INTERVIEW Rolf van der Velden: ‘Het is een mythe dat we geen specialistische vakkennis meer nodig hebben’

Dat we de vakmensen van de toekomst zo breed mogelijk moeten opleiden is een groot misverstand, blijkt uit prijswinnend onderzoek. ‘We moeten terug naar de roots’, zegt onderzoeker Rolf van der Velden.

Het begrip vakmanschap is de laatste tijd vakkundig opgepoetst. Het lijkt wel een rage, een revival. ‘Maar eigenlijk heeft ‘vakmanschap’ altijd een positieve lading gehad’, zegt Rolf van der Velden. ‘Slecht vakmanschap bestaat immers niet. De term impliceert een hoog niveau van niet alleen kennis, maar ook vaardigheden en specialisme. Maar het beroepsonderwijs is, mede door veralgemenisering, weggedreven van de oorspronkelijke sterke kracht van het beroepsonderwijs: dat vakmanschap. Eigenlijk moeten we terug naar de roots.’

Van der Velden is directeur van het Researchcentrum voor Onderwijs en Arbeidsmarkt (ROA) en hoogleraar aan de Universiteit Maastricht. Hij leidde het brede consortium van onderzoekers van de Universiteit Maastricht/ROA, het Kohnstamm Instituut, UvA/AMCIS en ECBO dat de toekomst van het vakmanschap onderzocht. Het project werd bekroond met de NSV-VBO Prijs voor Beleidsonderzoek.

Hoe moeten we vakmensen opleiden zodat ze makkelijk hun entree kunnen maken op de arbeidsmarkt, maar ook duurzaam inzetbaar houden terwijl banen voortdurend veranderen? Dat was het dilemma dat centraal stond in het onderzoek.

Amper nog vieze handen

Vakmanschap is niet iets ouderwets, wil Van der Velden benadrukken. ‘Mijn gedachten gingen eerst ook uit naar de bierbrouwer en de mandenmaker. Maar ik was eens bij een World Skills-wedstrijd. Daar waren in een hele grote hal kappers en bakkers bezig, maar een heel groot deel van de vakmensen van tegenwoordig zat achter een beeldscherm. Webdesigners, installatietechnici. Zelfs de hedendaagse automonteur maakt amper nog vieze handen.’

NSV-VBO Prijs voor Beleidsonderzoek

De NSV-VBO Prijs voor Beleidsonderzoek is een tweejaarlijks uit te reiken prijs, in 2009 ingesteld door de Nederlandse Sociologische Vereniging (NSV) en de Vereniging voor Beleidsonderzoek (VBO). De prijs beoogt het vele interessante beleidsonderzoek dat in Nederland plaatsvindt beter voor het voetlicht te brengen. Dit jaar koos de jury twee winnaars. ‘Versnelde participatie en integratie van vluchtelingen: de Amsterdamse aanpak’ van Regioplan en ‘De toekomst van vakmanschap’, door een consortium van de Universiteit Maastricht/ROA, het Kohnstamm Instituut, UvA/AMCIS en ECBO.

Er is niet één type vakmanschap, legt Van der Velden uit. Afhankelijk van de mate van autonomie en het beroep dat ze moeten doen op specialistische vaardigheden zijn er brede, praktische en specialistische vakmensen te onderscheiden. ‘Er wordt vaak gedacht dat er steeds meer behoefte is aan generieke, zogeheten ‘21ste eeuwse’ vaardigheden, zoals samenwerken, leiderschap en flexibiliteit. Maar het gaat nog steeds in de eerste plaats om vakspecifieke kennis.’

Dat wil niet zeggen dat de loopbaan van een vakman niet dynamisch kan zijn. Neem een monteur, zegt Van der Velden. ‘Die kan heel praktisch beginnen, met het plaatsen van cv-ketels. Daarna kan iemand wanneer hij of zij daar aanleg voor heeft evolueren, bijvoorbeeld tot hooggespecialiseerd monteur van een warmtepomp.  Of beheerder van heel warmtesysteem.’

Veranderende arbeidsmarkt

Van der Velden kan het niet genoeg benadrukken: ‘Het is een mythe in het onderwijs dat we geen specialistische kennis meer nodig hebben. In die specialistische kennis zit juist het comparatieve voordeel van mensen met een beroepsopleiding, het is hun kracht. En dat is de reden waarom mbo’ers op de arbeidsmarkt niet met havisten concurreren. Juist in beroepsonderwijs moet je oppassen voor verbreding, juist op laagste niveau.’

Maar verandert juist hun werk niet heel snel, met het risico dat we hen scholen voor banen die straks niet meer bestaan? Natuurlijk zijn er op de arbeidsmarkt voor lageropgeleiden sectoren waar klappen vallen, zegt Van der Velden. ‘In de administratieve dienstverlening verdwijnen zeker banen. Maar in de techniek heb je nog genoeg perspectief. Daar kom je beter terecht als mbo’er dan als havist die niet heeft doorgeleerd.’

Met name de praktisch geschoolde vakmensen komen wel gevangen te zitten in banen met een lage status met minder loopbaankansen, maar ze blijken niet vaker werkloos. Wat ook blijkt: beroepsvaardigheden en generieke vaardigheden gaan niet ten koste van elkaar. ‘Burgerschap, rekenen en lezen kun je ook goed leren binnen de beroepscontext. Verpleegkundigen hebben te maken met ethische problemen, technici moeten handleidingen kunnen lezen. Dat zijn generieke vaardigheden. Als je het leren daarvan direct koppelt aan het beroep in plaats van in aparte vakken, maakt dat voor leerlingen veel duidelijker waarom die vaardigheden nuttig zijn.’

Over het onderzoeksproject

Het vakmanschap-onderzoek wordt door de jury mede geroemd vanwege ‘een indrukwekkende samenwerking tussen verschillende instituten en experts’. Dat is volgens projectleider Rolf van der Velden inderdaad een belangrijk ingrediënt van het succes.

‘We hebben zeer multidisciplinair samengewerkt met economen, sociologen en onderwijskundigen. We werkten vaak in koppels van onderzoekers vanuit verschillende instituten. We hebben ook echt fundamenteel wetenschappelijk onderzoek verricht, resulterend in twaalf publicaties. Daarvan krijg je uiteindelijk betere beleidsadviezen, is mijn overtuiging. En het was een echte samenwerking. We hebben zelfs samen een weekend doorgebracht in een voormalig klooster in Den Bosch om daar samen aan de projecten te werken.’

Wat volgens Van der Velden ook positief uitpakte, was de rol van financier NRO-ProBO. Die fungeerde als een buffer. ‘Beleidsonderzoek dat rechtsstreek door het ministerie wordt uitgezet is soms wat kortademig. Het zit vaak dicht op de politieke actualiteit. En een paar maanden is te kort om een onderwerp echt uit te diepen. Wij hadden bijna drie jaar'.

Numerus fixus

Waarom is het vakmanschap dan in de waardering weggezakt? Volgens Van der Velden is er zowel in het onderwijs als bij ouders en leerlingen een tendens ontstaan dat doorstromen naar de havo nuttiger werd geacht dan een goede mbo-opleiding kiezen, en is op het vmbo de theoretische leerweg automatisch boven een praktische leerweg geplaatst.

‘Ik denk dat het heel goed en belangrijk is om te laten zien dat die andere route ook heel veel perspectief biedt. Al moet je wel voorkomen dat leerlingen en ouders daarin verkeerde keuzes maken. Scholen denken: ik heb liever dat een 16-jarige een kappersopleiding volgt dan uitvalt. Maar ik zou toch zeggen: stuur meer. Maak duidelijk waar het perspectief op werk ligt.’

Veel leerlingen met een migrantenachtergrond kiezen bijvoorbeeld voor de richting economisch-administratief, illustreert Van der Velden. ‘Ze denken dat ze accountant of jurist kunnen worden. Maar dat worden ze met die opleiding natuurlijk niet. Een numerus fixus in het mbo is zo’n gek idee nog niet. Het maakt leerlingen in elk geval bewust van hun toekomst.’

Jurre van den Berg is redacteur van socialevraagstukken.nl

 

Foto: GVB Interne Beeldbank (Flickr Creative Commons)