Wantrouwen is leidraad in asielprocedure

De asielprocedure claimt vluchtelingen te helpen en gaat er tegelijkertijd vanuit dat vluchtelingen liegen. Zij worden met wantrouwen bejegend voor ze compassie in de vorm van een verblijfsstatus krijgen.

Asielaanvragers kunnen vaak alleen met de asielprocedure juridisch toegang tot Nederland krijgen. Witte en rijke mensen beschikken over het privilege van ‘grenzeloosheid’, zij kunnen met hun paspoort en geld vrij door de wereld reizen. Op grond van deze structurele ongelijkheid worden asielaanvragers ervan verdacht ‘gelogen’ vluchtverhalen op te geven om eveneens toegang tot deze witte, rijke geprivilegieerde wereld verkrijgen.

Op zoek naar de ‘echte’ vluchteling

Het is aan de ambtenaren van de Nederlandse Immigratie en Naturalisatie Dienst (IND) om te onderzoeken of iemands verhaal ‘waar’ is of niet. Zij zoeken in de asielprocedure naar de ‘echte’ vluchteling door middel van wantrouwen.

Zo valt bijvoorbeeld in het grote detentiecentrum voor potentiële vluchtelingen dichtbij Schiphol wantrouwen niet te ontkennen: de detentie van de asielaanvragers zegt op zich al genoeg. Vóór zij actief herkend worden als passieve slachtoffers van vervolging worden zij vastgezet in een mentale, juridische en materiele vorm van limbo: een voorgeborchte tussen aankomst en toegang in.

Deze opmerkelijke en gespannen plek leidt in sommige gevallen tot een vorm van compassie. Een compassie voor de ‘echte’ vluchteling die tegelijkertijd zorgt voor uitsluiting van iedereen die niet als zodanig (h)erkend wordt.

Er is niet constant een vijandige sfeer

De asielprocedure en dus de IND beschermt ‘de vluchteling’ door te bepalen wie wel en wie niet een ‘echte’ vluchteling is. Asielaanvragers moeten de meest intieme details delen met IND-ambtenaren die geleerd hebben op afstand te blijven en kritische vragen te stellen. Een IND-ambtenaar vertelde hierover: ‘… de een vertelt een leugen om in de regels te passen, de ander voert de regels uit door op leugens te betrappen.’

Wantrouwen vormt zo een leidraad in het ondervragen van een persoon die aangeeft vluchteling te zijn. Dit betekent echter niet dat er constant een vijandige sfeer heerst. IND-ambtenaren zoeken een balans tussen iemand stimuleren traumatische details te delen en tegelijkertijd diens verhaal kritisch te benaderen.

IND-ambtenaren focussen op gaten, leugens en vaagheden in een verhaal

Wantrouwen wordt ook niet per definitie hard ingezet, maar subtiel toegepast in het horen van asielaanvragers: ‘Ik denk dat je aan iemand die de waarheid vertelt precies dezelfde vragen kunt stellen als aan iemand die iets verzint. Ik kan mijn vragen zo inkleden dat iemand in zijn leugens verstrikt zal raken, maar de waarheid weet altijd een uitweg. (…) Een geloofwaardig verhaal is gedetailleerd, consistent en concreet, een ongeloofwaardig verhaal is vaag, tegenstrijdig en onlogisch’ (IND-ambtenaar).

Wantrouwen, een focus op leugens en onwaarheden, wordt een manier om dichterbij een waarheid te komen die de IND nooit volledig zal kennen. De IND-ambtenaren moeten erop vertrouwen dat deze op wantrouwen gebouwde procedure goed werkt. Zij focussen op gaten, leugens en vaagheden in een verhaal, een zoektocht die hen evengoed tot de conclusie van geloofwaardigheid kan brengen. Maar geloofwaardigheid ontstaat pas wanneer wantrouwen actief weg is genomen. En pas daarna ontstaat ruimte voor inleving en zelfs het voelen van verdriet voor de situatie – voor compassie.

Wie genoeg leed heeft gehad, ‘verdient’ toegang

De asielprocedure is deels gebouwd op een idee van mensenrechten en medemenselijkheid. IND-ambtenaren vinden dan ook dat zij met hun werk kwetsbare mensen kunnen helpen. Het probleem ontstaat wanneer iets ongrijpbaars als kwetsbaarheid en menselijk lijden grijpbaar moet worden.

In onze gesprekken benadrukten de IND-ambtenaren vaak dat hun geloof in de ‘echte’ vluchteling een drijfveer vormt in hun werk, en voegden daar meteen aan toe dat ze dus niet iedereen toe kunnen laten. Zorgdragen voor compassie doen ze door wantrouwen in te zetten.

Zo kunnen ze tot een scherpe scheiding komen tussen ‘echte’ vluchtelingen en mensen die ervan verdacht worden simpelweg ‘een beter leven te zoeken’ en om die reden verder gecriminaliseerd worden. Wie volgens de IND genoeg leed heeft gehad ‘verdient’ compassie, toegang; anderen ‘verdienen’ deportatie.

Wantrouwen als kille compassie

Het is dus wantrouwen dat IND-ambtenaren in staat stelt het ‘goede’ te doen. Maar deze vorm van compassie is een kille (gevoelloze) vorm en onderdeel van een set aan regels (over wie erg genoeg lijdt om toegang te 'verdienen') die met andere gevoelens – vooral afstandelijkheid en wantrouwen – wordt uitgevoerd. Tijdens mijn onderzoek zag ik dat performances van afstand nemen, die gezien worden als objectief beslissen, juist voor een nog scherper wantrouwen, een nog scherpere focus op vaagheden en gaten zorgde.

Verschillende denkers zoals Martha Nussbaum (1996) en Elizabeth Porter (2006) redeneren dat meer compassie in dit soort harde juridische procedures zou kunnen helpen ze toegankelijker, beter en vriendelijker te maken. Ik denk eerder dat compassie in het geval van de asielprocedure juist medeplichtig is aan die hardheid. Compassie wordt namelijk begrensd, beschermd en uitgevoerd met wantrouwen.

Pas als het wantrouwen veranderd is in vertrouwen mag er compassie zijn.

Maja Hertoghs is antropoloog en werkt als postdoctoraal onderzoeker aan de Erasmus Universiteit Rotterdam. Dit artikel is gebaseerd op haar proefschrift Intensiteiten van de staat: Een etnografie van intimiteit en wantrouwen in Nederlandse asielprocedures’, EUR, september 2019.

 

Foto: Directie Voorlichting (Flickr Creative Commons)

Bronnen

Referenties

Nussbaum, M. C. (1996). Compassion: The Basic Social Emotion. Social Philosophy and Policy 13: 27–58.

Porter, E. J. (2006). Can Politics Practice Compassion? Hypatia 21 (4): 97–123.

Dit artikel is 4685 keer bekeken.

Reacties op dit artikel (2)

  1. Wat jammer dat deze mevrouw zo veel onderzoek heeft gedaan, maar er niet in geslaagd is haar (politieke) overtuiging opzij te zetten. Getuige de “Twitter-bubble” waarin deze onderzoeker leeft, bevindt ze zich aan de linkerkant van het spectrum. Dat op zich is niet erg, maar dat dat haar hele ‘onderzoek’ doordrenkt is wel verwijtbaar. Daarbij: het uitgangspunt dat elke persoon die zich in Nederland meldt de waarheid spreekt en per definitie niet met wantrouwen bejegend mag worden, getuigt van een grenzeloze naïviteit. Zelfs door asieladvocaten en ook door asielzoekers zelf (!) wordt erkend dat verhalen worden aangedikt, verzonnen of compleet bij elkaar gelogen. Wat ook misschien niet helpt is dat je als antropoloog waarschijnlijk niet kunt weten dat het onderzoek door de IND is ingegeven vanuit vaststaande, dus bindende, juridische kaders. Het geloofwaardigheidsoordeel, “credibility assessment” is zo’n bindend, juridisch kader.

    Als de IND vervolgens met vrijwel identieke vluchtverhalen wordt geconfronteerd, waarin zelfs de kleine details hetzelfde zijn, wie geeft de IND dan niet het recht een dergelijk verhaal te onderzoeken? Als zelfs dominees van kerken aan de IND meedelen dat de persoon voor wie zij een aanbevelingsbrief geschreven hebben ”en die altijd zo trouw de kerk bezocht” na het verkrijgen van een vergunning nergens meer te bekennen is, mag de IND het zoveelste bekeringsrelaas dan niet doorzagen op zoek naar de échte overtuiging?

    De beste en meest gerenommeerde (klassieke) filosofen hebben de vraag: “wat is waarheid” enkel kunnen beantwoorden met een presumptie van wantrouwen. En dat is precies de kern. De IND onderzoekt een asielzoeker vanuit de presumptie van wantrouwen: op zoek naar de waarheid. Daarmee is niets mis, zolang die presumptie niet is: u liegt. Die laatste presumptie is inderdaad zo’n verregaande vorm van wantrouwen dat je als gehoor- en beslisambtenaar bij de IND op een verkeerde plek zit. Maar, zo blijkt ook uit het ‘onderzoek’, die presumptie wordt niet aangetroffen bij de IND-ambtenaren.

  2. Migranten (be)landen tamelijk massaal in Nederland, het gros met de ambitie om er voorgoed domiciliair te verblijven. Dat is hun belang. Bedenken we daarbij dat ze niet zijn uitgenodigd en om zo te zeggen ‘Binnen zonder kloppen’ zijn gekomen, moet er dan ook een wezenlijk Nederlands belang in het geding zijn. Onder meer het feit dat er een instantie als de IND* bestaat, bewijst dat. Bij een liberale ‘laissez aller et venir’ = laat maar waaien beleid was die overbodig, of het zou een duur treiter-instituut moeten zijn.

    Die vrijzinnige optie hier verworpen, ontstaan dan de vragen: 1. wat is in casu dat (onvermijdelijke) NL-belang en 2. hoe zou dat NL-belang redelijker wijze kunnen worden gediend zonder een dosis gezond wantrouwen t.a.v. van de interesse van de migranten? Moeten we ‘eyless in Gaza’ dan alles maar geloven? Mogen wij ons als Land niet meer beschermen?

    *Hertoghs schrijft: 1) De asielprocedure en dus de IND beschermt ‘de vluchteling’ enz. en 2) ‘De asielprocedure claimt vluchtelingen te helpen’ enz.
    Neen. De IND is om vreemdelingen te schiften (Nederlands: ‘screening’), van Nederlanders en ook wel de ene van de andere vreemdeling. Dat de IND ze ‘en passant’ en in haar onderafdelingen en vertakkingen ook wel helpt, is bijkomstig en niet de bedoeling, of ontaarding.

Reageer

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *