Op dit moment gaan sommige groepen bijstandsgerechtigden er niet of slechts een paar tientjes op vooruit bij een baan met een minimumloon. Ook werkenden aan de onderkant van het loongebouw zullen er amper op vooruit gaan als zij een hoger salaris krijgen of meer gaan werken. Deze mensen hebben dus nauwelijks mogelijkheden om hun inkomensniveau te verbeteren en bevinden zich in een fuik aan de onderkant van de arbeidsmarkt (‘armoedeval’).
Voor zover de gedachte wordt gekoesterd dat het huidige kabinet een oplossing van het probleem naderbij heeft gebracht door het ‘werken een stuk lonender te maken’: mensen met een inkomen tussen minimum en modaal hebben daar bar weinig van gemerkt. Vele partijen in de Tweede Kamer wezen er onlangs bij de behandeling van het belastingplan voor het komende jaar op dat door de afbouw van de algemene heffingskorting en van het recht op toeslagen, vele werkenden aan de onderkant niets overhouden van een inkomensstijging. Alleen al moreel zijn politiek en samenleving verplicht iets te doen om het probleem van de armoedeval te verlichten.
Biedt basisinkomen een oplossing?
D66-voorman Alexander Pechtold diende onlangs in de Volkskrant samen met zijn Diederik Samson het voorstel in om van de bijstand een basisinkomen avant la lettre te maken. De bijstand wordt - weer?- een voorziening die voorkomt dat mensen in een armoedeval verstrikt raken. In het kort komt het erop neer dat alle bijstandsgerechtigden twee jaar lang ten minste de helft van hun inkomsten uit werk mogen houden. Mogelijk vanwege de betaalbaarheid, hebben Pechtold en Samson het element van tijdelijkheid ingebouwd. Maar tenzij de verdiencapaciteit van deze bijstandsgerechtigden fors toeneemt, verschuift het probleem van de armoedeval daardoor slechts in tijd. Immers, na de afgesproken twee jaar zal een verdienende bijstandsgerechtigde geconfronteerd worden met een forse terugval in inkomen.
Een ander kritiekpunt was dat hierdoor er een oneerlijke situatie kan ontstaan waarin een bijstandsgerechtigde zijn uitkering mag houden en daarnaast meer verdient dan iemand die dat werk toch al deed. Volgens de reactie van VVD-fractieleider Halbe Zijlstra op het voorstel van Pechtold en Samson zou je wel gek zijn om uit bijstand te gaan als je mag bijverdienen. Hij suggereert daarmee dat een bijstandsgerechtigde zich niet wil ontworstelen aan zijn uitkeringssituatie, maar rechtvaardig ten opzichte van werkenden is het D66/PvdA-voorstel zeker niet.
Er is de gedachte om iedereen aan de onderkant een basisinkomen, oftewel een negatieve inkomstenbelasting, te geven. Dat is echter onbetaalbaar. Een basisinkomen op bijstandsniveau betekent dat gemiddeld genomen Nederlanders worden geconfronteerd met een belastingverhoging van ten minste 25 procent. Een basisinkomen lost weliswaar de armoedeval voor bijstandsgerechtigden op - circa 4-5 procent van de beroepsbevolking- maar de belastingdruk voor de middeninkomens gaat fors omhoog en creëert daarmee in feite een nieuwe ‘armoedeval’. Voortaan zal iedere onderwijzer, politieagent of verpleegsters een inkomensstijging in rook zien opgaan. Degenen die zeggen dat de gelden voor een basisinkomen elders op de begroting gevonden kunnen worden, vertellen volgens mij niet het eerlijke verhaal.
Biedt lastenverlichting oplossing voor armoedeval?
Sympathieker is wat dat betreft het idee van het D66-Kamerlid Van Weyenberg om ervoor te zorgen dat mensen in de bijstand die weer aan het werk gaan, er ten minste 20 procent op vooruitgaan. Van Weyenberg wil dit bereiken door lastenverlichtingen ‘zonder te tornen aan de hoogte van de uitkering’, zoals hij stelde tijdens het debat over de begroting van het ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid. Uiteraard is het voor de reikwijdte van zijn voorstel van belang voor welke groepen bijstandsgerechtigden dit geldt en of- en in hoeverre met de opeenstapeling van toeslagen rekening wordt gehouden. Als de norm van Van Weyenberg voor grote groepen zou gaan gelden, dan kan dit alleen bereikt worden door flinke lastenverlichtingen, die de staat vele miljarden euro’s zullen kosten.
Het is denkbaar om vergelijkbaar met de belastingherziening in 2016 vooral de arbeidskorting aan de onderkant verder te verhogen maar de bijwerkingen van dit instrument worden steeds duidelijker. Immers de consequentie is dat de marginale druk naar elders in het loongebouw opschuift. Er is alleszins reden voor een lastenverlichting, maar dan een die dient als smeerolie voor de vereenvoudiging van het belastingstelsel en stroomlijning van de heffingskortingen en de toeslagen. Een dergelijke operatie is de komende kabinetsperiode noodzakelijk, maar deze is beslist breder dan alleen het vraagstuk van de armoedeval.
Wat dan wel?
Eenvoudiger is om de armoedeval voor bijstandsgerechtigden te verzachten door een participatie-inkomen. Eerder heb ik in een artikel op deze site aangegeven dat het maximum van de arbeidskorting en de algemene heffingskorting in 2015 (d.i. circa 4000 euro p.j.) al een uitstekende basis zou vormen voor een participatie-inkomen in Nederland. Belangrijk is ook dat de algemene heffingskorting van circa 2000 euro vanuit de bijstand wordt overgebracht in het participatie-inkomen.
Alleen zij die een actieve bijdrage leveren aan de samenleving krijgen straks dit participatie-inkomen. Het gaat niet alleen om reguliere banen maar bijvoorbeeld ook om scholing en om conciërgewerk in het onderwijs. Uiteraard dient dit participatie-inkomen ook open te staan voor werkenden. Om hun (extra) inspanning niet dood te slaan zou dan wel de inkomensafhankelijkheid van de heffingskortingen teruggedraaid moeten worden. Deze vereenvoudiging kost wellicht enkele miljarden maar levert ook veel banen en een veel rechtvaardiger systeem op.
Raymond Gradus is hoogleraar bestuur en economie van de publieke en non-profit sector aan de Vrije Universiteit.
Foto: Insights Unspoken (Flickr Creative Commons)