INTERVIEW Kiza Magendane over burgerschap: ‘We hebben een participatiekloof’

Politicoloog en publicist Kiza Magendane (1992) houdt zich bezig met burgerschap en identiteit. Hij publiceerde er een boek over, mede ingegeven door persoonlijke ervaringen. ‘Wij zijn onvoldoende in staat om te gaan met diversiteit en het veranderende karakter van Nederland.’

Sinds 2007 woont Kiza Magendane in Nederland. Na zijn vlucht uit Congo komt hij op een Nederlandse middelbare school terecht, gevolgd door een studie Politicologie. Hij meldt zich al snel in het publieke debat. Zijn stem is verfrissend; hij kijkt met de blik van een nieuwkomer naar de Nederlandse samenleving. Magendane wordt columnist voor NRC.

‘Wie zijn wij, wie mag daarbij horen en wie bepaalt dat? En hoe gaan we met elkaar om?’

Hij is initiatiefnemer van het Progressief Café. Via dit platform wil hij met denkers en doeners ‘de waarden van inclusie, verheffing en duurzaamheid in ere houden’. In 2021 publiceert hij bij uitgeverij Prometheus zijn boek Met Nederland in therapie. In het boek analyseert hij wat Nederlanderschap betekent. Hij gaat op zoek naar wat er nodig is om tot een rechtvaardiger Nederlandse samenleving te komen.

‘Ik heb een boek over burgerschap willen schrijven. Ik wil een fundamentele discussie voeren over het sociaal contract in Nederland. Wie zijn wij, wie mag daarbij horen en wie bepaalt dat? En hoe gaan we met elkaar om? Dit hangt heel sterk samen met identiteitsvragen. Ik heb gezien hoe identiteitsvragen burgerschap gijzelen. Dat laat Roxane van Iperen ook heel goed zien in haar nieuwe essay Eigen welzijn eerst. Ze beschrijft hoe mensen zich beroepen op allerlei rechten, met als gevolg dat ze goedpraten dat er een tweederangs burgerschap bestaat. Dat toont aan dat er een relatie is tussen identiteitsvragen en de juridische kant van burgerschap; dat je mensen anders kunt behandelen, dat je kunt rechtvaardigen dat ze minderwaardig behandeld worden omdat ze anders zijn.’

In jouw werk zet je gelijkwaardigheid neer als belangrijk element voor burgerschap.

‘Ja, er zijn miljoenen Nederlanders die niet weten hoe ons democratische systeem werkt. Mensen die niet kunnen lezen en schrijven, migranten, mensen met een lage opleiding. Dat lees je ook in De atlas van afgehaakt Nederland van René Cuperus en Josse de Voogd. Als ik heel scherp ben: dat is een vorm van onrecht. In deze diploma-democratie is het onrechtvaardig dat bepaalde mensen significant meer te zeggen hebben. Op basis van hun opleiding en al die vinkjes van Joris Luyendijk.

We hebben een participatiekloof in Nederland. Dat zie je bijvoorbeeld als het gaat om het klimaat. De participatie-elite weet hoe ze zich moet organiseren, weet waar ze subsidie vandaan kan halen, weet hoe ze moet protesteren tegen de bouw van een windmolenpark, enzovoort. Ondanks dat iedereen zich bewust is van dit probleem, wordt er weinig mee gedaan. Simpelweg omdat die participatie-elite niet goed aanvoelt wat het betekent als een bepaalde groep niet meedoet in de samenleving.

In mijn boek haal ik dit soort elementen aan. Ik zoom in op de gebrekkige representatie van Afro-Nederlanders. We hebben nu voor het eerst sinds 1903 een zwarte minister. Maar dat boeit niemand, omdat men niet voelt hoe problematisch dat eigenlijk is. Daarom heb je mensen nodig die reuring veroorzaken en dit problematiseren.’

Hoe verhoudt gelijkwaardigheid zich volgens jou tot diversiteit?

‘Een van de aspecten van de democratische rechtsstaat is dat je allemaal gelijk bent voor de wet. Maar dit gelijkheidsbeginsel bestaat alleen bij de gratie van pluriformiteit. Tussen gelijkheid en pluriformiteit bestaat een paradoxale relatie, wat inhoudt dat je ook verschillen accepteert om gelijkheid te bevorderen. Die twee hebben elkaar nodig. Daarover moeten we ook nadenken als het gaat om burgerschap. Mijn boek is geboren uit zorg. Ik vind dat wij onvoldoende in staat zijn om te gaan met diversiteit en het veranderende karakter van Nederland, de demografische transitie.’

Je wijst naar de relatie tussen burgers en politiek.

‘Je ziet dat er tussen burger en overheid steeds meer een consument-producent-relatie is ontstaan. Dat manifesteert zich op allerlei manieren. Politici − noem ze voor het gemak “politieke ondernemers” − richten zich op particuliere belangen van kiezers en verliezen soms het collectieve belang uit het oog. Dat is een zorgelijke ontwikkeling. En ook de keuze van stemmers gaat steeds meer uit naar particuliere zaken en onvoldoende naar het collectieve nut.’

Hoe reageert men op je boek? Dringen je opvattingen door tot beleidsmakers?

‘Ik weet dat ik goed gelezen word in bepaalde kringen in Den Haag. Ik heb recent Zijne Majesteit de Koning ontmoet naar aanleiding van mijn boek. Dat ik uitnodig tot nadenken en mensen inspireer, is voor een schrijver op zichzelf al een goed resultaat, maar de vraag is natuurlijk: wat betekent dat in de praktijk?

Ik zie dat mijn boek bijdraagt aan bewustwording, maar ik weet niet hoe die bewustwording zich gaat vertalen in bijvoorbeeld beleid. Burgerschap gaat niet alleen over iets wat op papier staat, maar vooral ook over hoe we met elkaar omgaan. Over geschreven en ongeschreven regels.’

In Vrij Nederland schrijf je: we hebben leiders nodig die de moed hebben om te zeggen dat de oude zekerheden verdwijnen. Wie zijn de leiders?

‘Ik denk dat politieke leiders in Den Haag de verantwoordelijkheid hebben om risico’s te nemen en soms impopulaire dingen te zeggen, bijvoorbeeld over diversiteit. Net als publieke intellectuelen en journalisten. Wat wij consumeren aan informatie, wat wij voorgeschoteld krijgen, bepaalt hoe wij ons tot elkaar verhouden.

Politici moeten mensen niet naar de mond praten, niet politiek ondernemen. Je ziet dat politici gewoon bang zijn. Ze verkopen nostalgie, dat is veel aantrekkelijker dan een hoopvolle visie op de toekomst formuleren. Neem Thierry Baudet. Hij geeft zijn visie op hoe Nederland in elkaar zit. Het is niet mijn visie, maar het is tenminste een visie. Je zou hopen dat anderen een alternatief beeld creëren. Met name progressief Nederland zit gevangen in dit vraagstuk.’

Hoe zie jij de rol van sociaal professionals in het ontwikkelen van burgerschap?

‘Zij zijn de ambassadeurs, het gezicht van de overheid. Sociaal professionals vertolken het beleid. Als er dingen fout gaan, zullen zij dat als eerste signaleren. Zij hebben een hoofdrol. Ik snap dat het complex is omdat ze te maken hebben met bureaucratie, met leidinggevenden en met het politieke klimaat. Maar ik geloof dat sociaal professionals in de eerste plaats het collectieve belang dienen. Anders dan politici hoeven zij geen stemmen te winnen. Neutraliteit is hun kracht.

‘Leer van migranten en nieuwkomers. Zij hebben ervaren hoe het is om zich aan te passen’

We hebben mensen nodig die zich niet laten gijzelen door het sentiment van de waan van de dag. Mensen die werken in de praktijk van het sociaal domein, die de kennis en wijsheid koesteren om antwoorden te bedenken op complexe vragen. We zien nu bij burgers een verlangen naar geborgenheid, een gevoel van onbehagen. Het is een cruciale opdracht voor sociaal professionals om dat te signaleren en te onderzoeken. Zij zijn de koppeling tussen de leefwereld en de politieke werkelijkheid. Misschien moeten er meer mensen uit het sociaal domein de politiek in. Of moeten ze hun lobbykracht richting de Tweede Kamer versterken.’

Stel dat je wordt uitgenodigd om op een opleiding voor sociaal werkers een college te geven over burgerschap. Wat ga je vertellen?

‘Ik vind beeldvorming interessant. Je bewust zijn van je eigen vooroordelen en je maatschappelijke vooroordelen blijft belangrijk. Daarnaast is het van belang om jezelf uit te dagen om buiten je comfortzone te treden. Denk na over de huidige situatie, een samenleving waarin je anders behandeld mag worden als je niet voldoet aan de criteria van Nederlanderschap. Wees je ervan bewust dat daarmee tweederangs burgerschap en discriminatie worden getolereerd.

Daarom pleit ik ervoor dat we ons meer voorstellen wat Nederland kán zijn, dat je inspeelt op ontwikkelingen in de samenleving, op nieuwe inzichten en nieuwe paden. Ik noem het niet voor niets een dynamische invulling van burgerschap. Dat betekent: wees voorzichtig met dingen inkaderen, met het stellen van criteria. Sit down en kijk wat er gebeurt, wat het betekent in de praktijk. Het is een oproep om niet te verklaren dat de samenleving af is. Niet te doen of Nederlanderschap af is. Leer van migranten en nieuwkomers. Zij hebben ervaren hoe het is om zich aan te passen aan andere omstandigheden.’

Je profileert je als schrijver. Ben jij stiekem niet ook een activist?

‘Ik heb een heel duidelijke visie en weet waar ik voor sta. Ik noem mezelf “beleidsondernemer”: ik probeer beleid te beïnvloeden met een ondernemende aanpak. Dus ik heb het Progressief Café opgericht, waar ik met anderen inspirerende bijeenkomsten organiseer en actiegerichte publicaties publiceer. Ik publiceer artikelen, columns, essays en podcasts. Ik geef ook advies en doe actie-onderzoek over burgerschap.

Maar ik vind het ook fijn om tegen de stroom in te gaan. En dan worden mensen weleens boos. Ik observeer wat er gebeurt, en houd de samenleving een spiegel voor. Ik woon vijftien jaar in Nederland, ben als asielzoeker begonnen. Ik hoop nu mensen te inspireren om na te denken over waar wij als samenleving staan en waar we naartoe gaan. Ik hoop dat we elkaar ontmoeten, voorbij onze verschillen kijken, want ik vind dat dit tot nu toe niet gebeurt.’

Henk van den Einden is chef-redactie van Tijdschrift voor Sociale Vraagstukken.

 

Foto: Anna van Kooij

Dit artikel is 1074 keer bekeken.

Reacties op dit artikel (2)

  1. “Sociaal professionals vertolken het beleid. Als er dingen fout gaan, zullen zij dat als eerste signaleren. Zij hebben een hoofdrol.”

    Kiza Magendane heeft wel een groot geloof in beleidsontwikkeling en de uitvoering daarvan.
    In de praktijk blijken juist sociaal professionals iedere grip op de ontwikkelingen te missen zoals bijvoorbeeld bij de Jeugdzorg, Ouderenzorg en de uitvoering van de Participatiewet (Bijstand) te zien is.
    Op dit forum wordt daar voortdurend aandacht aan gegeven en veelal gezien als problematisch.

  2. Een artikel voor de eigen bubbel, artikel nr 1001 wat van “sociale professionals” komt, en nog erger als ze ook nog “international” zijn. Dan ligt uiteraard hun professionele micro focus op diversiteit en inclusie. De eeuwige identiteits – en wie hoort erbij vragen stellen. Die je dan voorzichtig probeert te pushen in de richting die jij wilt adhv het onwetend zijn vd ander.

    Als je de basisscholen (zeker in de grote steden) bekijkt (ik zat daarop in de jaren 70) tov nu + de internationalisering van het onderwijs, horeca en grote steden dan vind ik (en met mij heeeel veel anderen) dat het al veel te inclusief en divers is. Je kunt amper NL meer praten, laat staan erin studeren, en de huizenprijzen zijn torenhoog.

    De schrijver maakt zélf deel uit van het cohort van 40% internationale studenten aan “onze” (d66 wokerige) universiteiten wiens “beroep en missie in life” het is om dit aan te kaarten. Een van de heeeeel velen die lobbyen voor “one world etc”, We moeten ons vervolgens ook nog verheffen van de schrijver, want “we” zijn natuurlijk niet al te snugger en xenofoob ongetwijfeld. Ik ben diverse keren in Afrika geweest, en daar is het niet anders. Soms nog 10x erger. Hoe je daar behandeld en aangesproken wordt is zeker niet altijd even fraai.

    De schrijver (en met hem hele legers hoger opgeleide en gesubsidieerde tafel- en forumkletsers, en voorzitters van congressen en leutergroepen) vraagt zich ook op ieder podium (en hij heeft er nogal wat) wie “wij” dan zijn, en wie dat bepaalt. Ongetwijfeld een dagtaak.

    Zelf is hij super ambitieus en zou volgens mij het liefst dicteren hoe de rest zich dient te gedragen, en dat “we” iedereen (nog meer) moeten omarmen, en de wereld one big happy family is. Dat is vaak zo als je hbo + of universitair bent opgeleid (in de juiste richting), soms 2 paspoorten en grond elders hebt (of erft). Dan heb je er profijt van.

    De rest heeft last en veel hinder van inclusiviteit en internationalisering. ze kunnen hier niet weg, ze hebben last woonruimte te vinden, lonen ad onderkant blijven laag door foute uitzenders, je moet verplicht tig gebroken talen spreken op je werk, hebt 10 culturen in je trappenhuis etc etc
    En NL wordt steeds voller gebouwd, de zeespiegel en het grondwater stijgt, veel wateroverlast, en we moeten nog meer bouwen ook ! Daardoor oa. Straks zitten we hier zelf met natte voeten en moeten we weg. Waarheen dan ? Wat is het nut ?

    Het feit dat hij vindt dat “we” verheffing nodig hebben, is een oeroud PvdA stokpaardje. En destijds zinvol met moeilijk toegankelijk onderwijs, nu klinkt het arrogant en belerend.

    Dit omdat 99% van het partijkader zélf wel hoger opgeleid is, dik meegeprofiteerd heeft van tig subsidies, regelingen en privileges en 0 verbinding met hun achterban meer heeft.
    Die ze die voordelen onthouden hebben door mee te stemmen met liberaal beleid, en internationalisering.

    Het is een stuk in de trant van gezien worden (wie schrijft die blijft) en invloed uitoefenen. Erg vind ik dat dat vaak gaat met een moreel superioriteitsgevoel van de “richting” in doen en denken bepalen. Respect moet je overal verdienen, dat kun je niet opleggen

Reageer

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *