Stel in het onderwijs menswording weer boven marktdenken

In een laag-vertrouwensamenleving als de onze ligt sterke nadruk op controle en toezicht. Dit heeft z’n weerslag op onderwijspolitiek en -beleid. Menswording in het onderwijs is hierdoor ernstig onder druk komen te staan. In haar oratie pleit hoogleraar Gerdien Bertram daarom voor meer ruimte voor menswording. Die kan volgens haar gevonden worden in ‘tegen-verhalen’ uit levensbeschouwelijke tradities.

Het gaat in het onderwijs niet zozeer om wat we leerlingen en studenten meegeven aan kennis en vaardigheden, maar om wat ze zelf gaan doen met alles wat ze in onderwijs meegekregen hebben. Menswording gaat om hoe kinderen en jongeren als mens in de wereld verschijnen en hoe ze zich tot die wereld willen verhouden. Daar is ruimte en vertrouwen bij nodig. En precies dat ontbreekt nu vaak. Denken over menswording is ook nauw verbonden met iemands visie op het leven, iemands mens- of wereldbeeld, ofwel iemands levensbeschouwing.

Een laag vertrouwen domineert

De samenleving waarin de huidige generatie kinderen en jongeren opgroeit, werd in een recent onderzoeksrapport over de maatschappelijke impact van COVID-19 treffend als ‘laag-vertrouwensamenleving’ getypeerd.1 Kenmerkend voor deze samenleving is een laag vertrouwen in overheidsinstituties en een gering vertrouwen in mensen die men niet kent.

Mede onder invloed van individualisering, secularisering en globalisering is de culturele en levensbeschouwelijke diversiteit in Nederland sterk toegenomen. Toenemende diversiteit is echter niet gelijk opgegaan met het leren kennen en vertrouwen van anderen. De laag-vertrouwensamenleving uit zich dan ook in afnemende sociale cohesie, toenemende polarisering en verlies aan sociaal kapitaal. Nationaal en mondiaal worden we voor grote samenlevingsvraagstukken gesteld.

Onderwijs wordt overvraagd

De huidige samenleving stelt het onderwijs, dat menswording als ultiem doel heeft, voor grote uitdagingen. Al jaren is er de neiging om bij problemen in de samenleving naar het onderwijs te kijken. Dáár moeten de oplossingen vandaan komen: als wij een nieuwe generatie burgers nú leren hoe ze gezond moeten leven, hebben we over een x aantal jaren minder mensen met hart- en vaatziekten. Als we ze nu leren goed met diversiteit om te gaan, hebben we later minder maatschappelijke spanningen. Zo bezien is er een enorm geloof, een sterk vertrouwen, in onderwijs. Misschien wel té groot. Het onderwijs wordt behoorlijk overvraagd.

Ten dienste van ‘BV Nederland’

Ook in economisch opzicht. Onderwijs wordt namelijk al geruime tijd als een verdienmodel gezien. Zo blijkt onder meer uit een adviesrapport van de Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid.2 Goed onderwijs wordt daarin beschreven als onderwijs dat komende generaties zodanig toerust, dat het verdienvermogen van Nederland op peil blijft en liefst nog wordt versterkt.

Onderwijs dient ervoor te zorgen dat leerlingen de kennis en vaardigheden verwerven die voor de toekomst van de Nederlandse economie nodig zijn. Onderwijs staat dan dus niet meer ten dienste van de vorming van kinderen en jongeren, maar staat ten dienste van ‘BV Nederland’. Helaas treft dit alle lagen van onderwijs, van basisschool tot hoger beroepsonderwijs en wetenschappelijk onderwijs aan toe.

Meer pedagogische ruimte en vertrouwen

Door deze maakbaarheid, beheersing en prestatiecultuur in ons onderwijs staan het levensbeschouwelijk en pedagogisch perspectief onder druk. Veel leraren en leerlingen lijden hieronder. Er is weinig ruimte en vertrouwen en er zijn zorgen om het mentaal welzijn. Veel leraren voelen zich niet gezien en erkend in hun eigen professionaliteit. Ze ervaren door alle nadruk op controle maar weinig vertrouwen. Dit belemmert hen in hun werk en dat heeft ook weer gevolgen voor leerlingen. Daarom is het heel belangrijk dat er weer meer pedagogische ruimte en vertrouwen in het onderwijs komen.

Inspireren met verhalen die een ander perspectief bieden

Maar ook vertrouwen is niet maakbaar. We kunnen niet bij onszelf noch bij anderen, dus ook niet bij leerlingen, ‘een knopje vertrouwen aanzetten’. Wat wel kan is onszelf en elkaar inspireren met en aanmoedigen door verhalen van hoop en vertrouwen. Verhalen die mensen doen opleven en perspectief bieden. Verhalen die ruimte maken voor menselijkheid en medemenselijkheid en zo tegenwicht bieden aan de nadruk die er in onze tijd en cultuur wordt gelegd op maakbaarheid, beheersingsdrang, instrumentaliteit en prestatie.

Kortom: verhalen die een tegengeluid laten horen en een ander perspectief bieden op menszijn en samenleven. Verhalen die inspireren om onderwijs vorm te geven vanuit de overtuiging dat elk mens van waarde is - los van prestaties of economisch gewin – en van betekenis is voor vandaag én morgen.

Revolutie, maar geen ‘quick fix’

Dergelijke ‘tegen-verhalen’ kunnen gevonden worden in uiteenlopende levensbeschouwelijke tradities, die tot op de dag van vandaag een krachtige bron van zin en inspiratie kunnen zijn. Voor gemeenschappen, maar ook voor individuele leerlingen en docenten, die net als ieder van ons existentiële vragen en behoeften hebben. Deze vragen en behoeften mogen met het oog op onderwijs dat menswording als ultiem doel heeft, niet verwaarloosd worden.

De levensbeschouwelijke dimensie helpt ons om stil te staan bij hoe we naar leerlingen en docenten willen kijken en maakt ons bewust van het feit dat leven niet maakbaar is. Levensbeschouwelijke tradities bieden natuurlijk geen ‘quick fix’ voor de problemen van onze tijd. Ze reiken wel een perspectief aan om het uit te kunnen houden met onzekerheid. Een perspectief om een risicovol leven in een laag-vertrouwensamenleving toch in vertrouwen aan te durven.

Tegengeluid tegen neoliberalisme en marktdenken

Om in onderwijs een tegengeluid te laten horen richting neoliberalisme en het dominante marktdenken die het onderwijs steeds meer in haar greep houden en de ruimte voor menswording onder druk zetten, is vrijheid van onderwijs tot op de dag van vandaag hard nodig. Daarvoor is een revolutie nodig die voor mij begint met fundamenteel anders naar mensen te kijken. En precies daar hebben levensbeschouwelijke tradities veel te bieden.

Gerdien Bertram-Troost is hoogleraar Onderwijs in levensbeschouwelijk en pedagogisch perspectief bij de Faculteit Religie en Theologie van de Vrije Universiteit Amsterdam. Dit artikel is gebaseerd op haar onlangs gehouden inaugurele rede ‘Menswording in een laag-vertrouwensamenleving. Kansen en uitdagingen voor onderwijs’

 

Noten

  1. Engbersen, G., Van Bochove, M., De Boom, J., Bussemaker, J. et al. (2021). De laagvertrouwensamenleving. De maatschappelijke impact van COVID-19 in Amsterdam, Den Haag, Rotterdam & Nederland, vijfde meting. Erasmus School of Social and Behavioural Sciences & Kenniswerkplaats Leefbare Wijken.
  2. WRR (2013). Naar een lerende economie. Investeren in het verdienvermogen van Nederland. Amsterdam University Press.

 

Foto: Jonathan Borba via Unsplash

Dit artikel is 1364 keer bekeken.

Reacties op dit artikel (1)

  1. Zou het niet zo kunnen zijn dat het lage vertrouwen in de overheid direct veroorzaakt wordt door de enorme macht van het onderwijs en het enorme mandaat dat de aanbieders van publiek onderwijs nu al krijgen. Als je 13 jaar lang leerplichtig bent in een systeem dat zichzelf ‘algemeen vormend’ noemt, terwijl het eigenlijk niets anders is dan een beroepsopleiding voor schrijvende professionals (zoals de auteur van dit stuk) dan moet je toch wel een hekel aan de overheid krijgen?
    Weet deze hoogleraar dat ‘bildung’ een veel zwartere geschiedenis heeft dan alle adepten weten? Na de val van Napoleon waren adel en net-niet-adel (zoals Schiller en Humboldt) op zoek naar een legitimatie voor de grote inkomensverschillen tussen elite en klootjesvolk. De adel had zijn positie als militaire macht verspeeld en zocht een nieuwe ‘babbeltruc’ om de uitbuiting van boeren en arbeiders te rechtvaardigen. Niet toevallig werden geschiedenis en dode talen de hoogst aangeschreven schoolvakken (tot de jaren ’70 mochten technische hogescholen zichzelf niet ‘universiteit’ noemen).
    En waar komt toch dat waanidee vandaan, dat gewone mensen meer last van marktwerking dan van publieke exploitatie zouden hebben? Waarom zou een over-heid die zijn onder-danen inkapselt in nieuwe vormen van horigheid minder bedreigend zijn dan een gezonde markt, waar elke klant kan kiezen uit twee of meer aanbieders en kan kiezen wat het best in de buurt komt van zijn behoefte? Het onderwijs is een bastion van vrijheidsbeperking, dat aantoonbaar schade aanbrengt aan grote groepen jonge mensen en aan de samenleving als geheel. Moet je de daders dan nog meer zeggenschap geven?

Reageer

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *