Pleidooi voor solidaire ervaring

In Nederland zorgen we met zijn allen voor goed onderwijs, gezondheidszorg en dat mensen met problemen geholpen worden. Dit kan alleen omdat er een beroep kan worden gedaan op burgers die over voldoende middelen beschikken om minder vermogende burgers te ondersteunen: solidariteit dus.

Wel maken we ons zorgen over solidariteit. Het is steeds meer ‘ieder voor zich’ en we vinden dat we minder solidair met elkaar zijn dan 20 à 30 jaar geleden[1]. Ook staat de inrichting van solidariteit ter discussie. Zo is er in de zorg debat over de hoogte van zorgpremie in relatie tot leefstijl, maar ook over de mate waarin de langdurige zorg door de overheid of door naasten moet worden geleverd en betaald. Het voornemen van de huidige regering om in 2014 een sociaal leenstelsel in te voeren, leidde tot vragen over de toegankelijkheid van het onderwijs voor kinderen uit minder welvarende families. En met enige regelmaat voeren we discussie over de reikwijdte van de Europese solidariteit, nu een aantal landen door een diepe economische crisis gaan.

Dat het economisch zware tijden zijn, is ook in Nederland te merken. Het is een stuk lastiger om hulp-, dienst- en zorgverlening via de staat te organiseren en aan een groeiende vraag te voldoen nu economische groei niet meer vanzelfsprekend is. Grote, onvermijdelijke en voortgaande veranderingen in de financiële huishouding van ons land zijn aanstaande. En daarmee verandert onvermijdelijk de solidariteit. Het betekent dat Nederland fundamenteel anders moet omgaan met het idee en de uitwerking van solidariteit, van de herverdeling tussen burgers met en burgers zonder middelen.

Solidariteit als waarde verdween

De wijze waarop het debat over solidariteit gevoerd wordt, verwordt echter al snel tot een gepolariseerde discussie tussen arm en rijk, oud en jong, ziek en gezond. Een discussie die vrijwel altijd uitkomt op de vraag of de overheid solidariteit moet vormgeven of dat mensen dat zelf moeten doen. Ook is de oproep voor méér solidariteit veelal een moreel appel: wees vooral solidair, het is goed voor u! Met zijn advies Rondje voor de publieke zaak. Pleidooi voor de solidaire ervaring pleit de RMO voor een andere route.

Zoals de titel al zegt, staat daarin de solidaire ervaring centraal. Wat bedoelt de Raad daarmee? De indirecte manier waarop de staat solidariteit de afgelopen decennia vormgaf, heeft veel welvaart en zekerheid gebracht. Maar mensen hebben ook afgeleerd om te ervaren wat solidariteit is, om gemeenschappelijke problemen gemeenschappelijk op te lossen. Solidariteit als waarde verdwijnt waar je protocollen en procedures moet volgen, of formulieren moet invullen om je recht te krijgen. Tussen schenker en ontvanger was er zingeving en dankbaarheid. De staat heeft daar een technologische en rationele procedure tegenover gezet. Solidariteit als noemer bleef, maar solidariteit als waarde verdween.

We zijn niet meer gewend over solidariteit te praten

Nu de verzorgingsstaat zich terugtrekt, komt solidariteit als waarde weer aan de oppervlakte te liggen. Met wie moeten we solidair zijn? En met wie niet? En wie is er eigenlijk solidair met mij? Die vragen kunnen we individueel nauwelijks beantwoorden, laat staan collectief. De Babylonische spraakverwarring, nadat het kabinet Rutte II zijn plannen voor de zorgverzekeringspremie ontvouwde is daar een voorbeeld van. Een even chaotisch als ongeïnformeerd debat barstte los. Het toonde vooral aan dat we niet meer gewend zijn om collectief en fundamenteel over solidariteit te praten. Omdat we dat al jarenlang niet meer hebben gedaan. Toch is dat gesprek wel nodig. Immers, de manier waarop de staat solidariteit indirect vormgaf, lijkt onbetaalbaar te worden.

Een belangrijke voorwaarde voor de solidariteit van de toekomst én het gesprek daarover is wat de RMO betreft dat mensen solidariteit zélf ervaren. Dat gaat makkelijker in vormen van directe solidariteit. Op het moment dat mensen gezamenlijke problemen gezamenlijk oplossen, zullen ze belangen van anderen leren kennen en de noodzaak voelen om daar rekening mee te houden. Dat gebeurt juist in alledaagse gebeurtenissen, maatschappelijke organisaties, verenigingen enzovoort. In die civil society maken mensen een vrijwillige, eigen keuze over de bestemming van hun middelen en hun tijd. Dat geeft de solidariteit direct legitimiteit. Mensen besluiten zélf tot hun solidariteit en maken hun eigen afwegingen en keuzes.

Directe solidariteit heeft een eigen dynamiek

Wanneer directe solidariteit een belangrijke rol gaat spelen, heeft dat vanzelfsprekend ook zijn eigen dynamiek. De valkuil is te denken dat de samenleving solidariteit op eenzelfde manier organiseert als de overheid. Overheid en samenleving zullen solidariteit altijd verschillend definiëren en invullen. Waar de overheid uitgaat van gelijke toedeling bij gelijke gevallen, is er bij de samenleving immers sprake van een gunst voor een zelfgekozen doelgroep. Het zal onvermijdelijk nieuwe en andere vormen van in- en uitsluiting tot gevolg hebben. Dit betekent echter niet dat directe solidariteit een ‘tweede keus’ is of minderwaardig is ten opzichte van indirecte solidariteit. Het heeft wel een eigen dynamiek, met positieve én negatieve effecten.

Bovendien: directe solidariteit is voor mensen niet perse makkelijker. Krantenkoppen als ‘wie wil zich nu laten douchen door de buurman’ laten dat zien. Maar wanneer mensen solidariteit zelf vormgeven, komen zij wel zelf voor de vragen te staan hoe solidariteit te organiseren, met wie solidair te zijn en onder welke voorwaarden. Mensen zullen zelf de complexiteit ervaren. Een resultaat daarvan kan ook heel goed een herwaardering van statelijke voorzieningen van solidariteit zijn.

Uiteindelijk gaat het er om dat we opnieuw leren wat solidariteit is. Jarenlang was dat van minder belang. Wanneer de overheid zich terugtrekt, kunnen we niet zonder directe solidariteit. Maar solidariteit is niet iets dat je op school of vanuit boeken krijgt aangeleerd. Je moet de waarde ervan aan den lijve ondervinden. Door gezamenlijk gezamenlijke problemen op te lossen. Dat zal met horten en stoten gaan. Met diversiteit en onzekerheid. Maar ook met meer commitment en betrokkenheid.  De winst? Het besef dat solidariteit geen product of recht is, maar een waarde die niet zonder maatschappelijk onderhoud kan.

Bart Drenth, Lucas Meijs, Albert Jan Kruiter en Lotte van Vliet zijn auteurs van het advies Rondje voor de publieke zaak. Pleidooi voor de solidaire ervaring dat de RMO op 28 mei 2013 publiceerde. Het advies is te downloaden op de website van de RMO.

 


[1] Onderzoek Samen!- en met de overheid: de publieke opinie over solidariteit. Te downloaden op http://adviesorgaan-rmo.nl/Publicaties/Adviezen/Rondje_voor_de_publieke_zaak_mei_2013

Dit artikel is 2652 keer bekeken.

Reacties op dit artikel (2)

  1. Mensen solidariteit zelf laten ervaren is een mooie gedachte. Ik denk dat dat ook goed zal werken. Daar gaat alleen nog wel wat aan vooraf lijkt me: hoe krijgen we burgers zover dat ze anderen buiten hun eigen vertrouwde netwerk ontmoeten om vervolgens te ervaren wat solidariteit is? In kerken vertel ik het volgende verhaaltje (mogelijk ook van toepassing op andere levensbeschouwelijke organisaties): in de kerk hebben we drie B’s te verdelen: gerichtheid op Boven (Bron vd eigen overtuigingen), op Binnen de groep en op Buiten de eigen groep. Wanneer een kerk iets wil betekenen voor kwetsbare mensen buiten de eigen groep raad ik ze aan geen mensen uit te nodigen in de eigen groep, maar zich te laten uitnodigen, bijvoorbeeld door maatje te worden en daarmee het netwerk van iemand te versterken. Zodra maatjescontact (in allerlei varianten) plaatsvindt gaan mensen ervaren hoe groot de nood eigenlijk is bij hun medeburgers. Er is immers een schreeuwend tekort aan aandacht bij mensen.

  2. Wat me opvalt is dat het advies steeds alleen de betaler in beeld houdt. De betaler van de verzorgingsstaat moet overtuigd worden van het welbegrepen eigenbelang om de solidariteit te behouden. Daar ben ik het mee eens. Maar het zal niet helpen!

    In het advies mis ik het begrip wederkerigheid, terwijl ik denk dat (de indruk van) ontbrekende wederkerigheid de solidariteit uitholt. Ik snap dan ook niet dat de schrijvers niet verder komen dan “Met een simpel moreel appel van de overheid tot wederkerigheid of tot ‘een behoud van solidariteit” komen we er niet. Daar had ik meer uitdieping verwacht.

Geef een antwoord

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd.