INTERVIEW Giselinde Kuipers: drang naar schoonheid vergroot ongelijkheid

Wel of geen geld voor botox, dure kleding of neuscorrectie? Het verschil leidt volgens hoogleraar Sociologie Giselinde Kuipers tot een grotere kloof tussen rijk en arm. Het heeft consequenties voor relaties en werk, identiteit en sociale acceptatie.

Aandacht besteden aan je uiterlijk gold vroeger als moreel dubieus. IJdel was je dan, en in het overwegend calvinistische Nederland was dat allesbehalve een deugd. Hoe anders is dat anno nu: het is bijna een plicht om aan je uiterlijk te werken. ‘Het uitdijend schoonheidsregime’ noemt socioloog Giselinde Kuipers die ontwikkeling.

Dat regime, zo stelt Kuipers – hoogleraar Sociologie aan de KU Leuven – maakt uiterlijk en de vermeende maakbaarheid ervan niet alleen steeds belangrijker. Het heeft ook consequenties voor relaties en werk, identiteit en sociale acceptatie gedurende iemands hele leven. Ze waarschuwt voor de gevolgen van deze ontwikkeling: een toenemende kloof tussen arm en rijk.

‘Mensen ervaren meer voordelen naarmate ze aantrekkelijker worden gevonden. Bijvoorbeeld bij sollicitatiegesprekken’

Ze waarschuwde onder andere in een essay in De Groene Amsterdammer, zo’n anderhalf jaar geleden. Daarin beschrijft en analyseert ze hoe we zijn beland in het tijdperk van ‘zelfactualisatie’. Het verbeteren van je uiterlijk en werken aan je schoonheid zijn daarvan belangrijke aspecten. En de vermeende maakbaarheid ervan: het adagium dat je het beste uit jezelf kunt halen met je looks. En onlangs sprak ze hierover tijdens haar Studium Generale-lezing aan de Rijksuniversiteit Groningen. Kuipers: ‘Uit een grote hoeveelheid onderzoek blijkt dat mensen meer voordelen ervaren naarmate ze aantrekkelijker worden gevonden. Bijvoorbeeld bij sollicitatiegesprekken. En naarmate uiterlijk belangrijker wordt gevonden in de samenleving en er meer mensen werken in de dienstensector, gaan die eisen omhoog. En is het waarschijnlijker dat mensen die aantrekkelijker zijn daar nog meer voordeel van hebben.’

Een tweede mechanisme dat bij die ongelijkheid een rol speelt, zo betoogt Kuipers, is wat sociologen ‘cultureel kapitaal’ noemen. ‘Er zijn verschillende manieren om mooi gevonden te worden. Die hebben te maken met smaak. Smaak is sterk gekoppeld aan de sociale groep waar je bij hoort. Mensen kunnen hun best doen om er goed uit te zien op een manier die vervolgens toch niet goed past.’

Kun je daarvan een voorbeeld geven?
‘Ja, denk aan een situatie op de universiteit waar een vrouw erg haar best heeft gedaan om er goed uit te zien. Ze heeft haar haren geblondeerd en haar lippen volgespoten. Maar daarmee overschrijdt ze de grenzen van wat er mooi wordt gevonden in academische kringen. Hetgeen vervolgens consequenties heeft voor de acceptatie van haar.’

‘Kennelijk vinden we het moeilijk om de relatie tussen schoonheid en ongelijkheid onder ogen te zien’

Kuipers noemt nog een derde mechanisme dat ervoor zorgt dat mindervermogende mensen de dupe zijn van de verhoogde schoonheidseisen. ‘Rijke mensen hebben meer mogelijkheden om er goed uit te zien. Hulpbronnen vergroten de kans op schoonheid. En daarbij gaat het niet alleen om cosmetische chirurgie, maar ook om het feit dat mensen die meer geld hebben zich betere tandzorg kunnen veroorloven, naar de sportschool kunnen en zich gezondere voeding kunnen permitteren. Het gevolg is dat je, als mensen de veertig zijn gepasseerd, grote verschillen gaat zien tussen mensen die uit een sociaal-economisch comfortabel milieu komen en mensen voor wie dat niet geldt.’

Je duidt en analyseert deze ontwikkelingen. Zie je voor jezelf ook een taak weggelegd om voor de verwachte toename van de kloof tussen rijken en armen te waarschuwen?
‘Ja, in zekere zin wel. En dat komt vooral omdat er weinig mensen zijn die dit probleem aankaarten. Ik zie het als mijn rol om mensen zaken uit te leggen die hun nog niet zijn opgevallen of waar ze nog nooit over hebben nagedacht. Mijn leermeester Joop Goudsblom [voormalig hoogleraar aan de Universiteit van Amsterdam, red.] zei altijd: “Het is onze taak om dingen te zeggen die wel waar zijn, maar nog niet in alle kranten gestaan hebben.” Daar vind ik dit een heel duidelijk voorbeeld van. Kennelijk vinden we het moeilijk om de relatie tussen schoonheid en ongelijkheid onder ogen te zien.

Wat ik in elk geval zelf als wetenschapper probeer bij te dragen aan de oplossing: verkondigen hoe het grote belang dat we hechten aan uiterlijk meer ongelijkheid in de hand werkt. Ik trek de wereld rond en probeer er iets over te vertellen. Maar mijn invloed is beperkt, hè, ik ben geen Karl Marx.’

Wat zou er moeten gebeuren om deze ontwikkeling te kantelen en wie moeten daar vooral iets aan doen?
‘Het onderliggende probleem is de ongelijkheid. Met de oplossing van dat vraagstuk zijn sociaal wetenschappers en anderen al heel lang bezig. Het is een enorm complex probleem waarin allerlei actoren een rol spelen, bijvoorbeeld sociale media. Daar komt bij dat de belangen heel groot zijn, zoals die van de schoonheidsindustrie, die veel te verliezen heeft.
Bij mogelijke oplossingen zou je aan wetgeving kunnen denken. In Noorwegen is een wet aangenomen die influencers verplicht om aan te geven wanneer ze een filter gebruiken [die maakt dat ze er op foto’s knapper uitzien, red.]. Daarnaast zou je bijvoorbeeld kunnen verbieden om foto’s te gebruiken bij sollicitaties.’

Dat neemt niet weg dat het verminderen van ongelijkheid die het gevolg is van het uitdijend schoonheidsregime erg ingewikkeld is, benadrukt Kuipers. ‘De visuele cultuur in onze moderne samenleving is zo’n enorme vloedgolf. Reguleren voelt dan een beetje als pleisters plakken op een grote gapende wond. Ik hoop dat mensen gaan begrijpen dat het uitdijend schoonheidsregime leidt tot nog meer ongelijkheid. En dat we elkaar en vooral onszelf erop corrigeren.’

Waarom schoonheid steeds belangrijker wordt

Giselinde Kuipers onderscheidt de vijf belangrijkste oorzaken die de afgelopen eeuw daaraan hebben bijgedragen:
-     ontwikkeling visuele cultuur (fotografie, film, televisie, internet);
-     consumptiecultuur, gekoppeld aan identiteit;
-     democratiseringsproces (schoonheid niet meer alleen toegankelijk voor elite);
-     opkomst diensteneconomie (op ons werk is representatie en uiterlijk belangrijk geworden);
-     opkomst sociale media.

Olaf Stomp is freelancejournalist.

 

Foto: Martin Dijkstra