AMC onderzocht en vond: Gezonder met meer vrienden, familie en kennissen

Sociaal werk dat mensen helpt hun netwerk te vergroten kan ze helpen zich gezonder te voelen. Onderzoekers van het AMC stelden vast dat de deelnemers meer zelfvertrouwen kregen en minder depressief werden. Huisartsen zouden er een effectief medicijn bij kunnen hebben.

Een coach die sociaal geïsoleerde mensen helpt een nieuw netwerk aan te boren. Dat behelst in de kern ‘Natuurlijk een netwerkcoach’, een van de drie interventies die de AMC-onderzoekers onder de loep namen. De methode werd ontwikkeld door ondernemer Martin van de Lustgraaf, ‘fabrikant en bewerker van ruwe sociale grondstoffen’. De coach, een vrijwilliger, gaat niet zelf op zoek naar een maatje voor een overspannen mantelzorger of psychiatrische patiënt, maar ondersteunt bij het zoeken. Coach en klant ontmoeten elkaar een jaar lang ongeveer elke twee weken.

Onderzoeker Jeanine Suurmond interviewde de deelnemers en ontdekte dat de aanpak voor sommige mensen erg effectief was. ‘Ze groeiden echt, ik zag bij wijze van spreken andere mensen ontstaan.’ Hun zelfvertrouwen nam toe, en ze kregen meer zin in dingen. ‘Ze voelden zich erkend, gezien en vonden het fijn over hun problemen te praten. Daardoor waren ze ook minder eenzaam en depressief.’

Van zo’n ‘gerepareerde identiteit’ was zelfs sprake bij mensen bij wie het niet lukte nieuwe vrienden of kennissen te maken. Ze veerden al op door de samenwerking met de netwerkcoach.

Bij sommigen werkte het averechts

Maar, zegt Suurmond, er was ook een groep op wie de netwerkcoach geen effect had, of zelfs averechts uitpakte. Mensen voor wie het zelf zoeken met een coach te hoog gegrepen was, bijvoorbeeld vanwege een verstandelijke beperking. Suurmond: ‘Zij hadden hele hoge verwachtingen, maar het was te moeilijk voor ze, ze waren misschien meer geholpen geweest met een maatje.’ De kwaliteit van de coach speelt daarbij ook een rol. Suurmond: ‘Er was bijvoorbeeld een ex-verslaafde, aan wie de netwerkcoach adviseerde terug te gaan naar zijn oude vrienden om een netwerk op te bouwen….’ Een goede selectie en training van de netwerkcoaches is dan ook cruciaal, zo concludeert de onderzoekster, net als een goede match tussen netwerkcoach en cliënt.

Al met al, zegt Suurmond, is de interventie succesvoller bij mensen die verhoudingsgewijs al over een redelijk netwerk beschikken van familie, buren en kennissen, en minder bij mensen die in een groter isolement verkeren. Er is sprake van een zogenoemd ‘Mattheus-effect’: zij die al meer hebben, profiteren ook meer dan degenen die weinig hebben.

Stamtafel tegen eenzaamheid

Bij een andere onderzochte sociale activiteit, de Stamtafel, kun je elke maand voor een euro aanschuiven voor een maaltijd. Het idee is dat mensen met een lichtverstandelijke beperking aan die tafel vriendschappen sluiten, en zich zo beter thuis gaan voelen in hun buurt. De theorie erachter heet ‘kwartiermaken’ en komt van de voormalige Utrechtse lector Doortje Kal. Zij betoogt dat de samenleving ruimte moet maken om mensen die in de marge zitten, mee te laten doen.

AMC-onderzoeker Kasper Kruithof observeerde driekwart jaar de bijeenkomsten van de Stamtafel en nam een kleine 20 interviews af met de deelnemers, veelal eenzame mensen. Die blijken de Stamtafel te waarderen: ze zien het als een gezellig uitje en een tijdelijke afleiding van problemen. De 70 tot 100 mensen die er maandelijks in Amsterdam op afkomen worden in de regel niet makkelijk bereikt met andere activiteiten.

Maar de Stamtafel heeft ook zijn beperkingen. Van de bedoeling om een opstapje te zijn naar andere maatschappelijke activiteiten komt niet veel terecht. Kruithof: ‘De groep die het meest eenzaam is en graag vriendschappen wil sluiten slaagt daar niet goed in bij de Stamtafel.’

Groeien met de Kwartiertafel

Een andere benadering heeft de zogeheten Kwartiertafel, die ook voortkomt uit Doortje Kals theorie. Tijdens maandelijkse bijeenkomsten kijken vrijwillige en beroepshulpverleners hoe ze individuele mensen met een licht verstandelijke beperking of psychische problemen aan vrijwilligerswerk of een andere activiteit kunnen koppelen. Anders dan bij de Stamtafel gaat het hier om mensen die zelf al graag iets willen doen.

Als het lukt om iemand bijvoorbeeld materiaalman te laten worden bij een voetbalclub is dat goed voor de mentale gezondheid. Kruithof: ‘Een persoonlijke groei wordt merkbaar, gevoelens van trots, erbij horen, makkelijker praten – dat werkt heel goed.’ Volgens de bredere gezondheidsopvatting zou zo’n mentale verbetering ook huisartsen moeten aanspreken, denken de AMC-onderzoekers. Projectleider Janneke Harting: ‘Ik kan me goed voorstellen dat zulke interventies een onderdeel worden van de sociale kaart van de huisartsenpraktijk.’

Ook bij de kwartiermakende interventies was er sprake van een Mattheuseffect. Bij de Stamtafel haakten sommigen van de eenzaamste deelnemers af, of slaagden er niet in vrienden te maken. Bij de Kwartiertafel boekten degenen met de duidelijkste vraag en de beste contacten met de zorg- en welzijnsorganisaties het grootste succes.

Gezonder leven

Het AMC-onderzoek geeft inzicht in hoe de interventies de psychosociale gezondheid van mensen kunnen verbeteren. Gaan mensen zich ook gezonder gedragen? Suurmond: ‘Het is natuurlijk kwalitatief onderzoek, maar ik heb wel iemand gezien die stevig dronk en is gaan minderen, en er was een mevrouw die minder last had van stress tijdens het contact met de coach en daardoor minder maagpijn.’ Daarbij komt, zeggen de onderzoekers, dat het wel een voorwaarde is om je goed te voelen voordat je bereid bent gezond te gaan leven. Harting: ‘Om te stoppen met roken zeggen mensen vaak dat de tijd er rijp voor moet zijn. Als je in een klein netwerk zit en je je instabiel voelt, is het vaak nog niet zo ver.’

De onderzoekers zijn overtuigd geraakt van het nut van dergelijke sociale praktijken voor de gezondheid. Kruithof: ‘Deze interventies richten zich op hedendaagse sociale problemen als eenzaamheid, sociale exclusie en depressie. Dat is ook gezondheid.’ Harting: ‘Ik kan me wel voorstellen dat huisartsen meer zicht willen hebben op het probleemoplossend vermogen, of dat het sociaal werk duidelijker kan aangeven wat er na deze stap gedaan kan worden.’

Wat zouden de onderzoekers zelf graag beter willen begrijpen? Harting: ‘Hoe de groep die vanwege het Mattheuseffect buiten de boot valt het beste geholpen kan worden, welke sociale interventies hen kunnen helpen.’ Dan gaat het anders dan bij de nu onderzochte interventies niet om activiteiten die het individu proberen te veranderen maar zijn omgeving. Harting: ‘Misschien is het wel idealistisch maar er is een enorme verscheidenheid aan mensen, waarvan een deel niet in de maatschappij past zoals wij denken dat dat zou moeten. Ik zou heel graag naar interventies kijken die dáár wat aan doen, de omgeving zo veranderen dat er meer uitnodiging is tot inclusie.’

 

Foto: Sebastiaan ter Burg (Flickr Creative Commons)