Bestaanszekerheid van burgers lag tijdens de verkiezingscampagne onder een vergrootglas. Een concrete manier om bestaanszekerheid te garanderen is het veel bediscussieerde universele basisinkomen (UBI): een zonder voorbehoud door de overheid aan iedereen verstrekt inkomen. Veel beleidsmakers, wetenschappers en andere experts zijn daarover enthousiast. Ondanks toenemende sociale ongelijkheid en de moeite van veel huishoudens om de financiële eindjes aan elkaar te knopen, blijft wijdverbreide steun voor een UBI onder de bevolking echter uit (Mijs, De Koster & Van der Waal, 2023).
Een basisinkomen zou een gebrek aan inzet en ambitie belonen
Die beperkte steun onder de bevolking houdt mogelijk verband met geloof in het meritocratische karakter van onze samenleving: het idee dat een goede baan en inkomen te danken zijn aan hard werken. Dit idee zou ten grondslag kunnen liggen aan weerstand tegen een UBI, omdat een basisinkomen een gebrek aan inzet en ambitie zou belonen.
Leren over ongelijkheid
Daarom onderzochten we of informatie over het niet-meritocratische karakter van ongelijkheid van invloed is op opvattingen over ongelijkheid, herverdeling, en in het bijzonder op steun voor een UBI. We spreken van niet-meritocratische ongelijkheid als iemands sociaaleconomische positie op volwassen leeftijd in grote mate wordt bepaald door de groep waarin hij of zij geboren is.
In tegenstelling tot onze verwachtingen vonden we geen effect op steun voor een UBI
We hebben een survey-experiment gehouden onder een representatieve steekproef van de Nederlandse bevolking (n = 1,630). De respondenten werden willekeurig in drie groepen verdeeld. Eén groep kreeg informatie over het niet-meritocratische karakter van vermogensongelijkheid. Een andere groep kreeg informatie over het niet-meritocratische karakter van etnische ongelijkheid. En een controlegroep kreeg irrelevante informatie (zie de figuren hieronder).
Vervolgens vroegen we de respondenten naar hun steun voor een UBI, en meer algemene opvattingen over herverdeling en ongelijkheid. Op deze manier konden we schatten wat het effect is van blootstelling aan informatie over het niet-meritocratische karakter van vermogensongelijkheid en etnische ongelijkheid op die steun en opvattingen.
Figuur 1. Informatie over het niet-meritocratische karakter van vermogensongelijkheid
Bron: CBS (2015); OECD (2015).
Figuur 2. Informatie over het niet-meritocratische karakter van etnische ongelijkheid
Bron: Thijssen et al., 2021; Van den Berg et al., 2020; Onderwijsinspectie, 2020.
Informatie gaf geen positief effect
In tegenstelling tot onze verwachtingen vonden we dat confrontatie met dergelijke informatie geen effect heeft op steun voor een UBI. We onderzochten of opvattingen over economische herverdeling, over toegang tot de verzorgingsstaat voor immigranten (verzorgingsstaatchauvinisme) of vertrouwen in instituties gerelateerd aan sociaal beleid (zoals ambtenaren of het UWV) deze relatie beïnvloedde. Dit deden we ook voor de rol van de sociaaleconomische positie van respondenten.
De informatie bracht wel degelijk een verandering in opvattingen teweeg
Hieruit bleek er geen positief effect te zijn van de informatie. Niet onder burgers met een laag inkomen en niet onder mensen die sterk voor economische herverdeling zijn of de overheid erg vertrouwen.
Herverdeling en ongelijkheid
Hoewel de informatie steun voor een UBI dus niet beïnvloedde, zorgde het wel voor meer erkenning van bestaande ongelijkheden en steun voor herverdeling in het algemeen. De informatie bracht dus wel degelijk een verandering in opvattingen teweeg.
Maar een UBI wordt als te radicaal gezien om ongelijkheid aan te pakken
Het feit dat de informatie wel andere opvattingen over herverdeling en ongelijkheid teweegbracht, maar geen effect had op steun voor een UBI, suggereert dat een UBI als te radicaal wordt gezien in Nederland om het niet-meritocratische karakter van ongelijkheid aan te pakken.
Het waarom blijft onduidelijk
Dit geeft voeding voor vervolgvragen die de (onderzoeks)praktijk op kan pakken. In bijvoorbeeld meer liberale landen waar de verzorgingsstaat minder genereus is, wordt een UBI door meer groepen als een gepaste oplossing gezien voor het ongelijkheidsvraagstuk (Lee, 2018; Vlandas, 2021).
Het is waarschijnlijk dat een UBI daar dan ook door meer burgers wordt omarmd om het niet-meritocratische karakter van ongelijkheid aan te pakken. Daarom blijft dit vraagstuk relevant om te onderzoeken in zulke contexten.
Het ‘onconditionele’ karakter is voor veel burgers reden voor weerstand
Ander onderzoek laat verder zien dat het ‘onconditionele’ karakter van een UBI (dat het wordt verstrekt zonder aan bepaalde voorwaarden te moeten voldoen) voor veel burgers reden is voor weerstand (Laenen, Van Hootegem, & Rossetti, 2023). Maar waarom mensen een bepaald onderdeel van een UBI wel als gepast beschouwen (erkenning van bestaande ongelijkheden en steun voor herverdeling in het algemeen), terwijl een ander onderdeel weerstand (zonder voorwaarden voor iedereen) oproept, blijft daarmee onduidelijk.
Met burgers praten
Het is daarom relevant om hierover verdiepende gesprekken met verschillende groepen Nederlandse burgers te voeren.
Dit kan inzicht bieden in beleidsalternatieven die wel als gepast worden beschouwd om het vraagstuk van het niet-meritocratische karakter van ongelijkheid aan te pakken. Daarnaast kunnen ze inzicht geven in steun voor beleid dat de bestaanszekerheid van burgers moet garanderen.
Thijs Lindner, Jonathan Mijs, Willem de Koster en Jeroen van der Waal zijn als sociologen verbonden aan het Erasmus Institute on Culture and Stratification binnen de Erasmus Universiteit Rotterdam, waar ze onder andere betrokken zijn bij de masteropleiding Polarisatie, Democratie en Samenleving.
Foto: cottonbro studio via Pexels.com