RECENSIE Opvoedingsdilemma’s: insluiting en uitsluiting in het Deense onderwijs

Sinds de jaren ‘60 kent Denemarken kwalitatief hoge voorzieningen voor kinderen, tot in alle uithoeken van het land. Denen vinden de zorg voor kinderen te belangrijk om aan ouders over te laten en geven ook de overheid een pedagogische verantwoordelijkheid. Nederlanders kijken vaak jaloers naar de professioneel opgezette Deense arrangementen. Maar ook de Deense verzorgingsstaat kent problemen.

Het boek Children of the Welfare State: Civilising Practices in Schools, Childcare and Families (Gilliam & Gulløv eds. 2017) gaat over de gevolgen van het van jongs af aan opgroeien in collectieve voorzieningen voor kinderopvang en onderwijs. Wat betekent dat voor  de persoonlijkheidsvorming van kinderen en hun sociale relaties? In Children of the Welfare State wordt daarvan verslag gedaan. De onderzoekers gingen etnografisch te werk. Ze observeerden in verschillende situaties, ze interviewden kinderen en jongeren, ouders en professionals, in de kinderopvang en op school. Ze maakten vergelijkingen tussen idealen en praktijken in de klas. In het boek staan levendige en gedetailleerde beschrijvingen van hun ervaringen, met veel citaten uit de conversaties die ze hebben waargenomen.

Civilisatietheorie

De onderzoekers werken vanuit de traditie van de sociologie/antropologie van de kindertijd, en ze laten zich inspireren door Michel Foucault, Pierre Bourdieu en vooral door Norbert Elias. Diens civilisatietheorie maakt duidelijk dat opvoedingsgedrag de machtsverhoudingen in een samenleving niet alleen weerspiegelt, maar ook creëert.  Om die reden geven de onderzoekers de voorkeur aan het begrip 'civilisatie' boven 'socialisatie'.

Opvoeders streven ernaar om de persoonlijkheid en emotiehuishouding van kinderen zodanig vorm te geven dat deze correspondeert met de sociale structuur van de gemeenschap waarin ze leven. Tegelijkertijd dragen opvoeding en onderwijs bij aan de vorming van hiërarchieën tussen sociale groepen. Op deze manier maakt de ontwikkeling van kinderen deel uit van een omvattend beschavingsoffensief, waarin jong en oud in wisselende rollen meespelen.

Idealen en praktijken

In alle kinderinstellingen in Denemarken, van kinderopvang tot voortgezet onderwijs, troffen de onderzoekers grosso modo dezelfde idealen en praktijken aan. De opvoeders hadden een bepaald type 'beschaafde' kinderen als model voor ogen.

Hoe ziet dat mensbeeld eruit en hoe proberen opvoeders dat in alledaagse interacties te bereiken? Een belangrijk en overkoepelend ideaal is dat kinderen een uitgebalanceerde persoonlijkheid zouden moeten ontwikkelen. Ieder kind is uniek en heeft het recht om als zodanig geaccepteerd en gewaardeerd te worden. Ieder van hen moet eigen talenten, een eigen persoonlijkheid en een eigen individualiteit ontwikkelen.

'Beschaafde' kinderen

De kinderen moeten met hun emoties leren omgaan en ze moeten zich ontwikkelen tot sociale wezens. Ze moeten ruzies rustig uitpraten, sensitief zijn en niemand uitsluiten. Ze moeten als individu aanwezig zijn, maar mogen daarbij niet te veel ruimte innemen en zich dus bewust zijn van andermans fysieke en psychische grenzen. Ze moeten hun gevoel en gedrag leren afstemmen op hoe het hoort, zonder dat dit ten koste gaat van hun eigen individualiteit. Ze moeten 'goede leerlingen', 'goede burgers', 'goede mensen' worden. Grensoverschrijdend gedrag wordt als 'onbeschaafd' beschouwd en behandeld.

Opvoeders zijn de hele dag bezig om kinderen deze idealen aan te leren, terloops en in groepsdiscussies en rolspelletjes. Daar leren kinderen waarden zoals 'eerlijkheid' 'tolerantie', 'democratie', 'vrijheid van meningsuiting'. Zelfs voor kleine baby's is spelen meer dan spel. Van jongs af aan leren ze hoe ze 'op een goede manier' met anderen kunnen omgaan, en hoe ze contact met andere kinderen kunnen maken.

'Beschaafde' gemeenschappen

De verschillende opvoeders zien het niet alleen als hun taak om individuele kinderen te 'beschaven', maar ook om schoolklassen om te smeden tot 'beschaafde' gemeenschappen. Die zien ze als bouwstenen in de constructie van een 'beschaafde' Deense samenleving, waar iedereen zich thuis voelt en waar niemand wordt buitengesloten. Hoe ouder de kinderen worden, hoe breder de kring met wie ze zich leren te identificeren. Eerst alleen met hun eigen klas, later met Denemarken als natie, of met nog bredere netwerken, zoals de vrije wereld, de Christenen, de westerse wereld. Zo wordt een hiërarchische morele kaart van de wereld uitgewerkt, met steeds verfijndere 'beschavingsidealen'.

Insluiting en uitsluiting

Kinderen 'goed' gedrag aanleren is op zich al een hele opgave, maar voor opvoeders die vast willen houden aan egalitaire 'beschavingsidealen' is het  extra moeilijk om met weerstand om te gaan. Autoritair gedrag en het gebruik van geweld zijn aan de opvoeders niet toegestaan. Hun opvoedingsideaal schrijft hen voor dat ze rekening moeten houden met de gevoelens van kinderen en respect moeten hebben voor hun persoonlijkheid.

Vooral in klassen waarin veel kinderen met een buitenlandse achtergrond zitten kost het leerkrachten vaak moeite om hen zover te krijgen dat zij zich houden aan de schoolse normen. In de omgang met deze kinderen schieten de Deense leerkrachten soms uit hun slof. En daarmee houden ze zich niet aan hun eigen 'beschaafde' standaarden. Achteraf voelen ze zich daar beschaamd over. Ze verdedigen zich door te zeggen dat de aandacht die deze 'lastpakken' van hen vragen ten koste van andere kinderen gaat.

Etnische scheidslijnen

Maar deze rationele argumenten zijn niet het hele verhaal. Beschavingsnormen' komen voort uit de figuraties die mensen met elkaar vormen, zo stellen de auteurs in het voetspoor van Norbert Elias. De machtsrelaties die in die figuraties van kracht zijn corresponderen met de  hiërarchie in de schoolklassen. In gemengde klassen loopt de scheiding tussen 'de goeden' en 'de slechten' langs etnische lijnen. De kinderen met een Deense achtergrond worden in de klasse-interacties als 'de gevestigden' gezien, de jongens met een migranten- of Moslim-achtergrond als 'de buitenstaanders'. De migrantenmeisjes nemen een middenpositie in.

Het is tragisch om te zien hoe de verwachtingen van de leerkrachten blijken te werken als self-fulfilling prophecies. Een negatieve kijk op de moeilijke kinderen heeft een negatieve weerslag op hun schoolresultaten, gedrag en identificaties. De lastige jongens ervaren kritiek als stigmatiserend, ze verschansen zich in een tegencultuur, ze zijn trots op hun dwarse gedrag en ze identificeren zich met andere lastige kinderen. Van hen krijgen ze de erkenning waarnaar ze verlangen, en daaraan ontlenen ze hun eergevoelens.

Beschavingsparadox

Hier maakt het onderzoek zichtbaar wat de auteurs met een verhelderende term 'de beschavingsparadox' noemen: 'beschaving' houdt insluiting in, maar werkt tegelijkertijd als distinctiemiddel. De opvoeders proberen 'onbeschaafde' kinderen te 'beschaven' en ze op die manier te integreren, maar ze slagen daar slechts ten dele in. Onbedoeld stigmatiseren ze buitenstaanders en sluiten ze hen uit.  Het is de verdienste van dit boek dat de auteurs laten zien hoe de drieslag 'beschaving-integratie-distinctie' in het klaslokaal van de 21e eeuw werkt.

De hier besproken 'beschavingsstandaarden' zijn typisch voor Denemarken in de laatste decennia van de 20e en de eerste decennia van de 21e eeuw. In deze periode is Denemarken sterk veranderd. De samenleving is meer op de wereld betrokken geraakt: de wedijver op mondiale schaal is toegenomen, er is polarisatie, immigratie, terreur. Deze verschijnselen maken mensen angstiger en hun vertrouwen in andermans geciviliseerde gedrag neemt af. In samenhang daarmee is sprake van formalisering van omgangsvormen en van intensivering van de externe controle op gedrag. Die ontwikkelingen gaan samen met een groeiend nationalisme en met een inkrimping van de identificatienetwerken.

Verschuivingen

De onderzoekers merken op dat de politieke verschuivingen in het land ook invloed hebben op de complexe relatie tussen volwassenen en kinderen. Hun verhouding blijft weliswaar informeel van karakter, maar de eisen die op school aan kinderen worden gesteld zijn hoger geworden. Het onderwijs wordt meer gestructureerd en gestandaardiseerd, aan schoolprestaties wordt meer waarde gehecht en deze worden vaker gemeten. In het curriculum krijgen academische vaardigheden als taal en rekenen meer ruimte, net als de geschiedenis en cultuur van Denemarken. Het klinkt allemaal heel bekend.

In de schoolklas zijn de dilemma's van 'beschaving' en distinctie, van insluiting en uitsluiting de laatste tijd groter geworden. De 'beschavingsparadox' krijgt daardoor een grimmiger karakter. Dat dit alles zich afspeelt in een samenleving waarin de sociale ongelijkheid steeds groter wordt, lijkt erop te wijzen dat er meer aan de hand is dan een korte fluctuatie in het civilisatieproces.

Rineke van Daalen en Ali de Regt zijn beiden socioloog. Ze hebben gewerkt op de Afdeling Sociologie van de Universiteit van Amsterdam.

Children of the Welfare State: Civilising Practices in Schools, Childcare and Families London: Pluto Press, 2016, £22 pbk, ISBN: 9780745336046

Foto: Penn State (Flickr Creative Commons)