Werk is niet de beste bescherming tegen partnergeweld

Beleidsopvattingen over de waarde van werk in het voorkomen van en herstellen na partnergeweld staan op cruciale punten haaks op de ervaring van slachtoffers, ontdekte Suzanne Bouma bij haar promotieonderzoek. Beter naar hen luisteren zou veel schelen.

Werk wordt in beleid steeds sterker als dé oplossing van maatschappelijke en individuele problemen neergezet (Kamerstukken in de periode 1980-2018). Zo ook in het voorkomen van en herstellen na partnergeweld. Beleidsmakers spreken over een reeks causale verbanden: werk leidt tot economische zelfstandigheid, eigenwaarde en sociale contacten, wat de weerbaarheid van vrouwen vergroot en helpt bij het voorkomen van (herhaling van) partnergeweld.

Werk betekent hier het verrichten van betaald werk buitenshuis en wordt op dit moment in beleidsteksten als de meest gewaardeerde participatievorm, ‘de beste sociale zekerheid’ en als ‘de beste bescherming’ gepositioneerd.

Dit is opvallend, want wetenschappelijk onderzoek laat zien dat het verband tussen werk en partnergeweld complex is, dat partnergeweld alle vrouwen kan treffen en werken voor vrouwen zelfs een potentiële risicofactor is – bijvoorbeeld wanneer de partner een gevoel van machtsverlies ervaart (Atria, 2021).

De vrouwen hebben kritiek op het idee dat werk partnergeweld kan stoppen

Bij mijn promotieonderzoek keek ik hoe vrouwelijke slachtoffers van partnergeweld zelf spreken over de waarde van werk en hoe beleidsuitvoerders van de Wmo en Participatiewet de waarde van werk zien in het voorkomen van en herstellen na partnergeweld.

Slachtoffers kritisch over beschermende werking

Wanneer de vrouwen in mijn onderzoek spreken over de waarde van werk voorafgaand of gedurende de gewelddadige relatie, noemen zij toegang tot financiële middelen, sociale steun, structuur en een doel in het leven. Andere functies van werk houden verband met het meegemaakte geweld: signaleren, een veilige haven zijn, afleiding bieden en behoud van identiteit.

De vrouwen konden niettemin ook kwaad worden over het op maatschappelijk en politiek niveau bestaande idee dat werkende vrouwen weerbaarder zijn dan niet-werkende vrouwen en hierdoor minder risico lopen op partnergeweld. Hoewel het hebben van werk kan helpen bij het verlaten van de gewelddadige partner, hebben zij kritiek op het idee dat werk partnergeweld kan stoppen.

‘Dat was voor mij juist het begin van een hel’

Ten eerste nuanceren ze het idee van de werkplek als ‘veilige haven’ en signaleringsfunctie. Voor Aniek (41) gold bijvoorbeeld dat haar werkgever wist van haar gewelddadige thuissituatie en haar verzocht zich ziek te melden. ‘Dat was voor mij juist het begin van een hel. Toen ik in de ziektewet kwam, heeft dat er wel voor gezorgd dat ik 24/7 door hem werd aangepakt.’ Van de bedrijfsarts moest ze vervolgens een assertiviteitstraining volgen: ‘Ik kan er nu wel om lachen, hoor. Maar het eerste huiswerk dat ik kreeg was “nee zeggen”. Een week later kwam ik terug bij die assertiviteitstraining met dikke blauwe ogen: “Dit krijg ik als ik nee zeg”. Daarna is het balletje pas gaan rollen.’

Een tweede punt van kritiek is dat afhankelijkheid als risicofactor vele vormen kent en door het meegemaakte geweld nog sterker wordt. Het geweld kan bijvoorbeeld leiden tot isolement en verlies van identiteitsbesef, en angst voor escalatie kan reden zijn om bij de gewelddadige partner te blijven. Werk beschermt daar niet tegen.

Het beëindigen van de gewelddadige relatie is niet gelijk aan het stoppen van geweld

Daarnaast is ‘toegang’ het sleutelwoord en kunnen vrouwen op papier economisch zelfstandig zijn, maar in de praktijk geen toegang tot hun eigen inkomen hebben (economisch geweld). Alle geïnterviewde vrouwen die gedurende de gewelddadige relatie werkten, moesten daarmee (tijdelijk) stoppen door gezondheidsklachten of een plotselinge vlucht naar een veilig onderkomen.

Een derde kritiekpunt is dat het beëindigen van de gewelddadige relatie niet gelijk is aan het stoppen van geweld. Veel van de geïnterviewden hadden, ook jaren na beëindiging van de relatie, nog te maken met een gewelddadige of intimiderende ex-partner.

Herstellen en werken

Ook als vrouwen eenmaal aan het herstellen zijn van partnergeweld zien zij werk niet zondermeer als iets positiefs. Het herstelproces kan ingedeeld worden in drie fases: verwerken, oriënteren en re-integratie.

In eerste fase kan betaald werk voorzien in afleiding, sociale steun en het opbouwen van zelfvertrouwen. Tegelijkertijd kan deze afleiding de verwerking onderbreken waardoor het gehele herstelproces vertraagd wordt. In de oriëntatiefase staat het (her)ontdekken van de eigen identiteit centraal, ook in relatie tot de rol als werkende. In deze fase wordt meer waarde gehecht aan andere vormen van participatie dan arbeidsparticipatie, zoals het uitbreiden sociaal netwerk, vrijwilligerswerk, scholing en empowerment- en re-integratietrajecten.

Dit besef gaat gepaard met een angst om weer te gaan werken

De re-integratiefase tot slot wordt gekenmerkt door de behoefte deel te nemen aan de maatschappij, waarbij de vrouwen (net als beleidsmakers) betaald werk als de hoogste vorm van deelname zien. Ze worden in deze fase echter ook geconfronteerd met obstakels die gerelateerd zijn aan partnergeweld. Naast lichamelijke en psychische klachten, is er kans op een ‘terugval’ (naar de verwerkingsfase).

Vrouwen beseffen zich, veelal op basis van eigen ervaring, dat de kans op terugval bestaat. Dit besef gaat gepaard met een angst om weer te gaan werken. Tegelijkertijd staat werk voor veel vrouwen symbool voor einde van het herstelproces en hebben ze het gevoel dat ze als niet-werkende niet meetellen in de maatschappij. Lieke (40) voelde zich als ‘een soort vogeltje in een kooitje’ dat wachtte totdat ze ‘de maatschappij weer in’ mag. Ze zei over weer werk hebben: ‘Dan ben ik gewoon weer net als iedereen.’

Slachtoffers zijn kritisch over het simplistische beeld dat beleidsmakers neerzetten

Het re-integreren naar betaald werk gaat vaak gepaard met gevoelens van ongeduld, schaamte en frustraties, waardoor sommige vrouwen te snel gingen werken en juist daarom te maken kregen met een terugval of gedachten hadden over het terugkeren naar de gewelddadige partner.

Ondersteuning past niet

Samenvattend zijn vrouwelijke slachtoffers van partnergeweld kritisch over het simplistische beeld dat beleidsmakers in Kamerstukken neerzetten van ‘werk als de oplossing’. De waarde van werk is niet vaststaand, maar wordt (negatief) beïnvloed door het meegemaakte geweld.

Regionale beleidsuitvoerders spreken niet eenduidig over de waarde van werk. Uitvoerders van de Participatiewet zijn van mening dat werk altijd en voor iedereen van waarde is. Zij bieden echter geen specifieke ondersteuning aan voor vrouwelijke slachtoffers van partnergeweld. Wmo-uitvoerders daarentegen vinden betaald werk niet op elk moment en voor iedereen van waarde. Voor hen is participatie één van de vele doelen waar de vrouwenopvang op inzet, maar één waar de minste aandacht aan wordt besteed.

De vrouwen ervaren hierdoor een ‘gat’ in de ondersteuning naar werk. Enerzijds worden zij vanuit de hulpverlening als ‘passief slachtoffer’ gezien. Anderzijds zien re-integratiediensten hen juist vaker als ‘actieve overlevers’ die geen extra ondersteuning nodig hebben.

Luister naar de slachtoffers

Dat de ondersteuning niet aansluit op de behoeften van de slachtoffers houdt verband met de druk die beleidsuitvoerders voelen om hun opdracht uit te voeren, maar ook omdat ze onvoldoende naar de slachtoffers luisteren.

Ze herkennen niet de signalen van de negatieve effecten

Want ondanks de verschillen hebben beleidsuitvoerders één ding gemeen: ze spreken alleen in positieve termen over betaald werk. Hierdoor herkennen ze niet de signalen van de negatieve effecten die (de weg naar) betaald werk kan hebben op het risico van partnergeweld en terugval in het herstelproces. Partnergeweld is een complex probleem dat geen eenduidige oplossing heeft, maar van ons verlangt dat we de ervaring van het slachtoffer centraal te zetten.

Suzanne Bouma werkt als senior onderzoeker bij Avans Hogeschool in het Centre of Expertise Veiligheid en Veerkracht. Haar promotieonderzoek voerde ze uit aan Universiteit van Amsterdam en resulteerde tot het proefschrift Werk als oplossing. Narratieven over de waarde van werk in ter preventie van en herstel na partnergeweld.

 

Foto: Andrea Piacquadio via Pexels.com