Gabriël van den Brink: ‘Participatiesamenleving is illusoir’

De verzorgingsstaat heeft geen goed verhaal meer, maar de participatiesamenleving is illusoir en gaat mislukken. Die alarmerende boodschap verkondigde Gabriël van den Brink, tegenwoordig hoogleraar wijsbegeerte aan de VU in Amsterdam, bij de presentatie van het essay Moderne liefdadigheid, dat hij voor de WRR schreef. Hij ziet vier uitwegen.

Eerst het goede nieuws: Het gaat goed met de filantropie in ons land. In 2015 gaven we met zijn allen 4,4 miljard euro aan goede doelen, twintig jaar geleden was dat nog maar de helft. Het grootste deel komt van huishoudens. Daar komen nog eens de vele uren bij die Nederlanders in vrijwilligerswerk steken.

Exit verzorgingsstaat

Gegevens die meteen gerelativeerd mogen worden. Want 4,4 miljard is niet meer dan 0,7 procent van het binnenlands bruto product. Ook steekt het bedrag aan filantropische giften bleek af tegen de 153 miljard euro die we jaarlijks uitgeven aan de financiering van verzorgingsstaat: 78 miljard euro aan sociale zekerheid, en 75 miljard euro aan gezondheidszorg.

Niettemin ziet Van den Brink een ‘herontdekking van de vreugdevolle kan van wederkerigheid’. Reden van die vreugde: bij de persoonlijke gift is vrijwilligheid, persoonlijkheid, en dankbaarheid in het geding. Kom daar bij de verzorgingsstaat maar eens om. Die heeft volgens Van den Brink dan ook geen goed verhaal meer. De verzorgingsstaat wordt als onpersoonlijk, onvrijwillig en anoniem ervaren.

Participatiesamenleving zal mislukken

De hoogleraar-essayist is ook uiterst kritisch over het alternatief van de participatiesamenleving. De manier waarop de overheid die vorm tracht te geven - vooral via de Wmo - berust volgens Van den Brink op een illusie en zal onherroepelijk mislukken. Vooral omdat het ontbreekt aan wederkerigheid.

Van den Brink: ‘Het gaat om maatregelen die ingrijpende gevolgen (kunnen) hebben op het leven van burgers, terwijl hun zeggenschap maar zeer beperkt is. Maar bovenal: afgedwongen vrijwilligheid werkt niet. Gemeenten die zorgtaken bij buren en familie proberen neer te leggen lopen daar voortdurend tegen aan.’

Vier strategieēn om het anders te doen

Van den Brink ziet vier strategieën om het anders te doen. Ten eerste via politisering: belastingbetalers krijgen meer zeggenschap over hoe belastinggeld wordt besteed. Bij het betalen van belasting geven ze dan bijvoorbeeld aan welke doelen of noden zij belangrijk vinden.

Een tweede strategie is compensatie: burgers die zich in de samenleving inzetten voor anderen, worden daarvoor financieel of fiscaal gecompenseerd. Van den Brink schrijft in zijn essay: ‘Sommige burgers zullen tevreden zijn als hun inspanningen in het openbaar erkend of gewaardeerd worden. Anderen willen misschien gecompenseerd worden in termen van tijd.’

De derde strategie die Van den Brink ziet is via socialisatie, waarbij het beleid wordt aangepast aan de bereidheid van burgers om voor elkaar te zorgen. ‘Denk aan het pragmatisch idealisme dat kenmerkend is voor levenshouding van veel hedendaagse jongeren.’

Tot slot is er de strategie van monetarisering, waarbij de overheid burgers betaalt voor de zorg en ondersteuning die ze aan anderen geven. Over die laatste strategie klinkt Van den Brink het minst enthousiast omdat het een economische logica impliceert die haaks staat op hoe burgers tegen zorg voor hun medemensen aankijken.

Van de vier strategieën is die van compensatie de beste, zegt Van den Brink. ‘Het betekent dat men gelden vanuit de overheid dan wel een filantropische bron aanwendt om te zorgen dat burgers meer tijd besteden aan vrijwilligerswerk. Naarmate dat lukt, zou een reductie van de kosten voor professionele ondersteuning mogelijk zijn.’

Gabriël van den Brink is hoogleraar Wijsbegeerte aan de VU Amsterdam. Hij schreef in opdracht van de Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid (WRR) het essay Moderne Liefdadigheid

 

Juist veel steun voor de verzorgingsstaat

 

Kees Vendrik, hoofdeconoom van de Triodosbank, bestrijdt Gabriël van den Brinks aanname dat de verzorgingsstaat geen goed verhaal meer heeft. Het deel dat naar de sociale verzekeringen gaat is heel populair bij Nederlanders. ‘Kijk maar naar de Aow, er was geen partij bij de verkiezingen die daar op wilde beknibbelen.’ Ook van de vele miljarden die naar de zorg gaan verwacht het publiek veel, constateert Vendrik. Er is politieke zorg over de uitgavenstijging, maar Nederlanders waarderen de zorg hoog.

 

Meer zeggenschap voor burgers over middelen

 

Socioloog Godfried Engbersen is het met Van den Brink eens dat een terugtrekkende overheid niet per se leidt tot de groei van duizend liefdadigheidsbloemen. Maar je kunt volgens Engbersen evenmin zeggen dat er minder liefdadigheid komt. ‘Er is wel een tendens dat er een Mattheus-effect optreedt: als de overheid zich terugtrekt, kunnen sommige groepen zich prima redden, anderen daarentegen niet, met grotere ongelijkheid tot gevolg.’ Hij acht het niet reëel dat de verzorgingsstaat substantieel door particulier initiatief kan worden gerealiseerd. Voor Engbersen is politisering de enige realistische beleidsoptie. ‘Burgers moeten op hoog beleidsniveau meer zeggenschap krijgen.

Foto: Paul (Flickr Creative Commons)

Dit artikel is 3500 keer bekeken.

Reacties op dit artikel (5)

  1. ‘Gemeenten die zorgtaken bij buren en familie proberen neer te leggen lopen daar voortdurend tegen aan.’
    Al te goed is nog steeds buurmans gek (gemeente’s gek).
    Gabriël van den Brink heeft gelijk.
    Het is slechts een verzinsel van wereldvreemde kamergeleerden met als enig doelmerk: bezuinigen.
    Uiteraard ook nog, de zich noemende bestuurlijke ‘elite’ kennende, zonder er zelf inhoudelijk invulling aan te geven.
    De buren hebben geen zin in zorgtaken en zorgverplichtingen voor andermans ouders, al helemaal niet ook nog voor eigen rekening.
    De participatiesamenleving is niet levensvatbaar, heeft geen bestaansrecht en manifesteert zich ook niet.
    De zorg verandert, Nederland verandert niet mee.

  2. Ik woon in een klein dorp op Kreta. Een dorp wat beleidsmedewerkers waarschijnlijk voor ogen hebben als het over de participatiesamenleving gaat.

    Het dorp kent een 100 inwoners en iedereen kent iedereen. Op bruiloften is iedereen er. Op begrafenissen ook. Maar daar tussenin is het bepaald minder. Het is de familie die dan een en ander mag regelen. Mantelzorg is hier daarom uitsluitend familiezorg.
    Nu trouwde men vroeger vaak binnen het dorp. Men was dan ook vaak op een of andere manier familie van elkaar. En men woonde om de hoek. Maar dat wordt steeds minder. Het dorp vergrijst zeer snel. Want veel kinderen wonen nu in de stad. Als die kinderen het kunnen betalen huren ze voor de ouder(s) mia kapella uit een van de voormalige Oostblok-landen in. Deze levert 24 keer 7 uur ADL en HDL zorg. Zij is de enige buiten de familie die ‘billen wast’.

    De participatiesamenleving die onze beleidsmedewerkers voor ogen hebben bestaat dus eenvoudig niet. En is om die reden niet organizeerbaar. En al helemaal niet, om met Cornelis te spreken, vanuit een ‘regelsysteem’. De voorgestelde maatregelen en ook Van den Brink’s vier strategieën passen niet bij de ‘logica van het gevoel’ van het ‘natuurlijk systeem’. En familie is ‘natuurlijk systeem’. Daar moet het vandaan komen. Het is deze puzzel die moet worden opgelost.

    Omdat het naar de zorgvrager ‘dichtbij’ terugbrengen van familie vaak niet mogelijk of wenselijk is heb ik het concept ‘ruilzorg’ ontwikkeld. Het is wat betreft kwaliteit gelijk aan mantelzorg. Wat betreft ‘dichtbij’ na enige tijd waarschijnlijk gelijk aan familiezorg. Ik verwijs hiervoor naar : http://www.nieuworganiseren.nu/blog/ruilzorg/

  3. Goede tijdige analyse van Gabriel van den Brink. Laat zien dat onderbouwing zgn participatiesamenleving (een dom pleonasme) weinig doordacht en ideologisch verankerd is. Vooral vanuit rijkskasbeheer bedacht. Jammer, want onderliggende richting is wel de enige die moet, ondanks de vele tegenreacties door deze egocentrisch misbruik vanuit de politiek. Scenario dat ik mis in analyse, is niet zozeer bovenover medezeggenschap, een overschat elite-instrumentje en al lang achterhaald door de moderne media (iedereen heeft nu medezeggenschap), maar co-productie en zeggenschap op de werkvloer van de publieke dienstverlening. Dus geen monetarisering (dus burgerschap belonen met publiek geld) maar in natura inzet (dus burgerschap omarmen vanuit publieke dienstverlening waarop burger recht heeft in natura). Allerlei kleine experimenten zitten in die richting: shared decisionmaking, shared savings indien het leidt tot slimmere en meer preventieve zorg, electronisch patientendossier bij academische ziekenhuizen, community based care, matching apps rond burenhulp etc. Politiek heeft trend van meer burgerschap half gezien maar misbruikt voor eigen financiële doelstellingen, trend als zodanig wel dominante toekomst.

  4. “Een tweede strategie is compensatie: burgers die zich in de samenleving inzetten voor anderen, worden daarvoor financieel of fiscaal gecompenseerd.”

    “Tot slot is er de strategie van monetarisering, waarbij de overheid burgers betaalt voor de zorg en ondersteuning die ze aan anderen geven.”

    Wat is het verschil tussen beide? En waarom is de eerste de beste oplossing en de tweede de slechtste terwijl ze op mij overkomen als twee keer hetzelfde?

    Volgens mij moet de conclusie zijn dat op het schaalniveau van een land de verzorgingsstaat het beste werkt maar inderdaad onpersoonlijk, onvrijwillig en anoniem is.

  5. Uiteindelijk gaat het altijd weer om geld, wat ook illusoir is.
    Ga daarom werk anders belonen/waarderen. En banen die niet echt een meerwaarde hebben en je morgen niet zult missen als ze er morgen niet meer zijn, de zgn. “bullshit” banen, laten verdwijnen.
    Kortom, anders kijken naar werk en stoppen met ons doorgeschoten kapitalistisch systeem van meer, meer, meer………….tot de volgende financiële crisis zich weer aandient.

Reageer

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *