Al meer dan tien jaar ben ik met het mbo bezig en voor het eerst in al die jaren heb ik hoge verwachtingen van een minister van Onderwijs. Uit de plannen van Robbert Dijkgraaf blijkt namelijk dat hij echt werk wil maken van de emancipatie van het mbo. Zijn voorgangers op het onderwijsministerie probeerden dat eerder ook, maar zij bleven vooral steken in pogingen tot imagoverbetering. Met goedbedoelde leuzen zoals ‘het mbo is de kurk waarop wij drijven’, en met voorstellen om de termen hoger en lager te vervangen door theoretisch en praktisch.
Minder hiërarchisch
Overigens gebiedt de eerlijkheid mij om op te merken dat eerdere onderwijsministers soms ook concrete maatregelen namen. Mbo’ers kregen sommige privileges van het studentenleven: studentenkortingen, internationale uitwisselingen en stages, en studentenverenigingen. Dijkgraafs plannen gaan echter veel verder en kunnen, als ze door de Tweede Kamer worden aangenomen, een omslag bewerkstelligen in het denken over onderwijs. Ook kunnen ze een minder hiërarchisch stelsel opleveren.
Dijkgraaf verzet zich tegen de traditioneel halfslachtige positie van het mbo in het Nederlandse onderwijsstelsel
Wat behelzen de plannen van de minister? Kort maar bondig: hij verzet zich tegen de traditioneel halfslachtige positie van het mbo in het Nederlandse onderwijsstelsel, ergens tussen voortgezet onderwijs en hoger onderwijs in. En wil het mbo een positie geven die gelijkwaardig is aan die van het hbo en het wo. Ofwel, hij wil af van het scherpe onderscheid tussen theoretisch en praktisch onderwijs en kant zich tegen het bestaande en hiërarchische onderwijsmodel waarin intellectuele prestaties bovenaan staan.
Uitgangspunt van het door Dijkgraaf voorgestelde beleid is dat ieder kind ongeacht herkomst de mogelijkheid moet hebben om zijn talenten optimaal te ontwikkelen en een eigen pad uit te zetten. Dat hoeft niet per se de route van het vwo en het hoger onderwijs te zijn.
Mbo versterkt
In een uitzending van het televisieprogramma Buitenhof zei de onderwijsminister onlangs dat de persoonlijke groei van álle studenten voor hem een belangrijke waarde is. Hij ziet mbo, hbo en wo als een brede waaier van mogelijkheden, waaruit jonge mensen zelf kunnen kiezen. Als een student Egyptologie wil studeren, moet hij of zij dat kunnen doen. Dat geldt voor studenten op de universiteit, maar ook voor die op het mbo. Mbo-studenten moeten niet in hun keuzen worden beperkt, omdat industrie en zorg zitten te springen om middelbaar opgeleide beroepskrachten.
Tot 2027 wil hij circa 1 miljard euro per jaar investeren in een versterking van het mbo
Dijkgraaf presenteerde zijn plannen in zijn agenda van 20 oktober 2022. Tot 2027 wil hij circa 1 miljard euro per jaar investeren in een versterking van het mbo. Het is een brede en veelzijdige agenda, waarin hij sterke punten verder wil versterken en bestaande problemen wil aanpakken.
De combinatie van leren en werken ziet hij als een sterk punt van het mbo. ‘Met de focus op de beroepspraktijk is het mbo een drijvende kracht voor innovatie’, zo stelt de minister, en hij ziet ‘onderwijs voor de toekomst’ als een van de prioriteiten in zijn beleid. Het mbo moet een volwaardige en gelijkwaardige partner in de onderzoeks- en kennisinfrastructuur worden.
Eenzijdige ontwikkeling
Met zijn plannen blijft Robbert Dijkgraaf zijn ideeën trouw. Al in Gewoon werk. Over vakkundigheid in het verwaarloosde midden (2014: 140) citeerde ik hem toen hij vanuit de Verenigde Staten een enthousiaste column schreef over de highschool van zijn kinderen. Hij constateerde toen dat jonge mensen in het Nederlandse onderwijs vroeg en categorisch naar hun vermogens worden ingedeeld, en dat het onderwijsaanbod daarop wordt ingesnoerd.
Onze specifieke vorm van meritocratisering is er niet op gericht om individuele leerlingen onderwijs te geven, afgestemd op hun belangstelling en talenten. Op de Amerikaanse highschool van zijn kinderen was daarvoor wel ruimte. Zijn kinderen kregen een rijk aanbod aan cursussen, waaruit ze hun eigen trajecten konden samenstellen, ondersteund door counselors. Ze werkten in hun eigen tempo, en jong en oud bleken door elkaar heen in de klas te zitten.
Dijkgraaf contrasteert dit onderwijs met dat in Nederland. Hier te lande valt steeds een groep leerlingen af. Doordat die groep wordt afgesneden van een deel van het onderwijs worden de leerlingen in hun ontwikkeling beperkt. De voortdurende selectie komt erop neer dat alle Nederlandse jongeren zich eenzijdig ontwikkelen.
Verademing
Dijkgraaf wil daarvan af, te beginnen met een versterking van het mbo. Een ware verademing was het toen ik hem hoorde zeggen dat we in Nederland een probleem hebben met prestatiedruk. Eindelijk. En dat uit de mond van een minister van Onderwijs, een internationaal gelauwerde natuurkundige die jarenlang onderzoek heeft gedaan aan topuniversiteiten. Iemand die als geen ander weet wat presteren en excelleren is.
Ik hoop van harte dat minister Dijkgraaf zijn programma door de Tweede Kamer weet te loodsen. En dat hij uit het veld vervolgens voldoende steun krijgt om zijn ideeën praktisch vorm te geven.
Rineke van Daalen is socioloog en werkte aan de Universiteit van Amsterdam.