Empathie is niet zo fantastisch

Er klinkt een steeds luidere roep om niet vanuit solidariteit maar vanuit empathie voor elkaar te zorgen. Een kwalijke ontwikkeling, vindt de Vlaamse filosoof Ignaas Devisch. Want hoe meer we op empathie alleen terugvallen, hoe groter de groep zal worden die we als last en bedreiging beschouwen.

Wie, zoals vandaag het geval is vanuit verschillende politieke hoeken, tegelijk aangeeft dat solidariteit niet langer van onze tijd is en oproept tot meer empathie, bewandelt een spoor dat potentieel in staat is ons sociaal model te ondergraven. Een belangrijk deel van onze sociale relaties verloopt immers op een onpersoonlijke manier.

Rechten en middelen worden verdeeld via onder andere sociale bijdragen waarbij we een stuk van onze wedde afstaan ten bate van mensen die we niet persoonlijk kennen, maar waarmee we ons impliciet solidair verklaren omdat we allemaal deel uitmaken van dezelfde samenleving. Daarom neemt de politiek deze taak op zich en laat het dit niet over aan het empathische vermogen van individuen. Politiek is in staat om dingen te verdelen zonder er persoonlijk betrokken bij te zijn. Empathie is daar niet toe in staat.

Hoe kun je met miljoenen burgers persoonlijk betrokken zijn?

Onverschilligheid – mijn woord voor niet-betrokkenheid – zit bijgevolg structureel ingebakken in ons maatschappelijk model. Het hele systeem van sociale zekerheid is gebaseerd op de gedachte dat we met veel te veel zijn om elkaar persoonlijk te kennen en te kunnen helpen, of om die hulp te laten afhangen van iemands verdienste en het mogelijk goed gevoel dat dit bij anderen doet ontstaan.

De verzorgingsstaat, zoals wij die kennen, verwerpt daarom nadrukkelijk de gedachte dat we allemaal persoonlijk betrokken moeten zijn op elkaar. Niet alleen omdat dit niet lukt, maar ook omdat sociale zekerheid tot nader order uitgaat van een onvoorwaardelijke solidariteit: je moet geen goed mens zijn om een uitkering te krijgen. Je ontvangt deze los van je persoonlijke verdienste.

Wie deze onverschilligheid of onpersoonlijkheid wil vervangen door empathie, moet beseffen welke eisen hij of zij aan iedereen stelt en tot welk soort samenleving dit kan leiden. Stel dat je op iedereen met wie je financieel solidair bent, ook nog eens persoonlijk betrokken moet zijn, hoe ver zou solidariteit dan nog reiken?

Geïnstitutionaliseerde solidariteit werkt bevrijdend

De overheid heeft de sociale zekerheid ingevoerd omdat naarmate de samenleving complexer werd, het op empathie gebaseerde liefdadigheidsmodel ontoereikend werd. Een sociaal vangnet voor mensen die in een bepaalde fase van hun leven met tegenslag te maken hebben, vraagt om veel meer dan filantropie.

Geïnstitutionaliseerde solidariteit vertrekt niet van empathie, maar van onpersoonlijke rechtvaardigheid. Dit abstracte systeem gaat ervan uit dat ik mij als individu niet telkens hoef in te leven in iemands persoonlijke situatie om hem of haar te ondersteunen. Geïnstitutionaliseerde solidariteit stelt veel minder eisen aan ons morele systeem dan empathie. Dat werkt in zekere zin bevrijdend, want hoe kun je met miljoenen medeburgers persoonlijk betrokken zijn?

Wie solidariteit afbouwt, houdt alleen empathie over

Empathie wordt tegenwoordig opgevoerd als alternatief om de zorg voor elkaar garant te stellen. Het klinkt in eerste instantie vreemd dat sommigen solidariteit willen afbouwen én tegelijk oproepen tot meer empathie. Nochtans is de logica hierachter consequent en eenduidig: wie de geïnstitutionaliseerde solidariteit afbouwt houdt alleen nog de empathie tussen mensen over.

Dat maakt het begrijpelijk dat het voor een liberaal politicus bijzonder coherent is om de solidariteit onder druk te zetten en de empathie te bewieroken. Zo wordt politiek een zaak van persoonlijke ethiek van individuen en empathie het ultieme glijmiddel van de sociale orde. En dan zeg je als overheid zoveel als: lossen jullie maar zelf de problemen op want wij zullen het boeltje niet langer organiseren. Dat lijkt natuurlijk minder fraai dan ‘de vrijheid om je leven zelf in te vullen’ maar ten gronde komt het daar wel op neer.

Helpen van vluchtelingen wordt als foute aangelegenheid beschouwd

Zoals gezegd werkt empathie vooral op basis van persoonlijke betrokkenheid en het eigen goed gevoel. Zolang die voorwaarden aanwezig zijn, is empathie zeer dienstbaar. Maar wat met al die mensen op wie ik mij niet empathisch betrokken weet? Behoren die dan nog toe aan dezelfde sociale orde? Of zijn ze voor mij nobele onbekenden die alleen maar beschouwd worden als een lastenpost op het orderboekje van de sociale zekerheid?

Wie buiten het empathische blikveld valt, heet dan snel een bedreiging te zijn voor de sociale orde, of de sociale zekerheid. Vluchtelingen bijvoorbeeld worden steeds meer zo geframed. Onder het valse voorwendsel dat we ze ‘niet allemaal kunnen helpen’ wordt meteen gedaan alsof het helpen van vluchtelingen als dusdanig een foute aangelegenheid is omdat het de samenleving zou desolidariseren of een aanzuigeffect zou hebben naar andere groepen van vluchtelingen.

Die ‘framing’ klopt niet of is minstens een doelbewuste strategie om een andere logica te maskeren. Met name dat alleen wie past binnen het empathische plaatje ook daadwerkelijk steun verdient en dat alle anderen daar per definitie een bedreiging toe vormen. En dat alle anderen een last zijn die we beter vermijden.

Nu, hoe meer we op empathie alleen terugvallen, hoe groter de groep van anderen zal worden die we als een last beschouwen: langdurig zieken, rokers, mensen met overgewicht, en dus ook vluchtelingen, altijd al een dankbare groep om op af te geven: ze zijn met veel, ze zijn anders, ze kosten geld en we kennen hen niet.

Zo zijn we aanbeland bij het ultieme cynisme

Een discussie voeren met wie we solidair zijn en de voorwaarden ertoe aanscherpen, is natuurlijk een belangrijke aangelegenheid. Natuurlijk moet de eigen gemeenschap niet worden achtergesteld op vluchtelingen en heeft elk systeem een beperkte draagkracht. Maar laten uitschijnen dat solidariteit niet meer van deze tijd is en empathie als voornaamste pijler overhouden is één ding.

Als je vervolgens ook nog eens het goed op zich verdacht maakt en plots doet alsof pas dan de sociale zekerheid in stand kan worden gehouden, dan zijn we aanbeland bij het ultieme cynisme: goed doen is een maatschappelijk verdachte zaak geworden in een samenleving die door de politiek in de steek wordt gelaten.

Als de sociale zekerheid niet kan standhouden omdat goed doen niet volstaat, dan zou de politiek in de eerste plaats naar zichzelf moeten kijken. Als je solidariteit vervangt door empathie, als je politiek vervangt door ethiek, dan lijkt het alsof sociale problemen alleen nog kunnen worden opgelost indien de hele samenleving er persoonlijk naar omkijkt. Dat lukt niet, gezien de begrensdheid van empathie, zelfs al doen we ons uiterste best om mensen in nood te helpen.

Empathie is heilzaam maar kan niet beleid vervangen

Politici gebruiken de op zich interessante vraag wat het anno 2018 betekent om een goed mens te zijn als opstapje om ons voor een – valse – keuze te plaatsen: of vluchtelingen helpen, of de sociale zekerheid redden. Maar bovenal toont het aan waarom het herformuleren van politieke problemen tot morele plichten geen neutrale zaak is.

De sociale zekerheid of de vluchtelingenproblematiek zijn nochtans geen kwestie van persoonsethiek. Het zijn politieke vraagstukken die we als zodanig moeten behandelen. Indien die politiek achterwege blijft dan moeten burgers het wel opnemen om de problemen op te lossen. Hen nog eens verwijten dat ze een overdaad aan empathie vertonen is het cynisme bij uitstek.

Wie wat krijgt, is het resultaat van maatschappelijk en politiek overleg, met transparante criteria en spelregels tot gevolg. Wat rest is onze dagelijkse leefsfeer waarin meer dan voldoende ruimte overblijft voor de heilzame werking van empathie. Maar die dient niet ter vervanging van beleid. Het is een beetje zoals met goede doelen: allemaal mooi en fijn, maar die kunnen hoogstens een aanvulling vormen op beleid en zijn geen substituut ervan.

Ignaas Devisch is professor in filosofie, medische filosofie en ethiek. Hij werkt als filosoof aan de Universiteit Gent en de Arteveldehogeschool. In 2017 verscheen zijn boek ‘Het empathisch teveel. Op naar een werkbare onverschilligheid’. Dit artikel verscheen eerder in enigszins andere vorm op http://sampol.be/magazines/248.

Foto: United Nations Photo (Flickr Creative Commons)