Onzekerheid, maar ook veel potentie in Amsterdamse tuindorpen

Tuindorpbewoners in Amsterdam-Noord voelen zich onzeker. Het buurtcentrum sluit, de gezondheidszorg wordt duurder en het stadsdeel en de woningbouwcorporatie verdwijnen uit het zicht. Toch is er ook potentie om hun gemeenschappen sterk, weerbaar en betrokken te houden.

Stadsbuurten met een dorps karakter en kleine maar knusse huizen met levendig versierde voortuinen, waar dezelfde families van generatie op generatie wonen. Zo kunnen Tuindorp Buiksloot (Het Blauwe Zand) en Floradorp, de buurten in Amsterdam-Noord waar wij onderzoek  deden, worden omschreven. Wat de buurten eveneens kenmerkt is een opvallend homogene bevolkingssamenstelling. In tegenstelling tot de meeste Amsterdamse buurten is de overweldigende meerderheid van de bewoners hier van Nederlandse komaf. Bovendien is de bevolking homogeen in sociaaleconomisch opzicht; het merendeel is lager opgeleid en zou kunnen worden ingedeeld onder de noemer ‘arbeidersklasse’. Van oudsher staan beide buurten bekend om hun rebelse karakter en anti-establishment houding. Tuindorp Buiksloot en Floradorp worden daarnaast in verband gebracht met hoge percentages schooluitval en relatief hoge verkiezingsresultaten voor populistische partijen als de PVV. Maar het werkelijke karakter van deze buurten is vele malen complexer en veelzijdiger dan deze eerste associaties doen vermoeden. De buurtbewoners vormen namelijk ook een gemeenschap die zich achtergesteld voelt en die in toenemende mate kwetsbaar is voor armoede, sociale uitsluiting en politieke onverschilligheid, zo blijkt uit ons onderzoek.

Veranderingen tasten sterke gemeenschapszin aan

Een van de opvallendste onderzoeksbevindingen was de zeer sterke gemeenschapszin in beide buurten. Bewoners van Tuindorp Buiksloot en Floradorp voelen zich sterk geworteld in hun buurt en hebben geen enkele behoefte om ergens anders te wonen. De gemeenschapszin geeft mensen een gevoel van veiligheid en het idee ergens thuis te horen. ‘Zodra ik de brug [naar onze buurt] over ben’, legt een jongeman uit, ‘voel ik me veilig. Dit is onze plek, onze buurt.’ Tegelijkertijd zijn de onderzochte buurten geen afgezonderde eilandjes in de stadse samenleving, maar ondergaan zij net als de rest van de stad ingrijpende veranderingen op verschillende niveaus.

Zo verandert het homogene karakter van de buurten bijvoorbeeld langzaam maar zeker. Stapje voor stapje komen er meer bewoners met een andere klasse- of etnische achtergrond dan de oorspronkelijke bewoners. Sommige oorspronkelijke bewoners geven aan die verandering als bedreigend te ervaren, en de integratie tussen oude en nieuwe bewoners verloopt niet altijd zonder spanningen. Daarnaast voltrekken zich grote veranderingen op het terrein van welzijn. Bewoners ervaren de sluiting van welzijnsvoorzieningen ‘oude stijl’ als een daadwerkelijk verlies, en hebben het gevoel dat hun wijk oneerlijk behandeld wordt. In de woorden van een geïnterviewde: ‘Andere buurten krijgen alles, terwijl ons alles wordt afgenomen.’ Mensen zien een overheid die in steeds minder voorziet, die de bewoners zelf laat opdraaien voor hun buurt- en jeugdfaciliteiten, de zorg voor langdurig zieken en ouderen en het onderhoud van de publieke ruimte. De overgang van een traditionele welvaartstaat naar een zogenaamde ‘participatiesamenleving’ veroorzaakt onrust in deze buurten. Zo leggen bewoners vaak een direct verband tussen de terugtredende overheid en de toename in criminaliteit en jongerenoverlast op straat.

Tot slot zijn er ingrijpende veranderingen op economisch gebied. Van oudsher zijn in deze wijken de arbeiders van de Amsterdamse havenindustrie gehuisvest, en nog altijd groeien jongeren hier op in een traditie van manueel vakmanschap, of ‘met je handen werken’. Jongeren bereiken over het algemeen een laag opleidingsniveau en worden gestimuleerd om op jonge leeftijd aan het werk te gaan. Maar fabriekswerk in de havens is in Amsterdam-Noord allang niet meer voor handen en laaggeschoolde vakmensen zijn steeds meer aangewezen op een onzeker bestaan als zelfstandige in een competitieve omgeving. De mensen in ons onderzoek worden hard getroffen door de combinatie van de economische crisis en bezuinigingsmaatregelen. Het kost veel moeite om de eindjes aan elkaar te knopen, de schuldenproblematiek loopt op en mensen zijn in toenemende mate kwetsbaar voor armoede. In combinatie met de onzekerheid over de kosten van gezondheidszorg weerhoudt dat mensen er bijvoorbeeld van om de noodzakelijke medische hulp te zoeken. ‘Ik denk wel twee keer na voor ik naar de huisarts ga’, zo vertelde een buurtbewoonster ons. ‘Ik ben als de dood voor de rekening, je hebt geen idee welk deel je moet betalen en hoeveel dat is.’

Onrust en onzekerheid omzetten in positieve kracht

Hoewel deze veranderingen onrust en onzekerheid veroorzaken, signaleren wij verschillende manieren waarop die onrust kan worden tegengegaan en sociale verandering kan worden omgezet in een positieve kracht. In de onderzochte tuindorpen kent men elkaar en let men op elkaar. Met de juiste stimulans en inzet van overheidswege kan deze betrokkenheid kansen bieden voor zelforganisatie. Zo werd in 2012 in Floradorp met succes een volksopera georganiseerd, met buurtbewoners in de hoofdrol. Dat gaf een enorme impuls aan het zelfvertrouwen van bewoners en de sociale cohesie in de wijk. Een ander positief voorbeeld is het buurtcentrum De Driehoek in Tuindorp Buiksloot, een buurtcentrum dat op de lijst stond om gesloten te worden. Sinds het centrum in zelfbeheer is van een groep energieke buurtbewoners trekt het meer publiek en weet het buurtbewoners van uiteenlopende achtergronden beter aan zich te binden dan ooit tevoren. Dit soort initiatieven moet de ruimte en ondersteuning krijgen om te slagen. Ze versterken immers het gevoel onder bewoners dat maatschappelijke veranderingen niet alleen een verlies betekenen, maar ook tot iets moois kunnen leiden.

Zelfredzaamheid vergt een langere begeleiding door de lokale overheid

Om de vitaliteit, weerbaarheid en betrokkenheid van deze buurten zeker te stellen voor de toekomst, is een lokaal overheidsbeleid nodig dat flexibel is en goed aansluit op de specifieke dynamiek en behoefte in deze buurten. Dat betekent in de eerste plaats inspelen op het sterke gemeenschapsgevoel in deze wijken, want dat heeft veel potentie voor zelforganisatie, buurtinitiatief en betrokkenheid bij medebewoners. De lokale overheid kan dat stimuleren door ruimte en ondersteuning te geven aan de ideeën van de bewoners zelf en er alert op te zijn dat ook nieuwe bewoners bij deze ontwikkelingen worden betrokken. Zelfredzaamheid is in deze buurten niet vanzelfsprekend, maar vergt een langere begeleidende rol van de lokale overheid, waarbij wederzijds vertrouwen en heldere communicatie cruciaal zijn.

Aan de andere kant staan groeiende politieke onverschilligheid en wantrouwen, spanningen tussen nieuwe en oude bewoners, jongerenoverlast en een toenemende kwetsbaarheid voor armoede dit soort positieve ontwikkelingen in de weg. Daarom is tegelijk een aanpak nodig waarbij onder meer lokaal ondernemerschap wordt ondersteund, de zichtbaarheid van overheid, woningcorporatie en zorginstellingen in de wijk wordt vergroot, en jongeren worden gestimuleerd op het gebied van opleiding en welzijn. Daarmee kan worden voorkomen dat mensen uit deze groep alsnog aan de zijlijn komen te staan van onze veranderende stedelijke samenleving.

Saskia Welschen is socioloog en auteur van het rapport ‘White Working Class Communities in Amsterdam’ van de Open Society Foundations. Dit artikel verscheen eerder in het Engels op de website www.opensocietyfoundations.org.