COLUMN Hoe maakbaar is psychische weerbaarheid?

De Geestelijke Gezondheidszorg verkeert in crisis. Wie hulp nodig heeft kan rekenen op lange wachtlijsten. Zorgwekkend, zeker als je kampt met zware depressies en/of suïcidale gedachten. Dan wil je niet horen dat je over anderhalf jaar terecht kunt, misschien.

Er zijn vele manieren om de oorzaak of oorzaken van deze crisis te duiden. Er is een te hoge werkdruk, personele onderbezetting, er gaat teveel tijd zitten in administratieve handelingen. Daarnaast wordt geconstateerd dat er teveel tijd en menskracht verloren gaan aan mensen met relatief lichte problemen, waardoor mensen met zware problematiek niet aan de beurt komen. Marktwerking en zorgverzekeraars werken hieraan mee, doordat lichte gevallen beter passen in een businessmodel: er is snel (en) meetbaar resultaat.

Hoogleraar psychiatrie Jim van Os vindt dat er nu te veel mensen beroep doen op de psychiatrie, terwijl deze in feite bedoeld is voor de zwaardere gevallen: de mensen met serieuze psychische problematiek. De behandelcapaciteit van de GGZ is in feite precies genoeg voor deze groep, terwijl de grootste groep mensen die een beroep willen doen op de zorg te maken heeft met problemen als rouw, verlies van hun baan of andere tegenslag. Ondertussen staan mede daardoor mensen die suïcidaal zijn op een te lange wachtlijst.

We kunnen niet meer met tegenslag omgaan

Er is een nieuwe consensus ontstaan dat de overbelasting van de GGZ vooral veroorzaakt wordt doordat mensen niet meer met tegenslag kunnen omgaan. Volgens psychiater Dirk de Wachter is het idee dat het leven leuk moet zijn dé ziekte van deze tijd: ‘We lijken niet te kunnen accepteren dat het dagelijks leven een klein beetje gewoon en een klein beetje verdrietig is.’

Volgens zijn collega Damiaan Denys leven we in een angstmaatschappij en ook hij vindt dat we moeten leren dat we niet alles onder controle hebben. En huisarts Tessa Posthuma zegt in De Groene enigszins verbaasd: ‘Ik denk dat ik tegenwoordig misschien wel tachtig procent van mijn tijd bezig ben om patiënten te helpen hun angsten te leren bezweren. In de ruim 25 jaar dat ik huisarts ben is het aandeel van dergelijke gesprekken flink toegenomen. Ik durf zelfs te stellen dat ik er goed in ben geworden. Maar zoiets had ik nog niet meegemaakt.’

Van Os vindt daarom dat mensen meer psychisch weerbaar zouden moeten worden, moeten leren dat het leven niet altijd leuk is. In een uitzending van NPO radio1 zei hij: ‘Je moet zorgen dat de mensen weerbaar zijn en dat je ook de samenleving behandelt om om te gaan met het normale psychische lijden dat ze presenteert. Er zijn ook risicofactoren in deze maatschappij. Jonge mensen krijgen bijvoorbeeld te maken met een totale omgeving van maakbaarheid en meetbaarheid en individueel succes.’

Twee problemen?

Het gaat volgens Van Os dus om twee problemen die tegelijk geadresseerd moeten worden: het geloof in maakbaarheid en het streven naar geluk in de samenleving en tegelijk het tekort aan individuele weerbaarheid voor tegenslagen die onvermijdelijk bij het leven horen. Voor het eerste probleem vindt hij dat we daar met elkaar moeten uitkomen, online of in zogenaamde inloophuizen. Er bestaan veel initiatieven, maar die moeten beter in kaart gebracht worden.

Met de aanpak van het tweede probleem zou al de basisschool mee begonnen moeten worden (aldus Van Os in NRC). Kinderen moeten (weer) leren dat lijden normaal is, dat verdriet hebben om de scheiding van je ouders niet hetzelfde is als ziek zijn, en dat ze weerbaar moeten worden tegen onrealistische eisen: ‘Stress, werkdruk, perfectionisme, de nadruk op succes en uiterlijk vertoon – maak kinderen en tieners weerbaar zodat ze met de eisen van deze tijd kunnen omgaan. Dat is echt een publieke taak.’

Dit lijkt een evenwichtige en genuanceerde aanpak, maar bij nadere beschouwing zitten er een paar flinke haken en ogen aan.

Weerbaarheid is niet het probleem

Om te beginnen is weerbaarheid, of liever het gebrek eraan, niet het echte probleem. Dit misverstand is in het onderwijs, als het om pesten gaat, ook heel hardnekkig. Er wordt gepest, een kind huilt of klaagt, en moet maar eens flinker worden, van zich leren afbijten, de schouders leren ophalen, zich niet opstellen als een slachtoffer, naar een weerbaarheidscursus. Kortom, bij pesten is het slachtoffer het probleem. Een cursus moet dat verhelpen, hem sterker maken. Weerbaar.

De gedachte hierachter is ofwel dat het pesten wordt veroorzaakt door het slachtoffer – bij hem ligt immers de oplossing, ofwel dat pesten onvermijdelijk is en dat slachtoffers het probleem zijn, niet opgewassen tegen de normale gang van zaken. Beide gedachten zijn onjuist en gevaarlijk.

Een pestende groep accepteert niet dat een slachtoffer weerbaar zal worden, er is immers een behoefte aan pesten, er is een slachtoffer nódig. In het ‘gunstigste’ geval zal er een ánder slachtoffer gekozen worden – er is altijd wel iémand om welke reden dan ook het minst weerbaar. De behoefte aan pesten in de groep wordt niet veroorzaakt door het slachtoffer, maar door spanningen, onveiligheid en slecht leiderschap.

Pesten is daarbij geen gewone, gezonde gang van zaken waaraan je maar moet wennen, maar onveilig voor àlle betrokkenen: jij kunt immers het volgende slachtoffer zijn. Pesten is een signaal van, en een gevolg van onveiligheid. Het aanpakken van pesten vereist positief leiderschap, samenwerking en herstel van fundamenteel menselijke groepswaarden als gemeenschappelijkheid, rechtvaardigheid, eerlijkheid en gelijkheid.

Dit is zeker niet eenvoudig, het onderwijs is een omgeving die door haar aard en sociale structuur (veel kinderen die dagelijks vele uren op elkaars lip zitten) erg kwetsbaar voor pesten. Daarnaast worden scholen onvoldoende in hun socialiserende opdracht ondersteund en maatschappelijk zwaar overvraagd. Het klinkt hard, maar scholen zijn eerder een oorzaak voor een gebrek aan weerbaarheid, dan de oplossing.

Weerbaarheid is geen individuele eigenschap

Weerbaarheid kan pesten niet voorkomen en een gebrek aan weerbaarheid is vaak juist het gevólg van pesten. Echt weerbaar word je met elkáár, in een veilige groep, waarin je mag leren, fouten mag maken, daarop word aangesproken en word geholpen om die fouten te herstellen, waarin je getroost wordt bij pijn, waarin je voor anderen zorgt en waarin voor jou gezorgd wordt.

Daarmee komen we op een fundamentele denkfout van de genoemde psychiaters en de consensus dat het verhogen van individuele weerbaarheid een oplossing is voor tegenslag. Maar een mens is nooit gemaakt om individueel psychisch weerbaar te zijn, psychische weerbaarheid moet immers komen uit je collectief, uit je samenlevingsverband(en). Weerbaarheid is het kunnen vallen in een vangnet van gedeelde smart, van gemeenschappelijk lijden en herstellen. En juist daarin, zo geeft Van Os ook toe, zit het probleem: de eisen aan het individu zijn onredelijk, er is geen tijd voor verdriet, er is geen vergeving voor falen, er is geen plek voor verliezers.

Weerbaarheid als morele plicht

Maar terwijl Van Os ervoor pleit om jongeren weer te leren dat geluk niet vanzelfsprekend is, gelooft hij blijkbaar tegelijk wel in de maakbaarheid van individuele weerbaarheid. En dat is opvallend genoeg een loot aan dezelfde neoliberale stam van het geloof in maakbaarheid, van het dogma van eigen verantwoordelijkheid, van de individuele plicht om je best te doen een zo goed mogelijke burger en consument te zijn: gezond, ook geestelijk, om voor jezelf te kunnen zorgen en niet te veel op de kosten van het collectief te leunen.

Er zijn dan ook talloze onlinecursussen om mentale weerbaarheid te verbeteren, om aan jezelf te werken. Je kunt geen tijdschrift openslaan, geen bedrijfscursus, geen discussie op internet. Er zijn planken vol boeken om aan jezelf te werken. We zullen en moeten perfect zijn.

En het is precies die druk die de massale uitval produceert. We zijn dan wel zo ongeveer het gelukkigste land ter wereld, maar geluk is eerder de zoveelste maatschappelijke eis waaraan je dient te voldoen dan een werkelijke eigenschap van individuen. Zie ook dit geweldige filmpje ‘Smile or Die‘ van de Amerikaanse publiciste Barbara Ehrenreich. Mensen worden ziek omdat ze juist probeerden aan die eisen te voldoen. Het is afvallen of uitvallen, welke keus hebben ze echt?

De twee problemen die Van Os schetst zijn eigenlijk hetzelfde probleem: het geloof in maakbaarheid heeft geleid tot een morele plicht tot voortdurende zelfverbetering en onderlinge concurrentie en juist dit zorgt voor uitval. De oplossingen richting de samenleving die hij schetst (ik had tot vandaag nog niet van inloophuizen gehoord, laat staan dat ik er eentje in mijn buurt weet) moeten uiteindelijk ook weer het ‘zelfregulerende/zelfhelende vermogen’ helpen herstellen en blijven dus hangen op geloof in het maakbare individu.

Laat psychiaters vooral arts zijn

Psychiaters luiden terecht de noodklok: als zoveel mensen een beroep doen op de GGZ is er iets goed mis. De meeste psychiaters zien ook wel in dat het de maatschappelijke eisen zijn waar mensen aan onderdoor gaan. Er is geen ruimte meer voor falen, er is geen tijd voor verdriet, er is geen gemeenschap (meer) die kennis heeft van rouw.

De oplossing echter ligt niet in het weerbaar maken van hun patiënten, daarmee verander je namelijk niets aan de eisen van de samenleving. Wat psychiaters wel kunnen doen is het bij de politiek aanklagen van de eisen van de tijd, de onredelijkheid van tijdsdruk en prestatiedwang in het onderwijs en op de arbeidsmarkt, een pleidooi voor herstel van menselijke waarden en waardigheid in sociale gemeenschappen, het initiëren van gespecialiseerde hulp bij rouw en verlies.

Voor hun patiënten moeten psychiaters bovenal arts zijn, door te kijken wat ze nodig hebben en niet te oordelen over hun morele staat. Dat wordt namelijk al veel te veel gedaan.

Mieke van Stigt is socioloog en pedagoog en schrijft en spreekt over opvoeding, onderwijs en algemene maatschappelijke ontwikkelingen.

 

Foto: walter etty (Flickr Creative Commons)

Dit artikel is 4840 keer bekeken.

Reacties op dit artikel (7)

  1. Dankjewel voor dit schrijven, Het is herkenbaar en broodnodig dat dit geluid de wereld in gaat.

  2. volgens mij ligt de oplossing deels aan de opvoeding van de kinderen. Dat is de gezamenlijke taak van de ouders en de onderwijs. Vroeger moesten we een ‘Essay’/verslag schrijven over de belangrijke mensen in onze leven, bijv.je moeder, vader oma, opa of de leerkracht. Of over de natuur of een dier. Dit om het kind te laten beseffen van dankbaarheid, liefde, verantwoordelijkheid en nog veel meer in. Ik denk dat er een vorm van balans moet komen in de opvoeding en onderwijs ipv alleen maar het versterken van het IK.

  3. Psychologie is voor mij zoals geschiedkunde, elke verslaggeving over de geschiedenis is gekleurd vanuit onze eigen bestaanshorizon. Dit hele essay proeft naar de tijdsgeest waarin we leven, gekleurd waarin waarden en feiten met elkaar verweven zijn waarin instinct en gevoel verklaringen behoeft die bepaald niet wetenschappelijk waar hoeven te zijn.

    Het is een aantal jaar geleden, maar er was een onderzoek waaruit bleek dat veel gepeste kinderen uiteindelijk op latere leeftijd het beter deden als de pesters. Natuurlijk zijn er grenzen, waarin hulp van een collectief noodzakelijk of belangrijk wordt, maar ik denk wel dat persoonlijke instelling, vooral de wijze hoe je naar de wereld kijkt belangrijk zijn voor de weerbaarheid. Ik begrijp dat we in deze knuffelsamenleving dit niet graag willen horen, maar slechte ervaringen kunnen een goede leerschool zijn voor later. Het komt ineen keer in mij op, Johnnie Cash had een leuk nummer; a boy named sue.

    De Spartaanse opvoeding zijn we reeds voorbij, daar zou ik ook niet naar terug willen, moeilijk valt te ontkennen dat een gebrek aan weerbaarheid ligt in de verwekelijking van de samenleving. Juist daarom denk ik dat antwoorden niet gezocht moeten worden in het collectief maar in de persoonlijke instelling en kijk op de wereld. Dat laatste hoeft overigens collectieve verantwoordelijkheid niet in de weg te staan.

  4. Beste Richard, je hebt van mijn column echt heel weinig begrepen, Precies de huidige tijdgeest kleurt opvattingen als `knuffelsamenleving’ en `verwekelijking’ en psychologisch onderzoek toont keer op keer de schade daarvan aan. We zouden als mensen niet weerbaar hoeven zijn tegen elkaar, dat heeft niets met verwekelijking te maken en alles met een disfunctionele samenleving. Je zou er eens een goed boek over kunnen lezen.

  5. Op school worden kinderen mores geleerd. Buiten toezicht van hun tutors imiteren ze vaak spelenderwijs het opvoedend gedrag van hun meesters. Op kinderlijke manier, en die is vaak wreed. Vergeten we niet dat ze nog dicht bij de natuur staan, en die is niet mals.
    Van pesten van/door kinderen kunnen we dus leren hoe we als mens eigenlijk in elkaar zitten. Het louter te bestrijden, is dus wetenschappelijk onvoldoende.

    Een studie van kinderpesterij moet ook de rol onderzoeken van de paedagogen die door de betrokken kinderen onbewust worden na-geaapt.

  6. Het gaat hier vooral om maatschappelijke aanpassing (socialisering) die voor veel mensen maar niet wil lukken omdat je in een maatschappij leeft waar het rendabel moeten zijn de maatstaf is.
    En dan praten we over de neoliberale maatschappij waarbij maatschappelijke en sociale waarden ondergeschikt worden gemaakt aan de marktwerking.
    Bij deze marktwerking leven veel mensen in onzekerheid en leven in existentiële angst. Stress, medisch en psychisch lijden zijn dan het gevolg.
    De huidige Corona crises versterkt deze factoren in hoge mate en laat zien dat angsten eerder collectief dan individueel zijn. Maatschappelijke weerbaarheid is hier eerder het medicijn dan individuele weerbaarheid.

Reageer

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *