Ondernemerschap: een kans voor statushouders?

Is ondernemerschap de snelste weg naar integratie voor statushouders? Gezien hun wankele economische positie wordt daar veel van verwacht. Maar de cijfers zijn niet rooskleurig. En een goed idee is niet genoeg.

De Refugee Company (Amsterdam), Rebuild (Amsterdam), Eritrea-fietst (Den Haag), Start/T Startup Accelerator for Refugees (Twente), The First Step To (Breda), DeliteLabs (Amsterdam): allemaal initiatieven gericht op het stimuleren van ondernemerschap van statushouders.[1] De opsomming is moeiteloos met vele anderen uit te breiden. Is ondernemerschap voor statushouders de snelste weg naar integratie in de Nederlandse samenleving? Is het eenvoudiger dan het bevechten van een baan in de ‘witte’ kantoortuinen van Nederland? Platform31 sprak met 17 ondernemende statushouders en stelde vast dat succesvol ondernemerschap voor statushouders weerbarstige materie is, maar er liggen zeker kansen.

Wankele positie op arbeidsmarkt

De aandacht voor de sociaaleconomische integratie van statushouders heeft alles te maken met hun wankele positie op de Nederlandse arbeidsmarkt. De WRR-Policy Brief Geen tijd verliezen (2015) maakte dat eerder duidelijk. Slechts een op de drie in Nederland verblijvende statushouders tussen 15 en 64 jaar had een betaalde baan, stelde de WRR vast, en dat gold ook voor de 33.000 nieuwkomers die eind jaren ‘90 een status kregen.

Recente cijfers laten geen rooskleuriger beeld zien. Waar men voorheen bij arbeidsmarktparticipatie snel dacht aan de reguliere arbeidsmarkt, wordt de optie (zelfstandig) ondernemerschap steeds serieuzer genomen. Dat is te begrijpen. Ondernemerschap is een alternatief als de reguliere arbeidsmarkt in meer of mindere mate is geblokkeerd, bijvoorbeeld door, zoals een aantal gesprekspartners aangaven, het niet erkennen van hun diploma’s. Bovendien: het arbeidsverleden van veel statushouders ligt juist in deze hoek.

Heel veel voormalige gastarbeiders kozen in de jaren tachtig voor deze route omdat de reguliere arbeidsmarkt door de toenmalige crisis hen weinig kansen bood. Een eigen bedrijf bood een uitweg. Anno 2018 zien we in het geval van statushouders vergelijkbare processen, ook al is situatie anders.

Ondernemerschap zit in de lift

Zo zit ondernemerschap voor alle groepen in de Nederlandse samenleving al enige tijd in de lift. Verschillende maatschappelijke ontwikkelingen zijn daar debet aan, natuurlijk de flexibilisering van de arbeidsmarkt, maar ook het proces van digitalisering. Een eigen bedrijf vraagt tegenwoordig niet per definitie een kantoor en ondersteunend personeel, een laptop en een goed idee kunnen volstaan.

Maar er is er meer nodig dan een goed idee, werd ons duidelijk uit de gesprekken. Ook statushouders die uit ondernemingsgezinnen komen, die weten wat het is om economisch het lot in eigen hand te nemen, hebben moeite om in Nederland een succesvolle onderneming van de grond te tillen.

Er liggen kansen voor etnische ondernemers

In Nederland wordt een andere professionaliteit gevraagd, beheersing van de taal en de juiste soft skills, vertrouwdheid met automatische systemen, digitaal betaalverkeer, de verantwoording richting de accountant, belastingen, et cetera. De bestaande wetenschappelijke literatuur over etnisch ondernemerschap bevestigt dit beeld. Realisme is gepast, zeker waar het gaat om de eerste generatie. Niettemin: er liggen kansen. Hun inbedding in transnationale netwerken geeft hen een voorsprong op autochtone ondernemers, terwijl de opkomende etnische vertierindustrie in onze superdiverse steden ook ondernemerskansen biedt.[2]

We hebben als gezegd met zeventien statushouders gesproken. Er is een groep die zegt direct voor het ondernemerschap gekozen te hebben. Vaak hadden zij al een eigen onderneming in het land van herkomst. Dan is er een groep die aangeeft voor het ondernemerschap gekozen te hebben omdat men er niet in slaagde een baan te vinden, geen baan aangeboden kreeg, dan wel een baan waar men vanwege het lagere niveau geen trek in had. En er was een groep die verschillende ijzers in het vuur hield. Ze oriënteren zich op het ondernemerschap, maar blijven alert op kansen om in een reguliere baan aan de slag te gaan.

Het merendeel ondervindt problemen

Het vinden van zeventien ondernemende statushouders bleek niet eenvoudig, omdat we onszelf twee restricties hadden opgelegd. We wilden graag spreken met statushouders die minder dan vijf jaar geleden statushouder werden én we wilden niet te veel ondernemers in de sfeer van horeca spreken. De ondernemers die we spraken waren vooral actief op het terrein van de dienstverlening, het ging o.a. om restauranthouders, kappers, een garagehouder, een koerier annex klusser, en een taalschoolhouder voor nieuwkomers. Veel van hun klanten zijn ‘oude landgenoten’, de stap naar grotere meer heterogene mainstream-markten had niemand nog gezet.

De gesprekken maakten duidelijk dat een aantal statushouders zeker een succesvolle onderneming in handen heeft, maar dat het merendeel de grootste moeite heeft hun onderneming van de grond te krijgen. Deels ligt dit aan gebrek aan eigen ondernemersvaardigheden, maar deels ook aan gebrekkige professionele begeleiding.

Intensieve begeleiding en aandacht zijn een vereiste

De meeste statushouders ervaren de hulp van de gemeente als afstandelijk, bureaucratisch en niet betrokken. Een vrijwilliger die als mentor optrad voor twee statushouders vertelde dat hij hemel en aarde had moeten bewegen, tot aan de Nationale Ombudsman toe, om de administratief verkeerd genoteerde geboortedatum van één van hen veranderd te krijgen. Het was een slopend en tijdrovend parcours geweest dat hem terugkerend langs allerlei gemeentelijke loketten had gevoerd. Zijn ervaring: zonder persoonlijke intensieve aandacht redden statushouders het niet.

Die intensieve aandacht is noodzakelijk omdat Nederland een ingewikkeld land is van regels, loketten en procedures. Ook voor een beroep als taxichauffeur is een diploma vereist. Een statushouder ervoer de Nederlandse bureaucratie als ‘overwhelming’. In haar land van herkomst zijn er geen instanties die alles van je willen weten (adressen, bankgegevens, verdiensten, geboortedata familieleden). Ook zaken als de ‘Bbz’-regeling‘[3], het aanvragen van een ‘BTW-nummer’ dan wel een ‘Kamer van Koophandel-nummer’ leiden tot verwarring.

De Nederlandse bureaucratie wordt als onverzettelijk ervaren. In een aantal gesprekken werd naar voren gebracht dat niet goed gekeken is of de locatie past bij de statushouder. Gezinnen met een voorkeur voor het platteland belanden in grote steden, terwijl stedelijk georiënteerde statushouders in dorpse settings terecht kwamen en daar prikkels en netwerken ontberen om stappen in het integratieproces te maken.

Aanbevelingen voor statushouders

Op basis van de interviews met de ondernemende statushouders hebben wij een reeks aanbevelingen geformuleerd. Het gaat onder andere om de volgende. (1) Zet niet te snel in op ‘aan de slag als ondernemer’. Goede taalbeheersing, adequate scholing , vertrouwdheid met de Nederlandse cultuur, zijn belangrijke bouwstenen voor een geslaagd integratieproces. (2) Gids statushouders beter door de gecompliceerde Nederlandse bureaucratie. Statushouders krijgen in Nederland te maken een hoogontwikkelde bureaucratie. Dit woud van regels vormt voor statushouders een enorme barrière. (3) Rust de gemeente beter toe voor de begeleiding van statushouders. Intensivering van contact tussen gemeente en statushouder is nodig om hen beter en met meer urgentie en slagkracht te kunnen helpen. (4) Investeer in taaltraining en daarmee samenhangend ondernemersonderwijs. (5) Faciliteer mentoraatsprojecten voor statushouders. Juist mentoren kunnen via het overdragen van zijn of haar sociaal en cultureel kapitaal het verschil maken. (6) Organiseer projecten gericht op netwerkvorming. Een van de belangrijkste stappen die statushouders moeten zetten bij het starten van een onderneming is het opbouwen van een netwerk.

Te leren valt van verschillende inspirerende voorbeelden, waarin originele vormen zijn gevonden om contact en kruisbestuiving mogelijk te maken tussen statushouders en andere personen en organisaties die elkaar anders niet gemakkelijk ontmoeten. Denk bijvoorbeeld aan Startblok Riekerhaven, een wooncomplex in Amsterdam Nieuw-West, waar zowel statushouders als studenten wonen. Of denk aan het initiatief Lola Lik in de voormalige Bijlmerbajes waar tientallen creatieve bedrijfjes een plek kregen en waar vele statushouders bij betrokken waren.

Ruud Dorenbos en Radboud Engbersen werken bij Platform31. Het volledige rapport is te downloaden via Platform31.

 

Noten:

[1] Een statushouder is een asielzoeker die de asielprocedure heeft doorlopen en een verblijfstatus heeft gekregen. Statushouders worden ook wel vergunningshouders of verblijfsgerechtigden genoemd.

[2] Aytar, V. & J. Rath ed. (2012), Selling Ethnic Neigborhoods. The Rise of Neighborhoods as places of Leisure and Consumption. New York: Routledge.

[3] Het gaat om de Bijstandsregeling zelfstandigen: Besluit bijstandverlening zelfstandigen (Bbz). Bijstandsgerechtigden kunnen via deze regeling vanuit een uitkeringssituatie toegroeien naar ondernemerschap.

Foto: Eritrea Fietst