stopmiddelen. Echter, mensen die injecties met water hadden gekregen, waren even succesvol als de ontvangers van het vaccin. Het middel werkte dus niet beter dan een placebo.

Sociale processen blijven onzichtbaar

Tijdens het onderzoek gebeurden er echter nog heel andere dingen dan wat het protocol voorschreef. Zo stimuleerden onderzoekers dat assistenten een vertrouwensrelatie opbouwden met de deelnemende rokers. De assistenten maakten er werk van om de deelnemers zo persoonlijk mogelijk te steunen. En de proefpersonen vroegen zelf om aandacht. Roken en stoppen hing sterk samen met levensomstandigheden en hun verhalen daarover wilden ze kwijt. Alle drie de groepen zetten het sociale heel bewust in. Daarmee lukte het stoppen met roken beter, en ook het uitvoeren van de studie.

Hoe belangrijk de sociale processen ook waren om studieresultaten te krijgen, in de rapportages kwamen ze niet voor. Die bevatten, zoals gebruikelijk is in dat type verslaglegging, vooral cijfers en percentages over de ‘harde’ kanten. Softe aspecten zoals de inspanningen van onderzoeksassistenten en deelnemers en het gebruik van niet-wetenschappelijke kennis golden als ruis. Ze werden als het ware weggezuiverd.

Rapporten over klinische studies zijn de dominante informatiebron over nicotinevaccinatie. Softe aspecten blijven in die verslaglegging onbenoemd. Dat houdt in dat ze geen rol spelen in de verdere ontwikkeling van leefstijlvaccins, in wetenschappelijke discussies en in politieke besluitvorming. Terwijl ze dus wel degelijk van invloed zijn. Vanuit het oogpunt van maatschappelijk verantwoord innoveren is dat bijzonder problematisch.

Wat is rechtvaardig volksgezondheidsbeleid?

De ontwikkeling van leefstijlvaccins gaat intussen gewoon door. Laten we er eens van uitgaan dat dit ooit veilige en doeltreffende nicotinevaccins oplevert. Wat zou dan moreel acceptabel volksgezondheidsbeleid zijn?

Een overheid die geen rol opeist en het gebruik aan de markt overlaat? Het geval is dat tachtig procent van de rokers relatief arm is, laagopgeleid en ongezond. En dat een vaccin uiteraard geld kost. Als alleen een kleine groep relatief rijke rokers het gebruikt, zal ook alleen hun gezondheid verbeteren. Dat zet voor de volksgezondheid geen zoden aan de dijk. Rechtvaardig is het evenmin.

Een tweede optie dan: wat als de overheid nicotinevaccinatie aanbeveelt of zelfs vergoedt, overeenkomstig het huidige beleid voor stoppen-met-rokenondersteuning? Dat bevordert de gezondheid, berokkent geen schade en respecteert de vrijheid van rokers. Toch is er een probleem. Tot nu toe heeft die aanpak namelijk meer effect op welvarende dan op armere rokers. Het is niet rechtvaardig om op dezelfde manier door te gaan. Speciaal beleid dan voor die enorme populatie minderbedeelde rokers? Dat kan stigmatisering in de hand werken. Maar zonder speciaal beleid blijven ze een gezondheidsachterstand houden. Conclusie? Deze optie stelt beleidsmakers voor een flink moreel dilemma.

Optie drie kan dat dilemma voorkomen, maar is nogal onorthodox. Deze optie gaat over het ontwikkelen van een totaal ander soort ethiek om zo de gezondheidskloof tussen welvarenden en minderbedeelden te dichten. Filosofische input voor een radicaal andere aanpak biedt bijvoorbeeld Sridhar Venkatapuram in zijn boek Health Justice uit 2011. Het verwezenlijken van gezondheidsrechtvaardigheid als morele waarde is daarbij prioriteit nummer één. Heel iets anders dus dan streven naar een uitgebalanceerde ethische implementatie van een remedie zoals leefstijlvaccinatie. Heel lastig ook. Echter, als beleidsmakers werkelijk iets willen doen aan moreel verwerpelijke gezondheidsachterstanden, kan de nadruk op sociale rechtvaardigheid een nieuw perspectief bieden.

Streven naar maatschappelijk verantwoord innoveren

Tot slot enkele aanbevelingen. Streef bij zoiets ingewikkelds als het veranderen van leefstijl veel gerichter naar maatschappelijk verantwoord innoveren. Dat kan door meer soorten kennis te genereren dan alleen kwantitatieve. Betrek naast technologen ook andere wetenschappers én rokers bij de ontwikkeling en haal de softe aspecten naar boven. Doe vervolgens iets aan de hoge verwachtingen die rondom leefstijlvaccins zweven. Een andere benaming dan ‘vaccin’ zou al helpen. En last but not least: let erop dat ook de minderbedeelden iets aan de innovatie hebben. Dat is rechtvaardig en goed voor het publieke vertrouwen in overheid, wetenschap en technologie.

Anna Wolters is wetenschapssocioloog, kwalitatief onderzoeker en wetenschappelijk dienstverlener. Haar proefschrift is hier te lezen. 

Foto: Sharyn Morrow (Flickr Creative Commons)