INTERVIEW Herman Tjeenk Willink: ‘Politiek is (mee)besturen geworden en besturen vooral regelen’

Herman Tjeenk Willink (1942) publiceerde recent zijn boek Het tij tegen. In dit interview kijkt hij naar de politieke werkelijkheid van nu. ‘Er is druk van buiten de politiek nodig om de politieke onmacht te doorbreken, ook van burgerinitiatieven.’

Was er een speciale reden voor de titel Het tij tegen?

‘Als je de afgelopen veertig jaar bekijkt, zie je dat het denken over de overheid een andere richting inging dan ik bepleitte. Economische groei via de private sector voorop in plaats van de normatieve context waarbinnen de overheid moet functioneren. Nadruk op de individuele burger, vaak als consument, in plaats van op de burger als deel van de samenleving.

‘Consultants weten niets van de essentie van democratie en recht af’

Je ziet nu dat het tij aan het keren is. Althans, dat hoop je. Er treedt een nieuwe generatie van politici aan. Dat biedt ruimte voor anders denken over de overheid.’

In uw boek bent u kritisch op de mensen in de tussenlaag tussen politici en ambtenaren, met name op ingehuurde consultants.

‘Wat ik de tussenlaag noem, is de groeiende buffer tussen aan de ene kant ministers die de politieke verantwoordelijkheid dragen en aan de andere kant de uitvoerende ambtenaren die in contact staan met burgers. Die tussenlaag bestaat uit managers, consultants, voorlichters, rekenmeesters en toezichthouders. De groei van die laag wordt vervolgens versneld door de rol die sociale media hebben, en de consequenties die dat heeft voor het politieke en partijpolitieke proces.

Zo hebben we de opinion populaire en de opinion publique. De tweede is de opinie die ontstaat door een debat met voor- en tegenargumenten. De opinion populaire is de ongefilterde mening die door sociale media wordt versterkt. Als die laatste de bron wordt voor het publieke debat, dan bouwen politici mechanismen in om zich daartegen te wapenen, bijvoorbeeld door zelf actiever te worden op sociale media dan in een inhoudelijk debat. De druk op de overheid neemt toe. De behoefte aan beheersing en controle groeit. ‘Hulptroepen van buiten’ worden ingeschakeld.

Ik heb mij altijd en consequent verzet tegen wat inmiddels de consultancy-industrie heet. Ten eerste, omdat de overheid te snel denkt de problemen niet zelf te kunnen oplossen. Ten tweede – en dat is ernstiger – ontbreekt het consultants, net zoals veel bestuurskundigen binnen de overheid, vaak aan kennis van de specifieke kenmerken van de overheid in een democratische rechtsorde. Ze weten niets van de essentie van democratie en recht af.

Als het verschil tussen overheid en bedrijf juist zit in de normatieve context waarin de overheid moet functioneren, is het niet verstandig om je voor verbeteringen in het functioneren van de overheid zo te verlaten op mensen die niets weten van dat kenmerkende verschil.

‘Wat heeft de inzet van al die consultants - en de enorme kosten daarvan – eigenlijk opgeleverd?’

Laat ik een voorbeeld noemen. Door verzelfstandiging en privatisering van publieke taken veranderde de relatie tussen overheid en burger in een relatie tussen private ondernemer en klant. Totaal iets anders.

Stel, je doet de aanname dat hoe minder institutionele tegenmacht er wordt geboden, hoe meer je aangewezen bent op tegendruk van buiten. Is er hier een verband met de burgerlijke ongehoorzaamheid, bijvoorbeeld op klimaatgebied?

‘Ja. Het functioneren van de overheid is een politiek probleem. De wijze waarop ‘de politiek’ op dit moment zelf werkt, vormt de kern van dat probleem. De politieke functie is uitgehold. Die functie houdt in: het steeds opnieuw bepalen wat het algemeen belang vereist. Daarvoor zijn ten minste een politieke visie nodig (‘in welke maatschappij willen we leven en wat is de rol van de overheid daarin’) en een open politiek inhoudelijk debat met argumenten en tegenargumenten dat uiteindelijk tot een gemeenschappelijke conclusie leidt. Politieke visies zijn verbleekt en het politiek inhoudelijke debat vindt nauwelijks plaats. Politiek is vooral (mee)besturen geworden en besturen vooral regelen.

Ik ga er al een hele tijd vanuit dat de politiek niet in staat is daarin op eigen kracht verandering aan te brengen. Dat is geen onwil, maar onmacht. Er is dus druk van buiten de politiek nodig om die onmacht te doorbreken. Institutioneel, bijvoorbeeld van de rechter, de Hoge Colleges van Staat, uitvoerende instanties. Maar ook van burgerinitiatieven.’

Constateert u ook dat burgers zien dat het initiële praten of gewoon demonstreren niet werken en niet voldoende druk zetten, en daarom naar andere wegen zoeken?

‘Bij Extinction Rebellion is dat zeker het geval. En daar zijn ze in die zin succesvol in dat er aandacht is voor hun boodschap en het debat wordt gevoerd dat te lang ontbrak. Tegen het middel, het blokkeren van wegen, kun je verschillend aan kijken. Ik ben het ook niet met al hun acties eens. Maar het is een uiting van ongerustheid.

Burgers die in actie komen, zijn wel iets anders dan professionals en uitvoerders op de werkvloer die hun zorgen uiten. Bij de laatsten gaat het om aantasting van de functie die zij geacht worden uit te voeren, als opdrachten onuitvoerbaar zijn en het onmogelijk maken om te voldoen aan de eisen die aan die functie gesteld worden. Hun acties maken alleen een kans als zij zelfbewust optreden, niet als individu, maar als groep. En als ze duidelijk voor ogen hebben wat hun functie is en aan welke professionele eisen bij de vervulling van die functie moet worden voldaan. Dat zijn hun voornaamste ‘wapens’.’

Als het gaat over rechten als de vrijheid van meningsuiting zie je steeds vaker dat die rechten individueel worden geclaimd, vaak ten koste van anderen. Wat voor effect heeft dit op gesprekken zoals bijvoorbeeld over racisme?

We moeten ons realiseren dat de democratische rechtsorde bedoeld is om een gematigde staatsvormvorm te garanderen. Democratie staat voor diversiteit, ruimte voor verschillen in achtergrond en meningen. Democratie betekent dus ook onvermijdelijk potentieel conflict. De democratische rechtsorde maakt het mogelijk aan die verschillen recht te doen en conflicten niet uit de hand te laten lopen. Daarvoor is nodig het besef van wederzijdse afhankelijkheid: tussen individuen onderling, tussen individu en samenleving, tussen samenleving en overheid en binnen de overheid.

‘Burgerschap is sterk verengd tot individuele (grond)rechten en de invulling daarvan’

Dat besef is weggezakt. We zijn het zicht op het staatsbestel als geheel uit het oog verloren en hebben de verbinding tussen individu en samenleving verwaarloosd. Burgerschap is sterk verengd tot individuele (grond)rechten en de invulling daarvan. Voor het actief burgerschap, de civil society, was bij de overheid nauwelijks belangstelling.

We stuiten nu op een aantal problemen die te lang zijn verwaarloosd. Denk aan racisme en het slavernijverleden, maar ook eerder al aan onze opstelling gedurende de oorlogsjaren. In Nederland, in tegenstelling tot Duitsland, werd lang niet de noodzaak gevoeld ons ‘opnieuw te verhouden tot ons verleden’.

‘Het kan me weinig schelen of een bewindspersoon aardig is, het ambt moet goed worden vervuld’

Die noodzaak wordt nu scherper gevoeld. De actuele betekenis van de excuses voor het slavernijverleden zit voor mij in het afwijzen van maatschappelijke discriminatie en van economische uitbuiting. Die excuses hebben weinig betekenis als we die discriminatie en uitbuiting op andere wijze laten voortbestaan. Het verleden en de verantwoordelijkheid daarvoor, hebben alleen betekenis als je daar iets mee doet in het heden.’

U hebt het over toekomstperspectief, over organisatie. Tegelijkertijd personaliseert de macht, mede door media en haar nadruk op poppetjes, steeds meer. Wat is volgens u de rol van openheid en kwetsbaarheid van politici en bestuurders?

‘Een van de kenmerken van een democratisch bestel is de scheiding van functie en persoon. Dat door de sociale media en de concurrentie op de kiezersmarkt er zoveel aandacht is voor ‘de persoon achter de ambtsdrager’, doet aan dat kenmerk niets af. Het kan me weinig schelen of een bewindspersoon aardig is of niet of dat hij wel of niet een goed huwelijk heeft. Het gaat erom dat hij of zij het ambt, ook inhoudelijk, goed vervult, voldoet aan de eisen die het ambt stelt, bestand is tegen druk, de rug recht houdt.’

De jongere politieke elite socialiseert nu echter wel politiek op die manier: ze krijgen veelal mee dat de persoon belangrijker is dan de inhoud. Wat zou u hun meegeven?

‘Blijf nieuwsgierig, en vraag je bovendien altijd af hoe je een ontwikkeling kan verklaren. Dat is immers ook een voorwaarde om een ontwikkeling te kunnen keren. Ik zou alle toekomstige politici er ook op willen wijzen dat je een zware functie alleen kan uitoefenen als er ruimte blijft voor een privéleven.

Telt de persoon van de politicus dan helemaal niet? Natuurlijk wel. Tussen het ambt aan de ene kant en de privépersoon aan de andere zit de authentieke – persoonsgebonden - invulling van het ambt. Een politicus is juist geen robot, geen technocraat. Hij of zij is in staat de individuele burger te blijven zien. Maar dat is iets anders dan je familie en privéleven in de (verkiezings)strijd gooien. Juist vanwege dat essentiële onderscheid moeten we ook scherp zijn op bedreigingen van personen. Dan wordt een voorwaarde voor het goed functioneren van ambtsdragers – en dus op termijn de democratische rechtsorde als geheel - onderuitgehaald.’

Het Tij Tegen van Herman Tjeenk Willink is verschenen bij uitgeverij Prometheus.

Koen Bruning doet de master Media & Journalistiek aan de Universiteit van Amsterdam. Hij is auteur van het boek Samen Rijk en medeoprichter van het politieke platform en denktank Progressief Café. Noot: Het interview vond plaats vóór de val van het kabinet.

 

Foto: Bob Bronshoff