Van Volendam tot Vinkeveen: de electorale geografie van de PVV

Het rechts-populisme heeft zich gevestigd als factor in de Nederlandse en buitenlandse politiek. Daarmee is ook de geografie van het stemgedrag veranderd. Een blik op de kaart geeft ons inzicht in de kiezersschare van de PVV.

De veelkleurige verkiezingskaarten weerspiegelen een land in verandering. Nieuwe scheidslijnen tekenen zich af rond thema’s als globalisering en multiculturalisme en hangen vaak samen met opleidingsniveau en levensstijl. Deze breuklijnen doorsnijden oude religieuze en sociaal-economische tegenstellingen en splijten daarmee de traditionele volkspartijen.

Tegelijkertijd verscherpen zich de ruimtelijke tegenstellingen door demografische, economische en sociale veranderingen. Regio’s verschieten van politieke kleur. Terwijl de VVD De Bilt verliest aan D66 en Hellevoetsluis aan de PVV, gaat PvdA-bolwerk Amsterdam ook voor D66 en verkiest Pekela het populisme. Via landelijke kiezersonderzoeken kennen we een profiel van de PVV-kiezer en de verkiezingskaart vormt in zekere mate de weerspiegeling hiervan. Toch is er ook een andere factor: geografie doet ertoe.

pvv-aanhang-tk2012

Aanhang PVV per gemeente bij de Tweede Kamerverkiezingen in 2012.

Een ‘fantoomgrens’ tussen Noord en Zuid

Opvallend is de waterscheiding tussen Noord- en Zuid-Nederland die samenvalt met oude breuklijnen uit de Tachtigjarige Oorlog. Het is een ‘fantoomgrens’, een oude grens die er formeel niet meer toe doet maar nog wel degelijk een rol speelt in de huidige politiek-culturele oriëntatie. Ten zuiden van deze grens wordt vaker gestemd op partijen met een populistisch karakter. Wanneer men de scores van PVV, SP en 50PLUS op elkaar legt, komt precies het patroon van de oude katholieke KVP naar boven.

Voor de SP geldt dit nog wat sterker dan voor de PVV, die het ook goed doet in het protestantse deel van het rivierengebied. Dezelfde oude breuklijn valt ook op als we kijken naar de opkomstpercentages, die in het zuiden lager liggen, en de mate waarin kiezers van partij switchen, wat in het zuiden vaker gebeurt. De oude fantoomgrens is ook in het fysieke landschap zichtbaar door rolluiken, kapelletjes en vaak wat kleinere ramen.

Lange tijd waren de zuidelijke ‘generaliteitslanden’ ondergeschikt aan het koninkrijk en waren katholieken tweederangsburgers. Inmiddels is de achterstand ingehaald, maar oude sentimenten lijken nog altijd een rol te spelen. Daarnaast is het gebied pas later en sneller ontkerkelijkt dan het noorden. Nog maar enkele decennia terug gaf de pastoor een dwingend stemadvies en stemde het zuiden in overweldigende mate op de KVP. Kiezers zijn pas vrij recent gaan uitwaaieren en dit maakt ze gevoeliger voor politieke nieuwkomers, waarbij politici uit de eigen regio, zoals Geert Wilders, een voorkeur genieten. De snelle ontkerkelijking en het verval van het daaromheen georganiseerde leven versterkt mogelijk ook de zoektocht naar nieuwe helden en verbanden.

kvp-versus-pvvsp50

Gemeenten waar de KVP in 1963 een absolute meerderheid behaalde en de opgetelde scores van PVV, SP en 50PLUS in 2012.

Waar de PVV maar beperkt doordringt

Dat identiteit en sociale samenhang een belangrijke rol lijken te spelen bij het stemgedrag komt naar voren bij een vergelijking tussen het ‘wispelturige’ zuiden en grote delen van het noorden en oosten van Nederland. Ondanks een laagopgeleide bevolking en een relatief laag inkomen, zien we hier een opmerkelijke mate van stabiliteit, met hoge opkomsten, weinig schommelingen tussen verkiezingsuitslagen en weinig stemmen voor de PVV.

Bij het referendum over het EU-verdrag met Oekraïne stemde deze zone weliswaar tegen, maar in veel mindere mate dan elders in het land. Opvallend zijn de hoge scores in dit gebied als het gaat om sociaal vertrouwen en het aantal mensen dat vrijwilligerswerk doet. Een groot deel van deze regio is van oudsher protestants en/of vrijzinnig georiënteerd.

Er lijken twee ‘assen’ te zijn in het land waar de PVV maar beperkt doordringt: een sociaal sterke as die vanuit het Groene Hart met een boog naar Friesland loopt, en een hoogopgeleide as van studentensteden en omringende welvarende gemeenten van Alkmaar naar Nijmegen. De maatschappelijke veranderingen van de afgelopen decennia hebben hier mogelijk positiever uitgepakt, of men weet er beter mee om te gaan. Daartegenover lijkt het populisme goed te gedijen in regio’s waar grote veranderingen hebben plaatsgevonden en identiteiten minder duidelijk zijn: veenontginningen, gebieden met moeizame relaties met de natiestaat, daar waar ontkerkelijking of snelle verkleuring plaatsvindt en waar grote nieuwbouwwijken kwamen die al snel verloederden.

Economische geografie: veen, steenfabriek en timmerlui

Naast historisch-religieuze patronen weerspiegelt de PVV-kaart ook een economische geografie. Een hele reeks haven- en industriegebieden die onder druk staan, laat hoge PVV- en SP-scores zien, zoals Delfzijl, Almelo, Tiel, Oss, Helmond, de Limburgse Mijnstreek, Roosendaal, Bergen op Zoom, Vlissingen, Dordrecht, de Rotterdamse regio en de gemeenten rond het Noordzeekanaal. En ook kleinere plaatsen in het rivierengebied die leunden op steenfabrieken en scheepswerven.

Verder toont de PVV-geografie een gebied van distributiecentra, transportassen en kleine bedrijven. Vooral bouwvakkersdorpen als Volendam, Sint-Willebrord en Kerkdriel springen eruit. De visserij lijkt ook een belangrijke doelgroep, gezien de scores in plaatsen als Scheveningen, Katwijk, Den Helder, IJmuiden, Volendam en Yerseke. Dit geldt ook voor Urk, weliswaar met een lager percentage dan het landelijk gemiddelde, maar toch opmerkelijk aangezien seculiere partijen hier eerder nooit doorbraken. Men is hier wars van Europese regels en in havens hangen borden met ‘Stop de groene leugen’. Opvallend is ook de steun in kale akkerbouwgebieden en in regio’s met tuinbouw waar vaak veel Oost-Europeanen werken. Verder vallen sommige dorpen op waar asielzoekerscentra tot opschudding hebben geleid, zoals Zwaagwesteinde en Ter Apel.

Een van de meest scherpe tegenstellingen qua stemgedrag is te vinden in het uiterste noordoosten. In Groningen, Drenthe en een stukje Overijssel volgt de PVV-aanhang vrijwel de grens tussen zandgrond en voormalig hoogveen. De veengebieden werden ooit ontgonnen door werklozen en criminelen, totdat de turf op was en de bloei stokte. De sociale structuur is er anders dan in de brinkdorpen op het zand, waar de PVV-aanhang nihil is. Waar het zand toerisme en renteniers trekt, ziet de overheid op het veen ruimte voor windmolens.

De PVV manifesteert zich om de gentrification heen

Hoewel sommige steden hogere PVV-percentages kennen dan andere, lijken de patronen op het lokale niveau behoorlijk op elkaar. Er valt een stedelijk model van wijktypologieën te ontwaren waarin bepaalde partijen het overal in vergelijkbare wijken goed doen. In grotere steden met een brede diversiteit aan woonmilieus is deze ruimtelijke segregatie het sterkst.

De binnensteden met veel jonge hogeropgeleiden zijn doorgaans het domein van D66, GroenLinks en VVD. Deze partijen schuiven mee met het proces van gentrification, de opwaardering van oude (vaak negentiende-eeuwse) wijken op sociaal, cultureel en economisch niveau. Hierna volgt vaak een ring van wijken met veel niet-westerse allochtonen en (vooralsnog) hoge percentages voor de PvdA. In de ring daaromheen manifesteert de PVV zich. Dit ringmodel verschuift over de tijd door gentrification, maar hoever dit proces is, verschilt per stad. Zo zijn er in Den Haag en Rotterdam nog ‘oude wijken’ te vinden met PVV-stemmers, maar in Amsterdam en Utrecht steeds minder. In de vooroorlogse stad vallen de ‘tuindorpen’ op als PVV-bolwerken. Deze laagbouwwijken, zoals Tuindorp Oostzaan in Amsterdam, Soesterkwartier in Amersfoort en Vreewijk in Rotterdam, kenmerken zich door veel sociale woningbouw en een ooit hechte sociale structuur.

De PVV-bulk: in de naoorlogse wijken

De bulk van het PVV-electoraat is echter te vinden in de naoorlogse wijken. Opvallende pieken zijn er in de woonerfwijken uit de jaren tachtig die vanwege de crisis destijds vaak een wat goedkopere opzet kenden dan de iets oudere woonerfwijken. Wilders stelt dat zijn figuren ‘Henk en Ingrid’ in een Vinex-wijk wonen. Dit lijkt in de ene stad wel en de andere niet op te gaan, afhankelijk van de ligging van deze nieuwbouwwijken. Het Amsterdamse IJburg en de Nijmeegse Waalsprong vormen geografisch en electoraal verlengstukken van de sociaal-liberale binnensteden. Dit terwijl het Haagse Wateringse Veld en de wijken ten zuiden van Rotterdam eerder een (witte) vlucht uit nabije minder welvarende wijken lijken te accommoderen en sterk PVV en VVD kleuren.

Rondom de steden ligt nog een reeks dorpen met veel forensen. Ook hier is de PVV goed vertegenwoordigd. Het lijkt erop dat de partij weet te scoren onder de ‘nieuwe rijken’ in plaatsen als Vinkeveen. De stijl van grote huizen in dergelijke plaatsen, waarbij rijkdom getoond mag worden, komt nogal eens overeen met die van PVV-wijken met een veel lagere sociaal-economische status.

Rondom de steden liggen ook de zogenoemde groeikernen. Vrijwel al deze nieuwe steden, zoals Purmerend, Almere, Lelystad, Hoofddorp, Nieuwegein, Zoetermeer, Spijkenisse en Hellevoetsluis, maar ook kleinere minder bekende groeidorpen als Wijchen en Westervoort, zijn PVV-bolwerken.

Suburbanisatie van de rechtse proteststem

De groeikernen laten treffend de dynamiek van ruimtelijke ontwikkelingen en stemgedrag zien. In de jaren negentig waren het welvarende bolwerken van VVD en D66. Inmiddels maken deze steden een proces van sociale daling mee. Terwijl de stad gentrificeert en hogere klassen kiezen voor binnenstedelijk óf juist buiten de stad wonen, trekt de lagere middenklasse, autochtoon en allochtoon, nu richting groeikern.

Binnen de nieuwe steden lijken vooral de welvarende VVD-kiezers mobiel. Zij duiken steeds weer op in de nieuwste wijken, terwijl de oudere wijken verkleuren naar PVV en PvdA. Over de tijd heen valt de suburbanisatie van de rechtse proteststem op. Zo scoorde de CD in Amsterdam flink boven het landelijk gemiddelde, weerspiegelde de LPF in die stad nog de landelijke uitslag en is de PVV er aanzienlijk kleiner dan landelijk. Enerzijds zal deze verschuiving samenhangen met een ander programma, een andere houding en een heel andere lijsttrekker, anderzijds weerspiegelt het de demografische en economische veranderingen die plaatsvinden in de Nederlandse ruimte.

pvv-lpf

LPF 2002 versus PVV 2010. In de grijze gemeenten scoorde de PVV in 2010 (landelijk gemiddelde 15,5%) beter dan de LPF (landelijk gemiddelde 17%) in 2002. Opvallend zijn de oostgrens, de zone rond de vroegere Noord-Zuid-grens en een aantal vissersdorpen.

Internationale revolte

Gezien het internationale karakter van de rechts-populistische revolte is het interessant de verkiezingskaarten van verschillende Europese landen naast elkaar te leggen. Het PVV-gezinde West-Brabant sluit aan op Vlaanderen en het noorden van Frankrijk, waar vergelijkbare partijen veel stemmen halen. Tegelijk zien we bij de oosterburen geen voortzetting van het rechts-populistische stempatroon. In Duitsland halen AfD en NPD vooral veel stemmen aan de oostkant langs de grens met Polen en Tsjechië. Naast armoede lijken ook hier historische breuklijnen en gebeurtenissen mee te spelen: hier kwamen veel vluchtelingen terecht afkomstig uit het deel van Duitsland dat aan Polen werd overgedragen. Vergelijkbaar is de steun voor het Franse Front National in regio’s waar veel voormalige Franse kolonisten én migranten uit Algerije neerstreken.

Ook in het buitenland zien we de groeiende verschillen tussen steden met kennisintensieve sectoren en oude industriegebieden. De recente omwenteling in het industriële Middenwesten van de Verenigde Staten doet denken aan de radicale switch van links naar rechts(-populisme) in 2002 in het Nederlandse Rijnmondgebied. In meerdere landen valt op dat de steun voor het rechts-populisme uitwaaiert over de suburbs en het platteland, terwijl de grote steden steeds meer progressief-liberale bolwerken worden.

Londen, Parijs en Kopenhagen en hun hogeropgeleide randgemeenten zijn witte vlekken geworden op de kaarten van het Britse UKIP, het Front National en de Deense Volkspartij. Het rechts-populisme lijkt daarmee een stem tegen stedelijke problemen rond immigratie en integratie en ook een stem tegen een stedelijke kosmopolitische blik op de wereld.

Gemeenschappelijke deler: moeizame verhouding tot de overheid

Al met al komt er een gelaagd beeld naar boven van historische gebeurtenissen en sentimenten, religieuze patronen, economische voor- en tegenspoed en een specifieke uitsortering van inkomensklassen en leefstijlen in het stedelijk gebied. Opgestapeld bepalen deze lagen de electorale geografie. We zien een veelheid aan gebieden waar de PVV haar steun vindt. Enerzijds zijn er de stagnerende gebieden, waar een meer links-conservatieve oriëntatie domineert, de SP een concurrent is en men op zoek lijkt naar zorg en zekerheid.

Daartegenover staan bloeiende rechtse gebieden, vaak kleinere gemeenten in het westen en zuiden, waar vooral kiezers worden uitgewisseld met de VVD. Sint-Willebrord veranderde van armste plek van Nederland tot een welvarend dorp van zelfstandige ondernemers en zelfbouwhuizen. Men regelt er de zaken liever zelf. In zulke gebieden lijkt het eerder te gaan om een roep om vrijheid en erkenning van de ‘selfmade’ man of vrouw.

De gemeenschappelijke deler lijkt vaak een wat moeizame verhouding tot de overheid. Het zijn gebieden in transitie, met een ‘midden’ dat onder druk staat. Het gaat om periferieën van de steden, de Randstad en het land. De aanhang is alomtegenwoordig op de kaart, maar kan in de praktijk toch gemakkelijk over het hoofd worden gezien door de netwerkstedeling.

Tekenend is de nieuwe dienstregeling van de NS: rechtstreeks van Rotterdam-Centraal naar Antwerpen en Breda, zonder stop in Dordrecht en Roosendaal. Wat ze in Amerika noemen: ‘flyover country’.

Josse de Voogd is zelfstandig electoraal onderzoeker.

Dit artikel verschijnt deze week in het nieuwe Tijdschrift voor Sociale Vraagstukken.