COLUMN Geen meeuwen-kapitalisme in het publieke domein  

We wijzen voor alles wat misgaat in de publieke sector graag naar de markt. Onterecht, meent hoogleraar Marcel Canoy. Hij ziet drie routes voor goed ondernemerschap bij publieke voorzieningen.

Het is dezer dagen bon ton om marktwerking de schuld te geven van ongeveer alles wat misgaat. Voor alles wat niet goed gaat naar de markt wijzen, doet mij denken aan een sketch van het Wim de Bie typetje Meneer Foppe die een volkomen onschuldig foutje bij de supermarkt maakte, waarop Koot zei: ‘Vermenigvuldigen wij dit bedrag voor het gemak met X miljard dan is de heer Foppe verantwoordelijk voor de gehele staatsschuld.’

In de werkelijkheid ziet de wereld er genuanceerder uit. Er zijn voorbeelden van goed ondernemerschap in de ouderzorg, kinderopvang of verslavingszorg. En er zijn misstanden zoals bij het Estro-debacle bij de kinderopvang, of oudere gevallen zoals Vestia bij woningcorporaties of Philadelphia in de gehandicaptenzorg.

Meeuwen krijsen, schijten de boel onder en vliegen weer weg

De vraag is hoe we goed ondernemerschap kunnen stimuleren en de excessen kunnen vermijden. Niet weinigen zijn van mening dat je helemaal geen ondernemerschap moet toelaten bij publieke voorzieningen. Deze overheidsadepten hebben de empirie niet aan hun zijde. De toeslagenaffaire is toch echt niet door de markt, maar door de overheid gecreëerd. Ook de pgb-fraude, het Fyra-debacle en de ICT-ramp bij de politie zijn toch geen schandalen waar je in alle redelijkheid de markt de schuld van kan geven.

Verschillende kanten van ondernemerschap

Goed ondernemerschap kenmerkt zich door passie, hart voor de sector, innovatie, aansluiten bij de wensen van klanten, handelingssnelheid en wendbaarheid. Eigenschappen die niet allemaal bij de overheid even goed zijn ontwikkeld. Worden die eigenschappen goed ingezet dan resulteert dat in het maken van winst. Dat is geen schande, maar juist precies wat je wilt. Deze winst wordt niet, zoals markthaters ons willen doen geloven, ‘uit de sector onttrokken’, maar zorgt juist voor waardevolle kapitaalinjecties in de sector. Je wilt namelijk graag investeren in dingen die renderen.

Het beste is dat je iets verzint dat bonafide bedrijven niet in de weg zit

Helaas is er ook de donkere kant van ondernemerschap. Via listige en ondoorzichtige BV-holding constructies kunnen regels worden omzeild en krenten uit de pap gevist, zodat de ‘moeilijke gevallen’ voor de overheid overblijven. Er kan worden gesjoemeld met moeilijk observeerbare kwaliteit of organisaties worden volgepompt met schulden. De winst is voor de ondernemer, het verlies is voor de samenleving. Meeuwen-kapitalisten willen we niet in de publieke sector. Meeuwen krijsen, schijten de boel onder en vliegen weer weg. En met een beetje pech stelen ze ook nog patatjes uit onze zak voor ze wegvliegen.

Wat geen garantie biedt

Hoe zorg je dat je onderscheid maakt tussen de goede en de minder goede vormen van ondernemerschap? Allereerst maar even wat geen garantie biedt. Je kunt winstuitkeringen verbieden. Dit is wat in de zorg geprobeerd is, maar het werkt niet goed. Ten eerste valt het te omzeilen met allerlei trucjes waar BV's onder stichtingen hangen of omgekeerd. Ten tweede is met het uitkeren van winst zelf eigenlijk niets mis. Het winstmotief is, mits goed maatschappelijk verankerd, een prima drijfveer voor het creëren van win-win. Het bedrijf wint, maar de klant ook omdat kwaliteit of maatwerk wordt geleverd.

Je kunt de prijs reguleren, bijvoorbeeld met een plafond. Dat doen we eigenlijk alleen bij natuurlijke monopolies (bedrijven die zo machtig zijn dat je er niet omheen kunt) en niet voor niets. Het is vaak heel lastig in de uitvoering en werkt al helemaal niet goed als er grote diversiteit in het aanbod is. In de economische reguleringstheorie wordt prijsregulering daarom gezien als een 'last resort'.

Je kunt ook een batterij aan strenge verantwoordingseisen opstellen waar private op winst gerichte spelers in het publieke domein aan moeten voldoen. Alleen plaag je dan de kleinere spelers die zich vaak helemaal niet schuldig maken aan ongewenste praktijken en niet de schaal hebben om aan alle administratieve verplichtingen te voldoen. Het leidt bij een divers aanbod tot een grote bureaucratie en biedt geen garantie tegen misstanden.

Al deze dingen zijn in de praktijk geprobeerd, wat al laat zien dat het niet simpel is. Het beste is dat je iets verzint dat bonafide bedrijven niet in de weg zit, maar het businessmodel van meeuwen uitholt. In een vorig stuk op deze site heb ik al de mogelijkheid van social impact bonds genoemd. Alleen bleek dat die niet overal even goed werken.

Drie routes die wel werken

Ik zie drie elkaar versterkende routes. Ten eerste is het via wet- en regelgeving mogelijk paal en perk te stellen aan juridische hocus pocus met holdings en bv's. Maak de bestuurders, mensen van vlees en bloed, daarbij persoonlijk verantwoordelijk en aansprakelijk. Dan staan de prikkels in ieder geval goed. Dat scheelt al als het gaat over transparantie en verantwoording. Hou het simpel.

Ten tweede kunnen meer maatschappelijke vormen van ondernemerschap, zoals coöperaties of sociale ondernemers, gestimuleerd worden. Hoewel coöperaties ook niet zonder zonden zijn, zoals de Rabobank kan beamen, leidt het wel tot minder hijgerige vormen van ondernemerschap dan bij beursgenoteerde bedrijven.

Deze eisen reduceren ongewenste neveneffecten van ondernemerschap

Beursgenoteerde bedrijven, private equity en venture capitalists hebben weinig te zoeken in de publieke sector. Deze vormen zijn supergoed voor sectoren met veel risico's of grote kapitaalbehoeften. Maar daar is bij de publieke sector geen sprake van. Je kunt ze niet formeel weren zonder andere vormen van ondernemerschap te frustreren. Ik heb geen problemen met deze vorm van ondernemerschap, zolang ze het publieke belang maar dienen. Daar moet je wel op toetsen dan, bijvoorbeeld door gemeenten een vergunning te laten verlenen waarbij een duurzame vorm van ondernemen een eis is. Een eis die zelfs bij overnames kan blijven gelden.

Ten derde kun je een bindende gedragscode opstellen, door de overheid te handhaven. In die gedragscode kun je gedragingen opnemen die je wel wilt en niet wilt. Bonafide bedrijven hebben geen last van de code, maar minder bonafide bedrijven juist wel. Kijk bijvoorbeeld naar de ouderenzorg. Ook daar is ondernemerschap welkom door de wachtlijsten, krapte op de arbeidsmarkt en toenemende vraag.

Wat staat er dan in zo'n code? Bijvoorbeeld dat je niet mag cherrypicken en een acceptatieplicht hebt. Dat je geen bewoners tegen hun zin mag verhuizen. En dat bewoners en hun familie zelf belangrijke inspraak hebben in de beslissingen van het bedrijf.

Al deze eisen staan normaal ondernemerschap niet in de weg, in tegendeel. Maar ze reduceren wel ongewenste neveneffecten van ondernemerschap. En de administratieve lasten zijn beperkt. In de kinderopvang of in andere sectoren is vast iets dergelijks te bedenken.

Herwaardering van ondernemerschap

Een nevenvoordeel van het weren van meeuwen in de publieke sector is dat er een herwaardering komt van ondernemerschap. Het is nu eenmaal zo dat de goeden altijd lijden onder de kwaden. De media zijn dol op schandalen. De Tweede Kamer ook. En voor je het weet, huilt iedereen mee met de wolven in het ‘markthaatbos’. Ik niet. Morgen u ook niet. Hoop ik.

Marcel Canoy is hoogleraar gezondheidseconomie en dementie aan de VU en hij is adviseur van de Autoriteit Consument & Markt (ACM).

 

Dit artikel is 507 keer bekeken.

Reacties op dit artikel (2)

  1. De terugtrekkende overheid in de sociale sector heeft zich vooral d.m.v. ‘marktwerking’ voltrokken. Het zou allemaal efficiënter, effectiever en meer kostenbesparend moeten gaan werken.
    Het tegendeel is het geval geweest. In de praktijk heeft het marktdenken geleid tot een meer bedrijfsmatige huishouding van de instellingen en wordt het maken van winst de belangrijkste drijfveer hetgeen kostenverhogend heeft gewerkt.
    Hierbij wordt een management denken geïntroduceerd dat een systeem van beheersing en controle impliceert waardoor de administratieve lastendruk en bureaucratie sterk is toegenomen.
    Het is vooral een ideologische discussie of neoliberalisme thuishoort in de gezondheid- en hulpverleningssector. Kritiek hierop heeft niets met ‘markthaat’ van doen omdat er thans veel mis gaat binnen de jeugd- en ouderenzorg. Ook de toestand van ‘marktwerking’ binnen deze sector is door de overheid georganiseerd.
    Personeelstekorten en slechte kwalitatieve dienstverlening zijn tekenend voor de huidige staat van de sociale zorg. Het is evident dat de overheid de sociale gezondheidssector niet goed heeft georganiseerd, maar de introductie van marktwerking heeft dat zeker niet kunnen veranderen en verbeteren. Marcel Canoy geeft zelf de zwakten van ‘marktwerking’ binnen de zorg al aan aangezien deze gekaderd dient te worden binnen een toezicht en regelsysteem om de kwalijke gevolgen van ‘marktwerking’ binnen de sector in te tomen.

  2. Zolang de goede marktpartijen afhankelijk zijn van de overheden, in het bijzonder de plaatselijke overheid, durft niemand met de vuist op tafel te slaan wanneer de theorie niet matcht met de praktijk. Je bent afhankelijk van gunning, subsidies, opdrachten. Daarnaast zitten er veel verdienmodellen in het Sociaal Domein. Re-integratie bureabureautjes, advies bureautjes traningen/cursussen/congressen/ tijdelijke inhuur zzzzp-ers enz. Per definitie is de overheid slecht in handhaving/controle/sancties naar bedrijven. Vaak wordt dit een jurdisch gevecht.
    De enige oplossing is dat de “macht” ligt bij de hulpvrager in het Sociaal Domein. Niet de formulieren brigade en loketjes polonaise.

Reageer

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *