Het is weer zomer, voor velen een fijne tijd van strand en zwemmen, luchtige kleding, zwembroek, bikini of badpak. Dus meer dan ooit een confrontatie met je lichaam, of liever gezegd: met wat anderen ervan vinden. Je bekijkt je lijf door het oog van de samenleving en die is genadeloos voor dikkere mensen. Probeer dan nog maar eens ontspannen te genieten.
Waar andere vormen van discriminatie steeds harder en openlijker worden aangepakt en bestreden, zit afkeer van dikheid nog stevig in onze cultuur ingebakken, het is zelfs niet verboden. Onder het mom van bezorgdheid voor de gezondheid van de dikkerd, of anders wel uit bezorgdheid en verontwaardiging over de enorme zorgkosten die de ‘obesitasepidemie’ met zich mee zou brengen, krijgen dikke mensen, met name vrouwen, dagelijks te maken met nare opmerkingen of zelfs intense haat en fysieke agressie.
Verhitte discussies en dikke denkfouten
In NRC-Handelsblad ontmoeten twee vrouwen elkaar, die daarvoor op Twitter ruzie hadden over dikheid. Asha ten Broeke (BMI 40+), wetenschapsjournaliste, columniste en coauteur van het boek Eet Mij (over het nut van diëten en de rol van marketing en de voedselomgeving) strijdt tegen het stigmatiseren en discrimineren van dikke mensen en vóór het normaliseren van dik-zijn. ‘Dik zijn is neutraal, net zoals dun, lang of kort’, aldus Ten Broeke.
Ze praat met cardiologe Janneke Wittekoek (BMI 24), die overgewicht hoe dan ook wil terugdringen: overgewicht aanvaarden vindt zij geen goede geneeskunde, omdat volgens haar gewichtsreductie kan helpen bij het verlichten van klachten. Het liefst wil zij met bussen de wijk in, om overgewicht bij jonge kinderen al vroeg op te sporen en te bestrijden. Ten Broeke pleit juist voor een zo gezond mogelijke omgeving en het zo min mogelijk individualiseren van overgewicht. Het gevaar van stigma ligt immers op de loer.
Het interview leidde op Twitter tot verhitte discussies, waarbij mensen zich ingroeven in hun eigen gelijk. De meeste van hun argumenten bevatten denkfouten, die alleen maar bijdragen aan stigmatisering. Hoe kan het dat deze opvattingen zo hardnekkig en algemeen aanvaard zijn? Waar komt die vethaat toch vandaan? Waarom accepteren we dat dikke mensen zo slecht behandeld worden? Een poging tot analyse aan de hand van de meest gemaakte denkfouten.
- Elk pondje gaat door het mondje
De suggestie is eenvoudig: als mensen maar echt weinig eten, zullen ze slank zijn. Dunne mensen laten dus zien dat ze gezond leven en dikheid is in deze visie een gebrek aan discipline, een bewijs van gemakzucht of pure onwil. Maar zo simpel is het niet. Als twee mensen exact hetzelfde eten zal de een aankomen en de ander niet, zelfs als de een juist wel, en de ander nauwelijks beweegt. De suggestie is dat een dik persoon veel en ongezond eet, maar dat kun je dus niet weten. De dunnere persoon kan wel veel ongezonder leven. Toch denkt de dunnere op basis van het eigen eetgedrag dat de dikkere dan wel héél veel moet vreten.
Lichamen zijn verschillend en veel minder maakbaar dan we willen geloven. Hoe groot, klein, dik of dun je wordt is voornamelijk ingegeven door genen. We zijn vergeten hoe verschillend mensen zijn. Ook op heel oude foto’s, van ruim voor de fastfoodsamenleving, zie je lange, korte, dikke en dunne mensen, zie je volksvrouwen met brede boezems en forse armen. Onze lichamen zijn gemaakt om met tijden van honger om te gaan, om te overleven. In tijden van welvaart worden ze dikker, maar niet allemaal in gelijke mate.
- Als je maar echt wil, kun je afvallen
Geen geloof in onze samenleving is zo sterk als het geloof in de maakbaarheid van het lichaam. Maar diëten werken niet. Zoals Ten Broeke in het interview aandraagt: 95 tot 98 procent van de pogingen om af te vallen mislukt, waarbij mensen vervolgens meestal dikker worden dan vóór de dieetpoging. Dat betekent niet dat iemand geen wilskracht heeft, maar dat wilskracht domweg niet genoeg is. Dat het lichaam harder terugvecht: je hongerhormoon gaat omhoog, je verbranding omlaag, en dat effect is zeer langdurig. Dus je verliest het gevecht. Sterker nog, dat gevecht wordt met elk dieet dat je volgt alleen maar ongelijker.
Als diëten zouden werken dan zou de dieetindustrie geen miljarden verdienen. Overigens pleitte dezelfde industrie destijds voor het verlagen van BMI standaard voor gezond gewicht (van 27 naar 25). Daarnaast is uit wetenschappelijke studies allang duidelijk dat BMI als maatstaf zwaar omstreden is en zelfs geworteld is in racisme. Er is in ieder geval geen aantoonbaar eenduidig verband tussen gewicht en ziekte, dat wil zeggen dat een dik persoon gezonder kan zijn dan een dun persoon.
Hoewel dit allang bekend is, blijven artsen en beleid gericht op gewichtsverlies. De nieuwe hoop is gevestigd op de Gecombineerde Leefstijlinterventie: geen crashdieet maar langdurig streven naar een gezonde leefstijl. Helaas blijkt uit metastudies dat ook deze interventie niet werkt.
- Dik zijn heb je aan jezelf te danken
De term leefstijl veronderstelt dat we ons leefpatroon zelf kiezen en bewust sturen, maar dat is een mythe. Onze voedselomgeving is ronduit obesogeen (dikmakend), er gaan miljarden om in marketing om ons zoveel mogelijk te verleiden. Per dag maken we maar liefst tweehonderd voedselkeuzes, waarvan vijfentachtig procent onbewust. Het is een mythe dat we met bewuste keuzes tegen deze verleidingen op kunnen. Bij dikkere mensen wordt vaak geconcludeerd dat zij de verkeerde keuzes maken. Dat is lang niet altijd waar, maar zelfs als er een relatie is met ongezond eten, is ongezond zijn geen keuze.
Gezond eten is steevast ingewikkeld, tijdrovend en duur. Mensen met een betere sociale positie hebben de banen, het inkomen en de sociale omgeving en vaak zelfs de genen die ze steunen (en belonen) bij bewegen en gezond eten. Voor mensen met weinig geld leiden stress en armoede tot ongezondere keuzes. Je kunt tegen de stroom in zwemmen, maar alleen tijdelijk. Juist als je het moeilijk hebt (slaapgebrek, stress) bezwijk je voor verleidingen. Je lichaam eist het en dan bepalen je genen in hoeverre dit zichtbaar is.
- Dik zijn is ongezond
Veel commentaar op dikke mensen wordt gebracht als bezorgdheid om hun gezondheid. Dat lijkt attent, maar logisch is het niet. Rokers en drinkers krijgen immers veel minder opmerkingen. Dunne mensen die fastfood of taart zitten te eten krijgen nooit opmerkingen, terwijl dat even ongezond is. En het is niet altijd even duidelijk in welk opzicht gewicht een probleem is. Zoals gezegd heb je gezondere dikke mensen en ongezondere dunne mensen. Daarbij kunnen bepalende factoren als opgroeien in armoede, stress, trauma’s en ziekte de onderliggende ziekmaker zijn, of de onderliggende dikmaker, zoals in het geval van antidepressiva en andere medicijnen. Uit onderzoek blijkt ook dat chronisch diëten (wat veel dikke mensen doen) kan leiden tot hart- of herseninfarcten. Niet de dikheid, maar juist het lijnen zorgt hier voor risico’s.
Dik zijn kent in ieder geval een flink aantal ongezonde kanten. Dikkerds worden voortdurend aangesproken op hun veronderstelde ongezondheid, meestal in een vorm van pesten: schelden, uitlachen, nare opmerkingen, soms zelfs een duw. Dit heeft niets met bezorgdheid te maken en alles met sociale uitsluiting. Dit pesten is enorm schadelijk. Het kan bijdragen aan (meer) overgewicht door het volgen van crashdiëten, het juist niet meer buiten durven of niet meer willen sporten, wandelen of zwemmen. Als vethaat echt zou helpen tegen overgewicht, was nu iedereen dun.
Ook bij de dokter krijgen dikke mensen te maken met gewichtsdiscriminatie. Ze krijgen van artsen en zorgpersoneel niet de juiste behandeling of gaan zorg mijden uit angst weggestuurd te worden met een dieet, zoals het project Dik bij de dokter laat zien. Ten Broeke werd met een serieuze aandoening tot vijf keer toe door de arts weggestuurd om eerst maar eens te gaan afvallen. Totdat ze een arts bereid vond om haar te onderzoeken zoals hij bij een dun iemand zou doen.
Andere ongezonde kanten van onze preoccupatie met dunheid zijn bijvoorbeeld de juichkreten van mensen die ziek waren en wat kilo’s kwijt zijn (die ze altijd weer terug krijgen). Of niet willen stoppen met roken uit angst om dikker te worden. Denk ook aan het gevaar van diëten zelf – het jojo-effect – en aan zeer jonge kinderen die al op dieet gaan en een ongezonde relatie met hun lichaam en gezondheid ontwikkelen. Dit zijn zaken waar we het zeker over moeten hebben, omdat we hier wél invloed op hebben. Mensen die begaan zijn met gezondheid, moeten juist strijden tegen dieetcultuur en vethaat.
- Dik zijn is duur
Met dit argument doen mensen net alsof zij persoonlijk moeten betalen voor de ziektekosten van de ander. Op collectief niveau is het zeker zo dat burgers moeten opdraaien voor de kosten en schade die de industrieën veroorzaken, of het nu gaat om vervuiling, klimaatschade of de gevolgen van de voedingsindustrie. Maar in feite kun je stellen dat juist de meest kwetsbare mensen de hoogste prijs betalen: door armoede (uitbuiting in slechtbetaalde en ongezonde banen), door een ongezonde leefomgeving, door een leven van stress en schaarste, door het inleveren van gezonde levensjaren.
Armoede zelf is duur, maar nog steeds gaat preventiegeld naar allerlei bewustwordingscampagnes (dus naar campagnebureaus) en niet naar armoedebestrijding in wijken, niet naar gezonde maaltijden op scholen, niet naar het inrichten van de openbare ruimte zodat spelen en bewegen in de frisse lucht voor iedereen toegankelijk is.
- Dikke mensen houden de ic bezet
Wat je in feite zegt is dat kwetsbare mensen de ic bezet houden. We weten al dat veel dikke mensen worstelen met geestelijke en lichamelijke gezondheid en dus extra kwetsbaar zijn. Maar wat we in dit argument vooral kunnen lezen is hoe aanvaardbaar het is om dikke mensen de nodige zorg en empathie te ontzeggen.
- Accepteren is het goedpraten van obesitas
We hebben gezien dat juist vethaat veel schade aanricht. Willen we de ‘obesitasepidemie’ juist adresseren, dan is het nodig om eerst te kijken wat precies het probleem is. En dat is niet dikheid, maar de inrichting van onze samenleving. We moeten onze pijlen niet richten op de kwetsbaarste mensen, maar op de veroorzakers van ongezondheid: armoede, buitensluiting, de voedingsindustrie en de ongezonde inrichting van de leefomgeving.
Bovendien, we moeten dikke lichamen écht goedpraten. Ten eerste omdat de argumenten van gezondheid en maakbaarheid ongeldig zijn, ten tweede omdat mensen gewoon verschillend zijn: dik, dun, jong, oud, ziek of gezond. Dit is de basis voor een samenleving gebaseerd op menselijke waarden als respect en gelijkwaardigheid. Wat we niét moeten goedpraten is hoe dikke mensen behandeld worden. Door artsen, door vrijwel iedereen in de omgeving die zich een mening permitteert. We moeten blijven vechten voor menselijke waardigheid. Dat is ieders grondrecht.
- Ja maar, de obesitasdiscussie moet gevoerd worden
Cardioloog Wittekoek zegt op Twitter: ‘Iedere dokter die niet actief werkt aan het bespreekbaar maken, behandelen en bestrijden van (ernstig) overgewicht, doet de patiënt in kwestie ernstig tekort.’ Dat klinkt heel betrokken en bezorgd, maar is in feite een ontkenning van de werkelijkheid. Zelfs Wittekoek moest vaststellen dat ruim tachtig procent van haar patiënten haar adviezen niet kon volhouden. Dan moet je als arts toch begrijpen dat je tegen de verkeerde boom staat te blaffen.
Natuurlijk kan een voedingsadvies of hulp bij bewegen een goed idee zijn, maar alleen vanuit respect en met oog voor de realistische mogelijkheden. Een arts die strijdt tegen een vermeend moreel tekort bij de patiënt, doet de patiënt in kwestie ernstig tekort en richt schade aan. De obesitasdiscussie zou moeten gaan over het inrichten van een gezonde samenleving, zonder stigma.
Waar komt die vethaat toch vandaan?
Terwijl onze denkbeelden over oorzaken en schuld niet wetenschappelijk houdbaar zijn, zijn ze dat moreel al helemaal niet. Waarom is vethaat dan zo wijdverbreid? Wellicht omdat dikke mensen ons ermee confronteren dat ons wereldbeeld niet klopt. Een neoliberale samenleving gaat uit van gelijke kansen en individuele verantwoordelijkheid. Dikke mensen laten zien dat we geen gelijke kansen hebben, dat er zoiets bestaat als intergenerationele overdracht van genen en armoede en dat ziekte en pech niet maakbaar zijn. Dat schuurt. Ongelijkheid vraagt om rechtvaardiging (let op die volgorde). De reflex om op keuze en eigen schuld te wijzen is een manier om met deze cognitieve dissonantie om te gaan. Dikke mensen roepen ongemak op, dat moet dus bestreden worden door dikke mensen zélf te bestrijden. Daarom wordt er met zoveel haat gereageerd op verklaringen van dikke mensen dat zij van zichzelf houden.
Deze vethaat versterkt zichzelf, want toegeven dat je het mis hebt kan leiden tot gezichtsverlies, verlies van steun uit je omgeving, of een besef van het onrecht dat je een ander hebt aangedaan of wat jou is aangedaan. Of wellicht helpt vethaat bij je eigen strijd tegen de verleidingen: als je maar hard genoeg bent voor jezelf en anderen blijf je (of word je misschien ooit) dun. Op deze manier functioneert vethaat als een vorm van individuele regulering van collectieve problemen. Wellicht blijven de dunnerds er dun bij, maar de dikkerds helpt het niet, integendeel.
Mensen moeten hoe dan ook bestaansrecht hebben
Het is geen toeval dat er een sterke samenhang is tussen vethaat, seksisme, racisme en klassisme (neerkijken op mensen uit een lagere sociale klasse). Systemen van onderdrukking komen vaak bij elkaar. Vrouwen, mensen uit de onderklasse en mensen van kleur hebben meer te maken met vethaat en sociale uitsluiting. De huidige opvattingen van gezond gewicht legitimeren dat mensen met een heel specifiek lichaamstype de beste plekken krijgen in de samenleving, de beste zorg, de beste betaling en het mooist worden gevonden. Dat succes wordt aan henzelf geweten, maar in feite is er een strenge selectie op basis van genen, sociale klasse, kleur en sekse.
Het is precies deze discussie die gevoerd moet worden: waarom accepteren we die ongelijkheid? Waarom is het recht op gelijke behandeling (onder Artikel 1 van de Grondwet) nog niet van toepassing op lichaamsvormen? Het idealiseren van bepaalde genen en lichaamsvormen is in wezen de kern van fascisme en daarmee een gevaar voor ons allemaal. Mensen zouden hoe dan ook bestaansrecht (recht op fatsoenlijke behandeling en respect, het recht om zich gelukkig te voelen) moeten hebben. Een ander kan niet bepalen of jij mag bestaan, of onder welke voorwaarden. Of zoals Ten Broeke het zegt aan het eind van haar gesprek met Wittekoek: ‘Ik ben aan niemand verplicht dun te zijn, zelfs niet gezond te zijn.’
Ik wens ieder een mooie zomerse augustus in zwembroek, badpak, bi- of boerkini, zonder schuldgevoel, schaamte of opmerkingen.
Mieke van Stigt is pedagoog en socioloog.
Foto: World Obesity Federation