Het debat over de bijstand is er een van uitersten. Rechts vertrouwt de horden niet helemaal en gelooft hen enkel met de harde hand in beweging te kunnen brengen. Links ziet alleen maar ‘Gutmenschen’ en geeft graag vertrouwen met een onvoorwaardelijk basisinkomen. Beide uitersten brengen weinig goeds. Want het is goed dat uitkeringen gepaard gaan met plichten. Maar het is hoog tijd om daar wat meer rechten tegenover te zetten.
Laten we vooral beginnen stil te staan bij de achterliggende doelen van de bijstand. Het gaat hier om een laatste vangnet voor mensen in een kwetsbare positie. Mensen van vlees en bloed, die net als u en ik recht hebben op een beetje waardigheid. Die mensen willen we beschermen. En die mensen willen we helpen weer een plaats te vinden in de samenleving.
Pleidooien voor een basisinkomen: weinig historisch besef
Er is evenwicht nodig tussen het steunen en stimuleren van mensen, tussen hun rechten en plichten. Wanneer mensen alleen maar beschermd worden, kan de bijstand een hangmat worden in plaats van een vangnet. We hebben dat in het verleden gezien. Na de invoering van de bijstand in de jaren zestig functioneerde het praktisch als onvoorwaardelijk basisinkomen. In 1993 kwam een onderzoekscommissie, onder leiding van PvdA-econoom Arie van der Zwam, met een dodelijke evaluatie. Het repte over valsheid in geschrifte, georganiseerde oplichting, calculerend gedrag en het ontlopen van werk. Naar schatting was bij ongeveer een kwart van de bijstandsverstrekkingen sprake van fraude. De pleidooien voor een basisinkomen getuigen wat dat betreft van weinig historisch besef.
Streng-strenger-strengst leidt tot bevreemdende situaties
Helaas zijn we sinds de jaren negentig sluipenderwijs in het andere uiterste beland, dat van streng-strenger-strengst. Dat leidt soms tot bevreemdende situaties. Neem het geval van een oma die voor fraude wordt beboet, omdat ze geen administratie heeft bijgehouden van haar oppasuurtjes op de kleinkinderen: een ‘op geld waardeerbaar’ werk. Of de voormalig schooljuf die in feestelijk oranje moest papierprikken naast het schoolplein van haar oud-leerlingen. Dit soort verhalen komt helaas met enige regelmaat aan de oppervlakte. We treffen ze aan in documentaires (‘De harde werkelijkheid van de tegenprestatie’ bijvoorbeeld) en in de treurige rapporten van de nationale en plaatselijke ombudslieden.
We spreken vandaag de dag vaak over een veerkrachtig vangnet. Maar we spannen het net soms zo strak dat mensen niet worden opgevangen, maar de lucht in worden gekatapulteerd om vervolgens hard naast het vangnet neer te komen. Nu we de plichten in de bijstand wel op orde hebben, is het hoog tijd om de rechten van bijstandsontvangers te versterken. Concreet kan dat door drie ingrepen.
Bijstandsontvangers hebben recht op echt maatwerk…
In de eerste plaats hebben bijstandsontvangers recht op wat meer gemeentelijk maatwerk. En dit keer niet alleen op papier. Want waar het decentralisatiebeleid rept van vrijheid, zijn gemeentes nu nog verplicht om bij vermeend misbruik of het schenden van de inlichtingenplicht hoge sancties op te leggen. Echt maatwerk maakt het mogelijk om recht te doen aan het persoonlijke levensverhaal van mensen en onderscheid te maken tussen ‘niet-willers’ en ‘niet-kunners’.
… en op positieve prikkels en juridische waarborgen
In de tweede plaats hebben bijstandsontvangers recht op positieve prikkels. Gewoon positief contact. Uit een groot onderzoek bleek recent dat sociale diensten mensen die langer dan zes maanden in de bijstand zitten nauwelijks meer zien. Laten we ophouden met een fictieve papieren controle óver mensen, en zoeken naar controle mét mensen.
In de derde plaats is het hoog tijd voor het juridisch waarborgen van de rechten van bijstandsontvangers. Wie kijkt naar de bijstand in andere landen, ziet overal plichten en tegenprestaties, zoals we ook in Nederland hebben. Maar in andere landen zien we ook waarborgen in het recht, om te zorgen dat die plichten mensen vooruit zullen helpen. Bijvoorbeeld dat de werkzaamheden bijdragen aan te ontwikkeling van mensen, dat de arbeidsomstandigheden goed zijn en dat de werkzaamheden niet vernederen. Maar niet in Nederland. Het doorgaans braafste jongetje van de klas is hier opeens erg stout.
Bijstand moet weer bijstaan
Het wordt hoog tijd dat we ophouden in uitersten te spreken over de bijstand. Van alleen maar vertrouwen of alleen maar wantrouwen worden mensen niets wijzer. Het is hoog tijd voor een bijstand die weer bijstaat. Om met Marga Klompé, de geestelijk moeder van de bijstand te spreken: zodat bijstandsgerechtigden weer ‘met opgeheven hoofd’ de samenleving in kunnen gaan.
Wouter Beekers, directeur Wetenschappelijk Instituut ChristenUnie, en Jochem Westert, jurist en auteur van het deze week verschenen rapport ‘Met opgeven hoofd’. Een verkorte versie van dit artikel verscheen in Trouw.
Foto: Andy Piper (Flickr Creative Commons)