Slot op tv en pc kan sociale ongelijkheid in obesitas bij kinderen verminderen

Kinderen met obesitas hebben meer kans op pesterijen en uitsluiting en om fysieke, emotionele of gedragsproblemen te ontwikkelen. Daarnaast hebben ze een grote kans om ook op volwassen leeftijd obesitas te houden en fysieke en mentale gezondheidsproblemen te ontwikkelen, zoals diabetes mellitus type 2 of een depressie. Kan een tijdslot helpen?

De kans om obesitas te krijgen hangt sterk samen met sociaaleconomische status. Vooral kinderen die opgroeien bij lager opgeleide ouders kampen vaker met obesitas. Omdat kinderen zelf weinig controle hebben over de omstandigheden en keuzes die hun gezondheid beïnvloeden worden zulke potentieel vermijdbare gezondheidsongelijkheden vaak als onrechtvaardig beschouwd. Hoe kunnen we aanknopingspunten vinden om deze ongelijkheid te verminderen?

Het beeldscherm als vrijetijdsbesteding

Kinderen besteden hun vrije tijd steeds vaker achter een beeldscherm, zoals de televisie of de computer. Er zijn belangrijke redenen om te verwachten dat dit een rol speelt in sociale ongelijkheid in obesitas onder kinderen. Ten eerste: wie meer televisie kijkt of achter de computer zit, heeft een grotere kans om obesitas te ontwikkelen. Bijvoorbeeld doordat achter een scherm zitten gepaard gaat met een hogere calorie-inname, meer blootstelling aan reclame voor ongezonde producten, minder lichaamsbeweging en korter of slechter slapen.

Ten tweede: kinderen die opgroeien bij lager opgeleide ouders kijken gemiddeld vaker naar de televisie en zitten vaker achter de computer dan kinderen die opgroeien bij hoger opgeleide ouders. Ook hier spelen waarschijnlijk verschillende mechanismen een rol, zoals minder financiële middelen voor andere activiteiten, een minder aantrekkelijke buurt om buiten te spelen en verschillen in voorkeuren voor vrijetijdsactiviteiten bij ouders en kinderen.

Kortom, kinderen van gezinnen met een lager opleidingsniveau kijken gemiddeld vaker televisie en zitten vaker achter de computer en deze manier van vrijetijdsbesteding is gerelateerd aan een grotere kans op obesitas. Aangezien we weten dat obesitas ook vaker voorkomt bij deze kinderen, lijkt het een logische gevolgtrekking dat als we verschillen in schermtijd kunnen verkleinen, we daarmee ook sociale ongelijkheid in obesitas verkleinen.

Het valt echter niet mee om in te schatten hoe groot deze reductie zal zijn. Er zijn tal van andere verschillen tussen kinderen van ouders met verschillende opleidingsniveaus. De veiligheid in de buurt kan bijvoorbeeld van invloed zijn. Kinderen van gezinnen met een lager opleidingsniveau wonen vaker in buurten die geplaagd worden door sociale problemen. Dat kan een effect hebben op zowel de kans dat ze obesitas ontwikkelen (omdat er bijvoorbeeld meer snackbars zijn en minder mogelijkheden om buiten te spelen) als hoe vaak ze televisiekijken (omdat ze bijvoorbeeld niet buiten mogen of willen spelen omdat de buurt onveilig is).

Een tweede punt dat dit lastig maakt is de vraag aan welke interventie wordt gedacht. Het is niet waarschijnlijk dat elke interventie gericht op het terugdringen van schermtijd tot hetzelfde resultaat leidt. Een interventie waarbij schermtijd wordt vervangen door sport kan een heel ander effect hebben dan het geven van voorlichting over de nadelen van te veel schermtijd. Hoe kunnen we nu inschatten hoevéél een bepaalde ingreep gericht op het verminderen van schermtijd zal bijdragen aan het verkleinen van sociale ongelijkheid in obesitas onder kinderen? Het uitvoeren van zo’n interventie kost veel tijd, geld en inspanning. Als we vooraf een inschatting kunnen maken van het effect van de interventie, is dat een belangrijke toegevoegde waarde.

Tijdslot op tv en pc

In een recente studie (hier gratis toegankelijk) hebben we dit onderzocht en geschat in welke mate sociale ongelijkheid in obesitas van kinderen kan worden verkleind door verschillen in schermtijd te verkleinen. Daarbij hebben we specifiek gekeken naar de denkbeeldige situatie waarin ouders een tijdslot op de televisie en de computer zouden zetten zodat kinderen van ouders met verschillende opleidingsniveaus even lang achter een scherm zitten.

Een dergelijke interventie kan in samenspraak met ouders (en kinderen) geïmplementeerd worden. In de Verenigde Staten is zo’n interventie bijvoorbeeld al eens uitgeprobeerd, waarbij de tv en computer werden voorzien van een tijdslot en kinderen een wekelijks ‘schermtijd-budget’ kregen toegewezen. Op deze manier kunnen ouders de schermtijd van hun kinderen budgetteren, terwijl kinderen de vrijheid houden om dit budget zelf in te delen.

Om onze studie uit te voeren hebben we gebruik gemaakt van een grootschalig en langdurig onderzoek waarin meer dan 10.000 kinderen in het Verenigd Koninkrijk vanaf hun geboorte (in 2000-2002) worden gevolgd. Bij deze kinderen en hun ouder(s) worden om de twee tot drie jaar data verzameld. Dit biedt de mogelijkheid om onderzoek te doen naar de ontwikkeling van obesitas waarbij rekening kan worden gehouden met allerlei relevante factoren gedurende het leven van de kinderen.

Uit de resultaten bleek dat 10 procent van de 14-jarige kinderen van lager opgeleide ouders obesitas had en 5 procent van de 14-jarige kinderen van hoger opgeleide ouders. Daarnaast bleek dat ongeveer 20 procent van de kinderen van lager opgeleide ouders op 7-jarige en 11-jarige leeftijd meer dan 5 uur per dag in hun vrije tijd achter de televisie of computer zat, terwijl dat bij kinderen van hoger opgeleide ouders ongeveer 10 procent was.

Vervolgens hebben we een geavanceerde statistische techniek toegepast om te onderzoeken in hoeverre verschillen in obesitas tussen 14-jarige kinderen van ouders met een lager opleidingsniveau en 14-jarige kinderen van ouders met een hoger opleidingsniveau verkleind kunnen worden als we verschillen in schermtijd op 7-jarige en 11-jarige leeftijd zouden kunnen uitbannen. Hieruit blijkt dat de sociale ongelijkheid in obesitas met ongeveer 15 procent verminderd zou worden als ouders met verschillende opleidingsniveaus een tijdslot installeren zodat hun kinderen even lang achter de televisie en computer zitten.

Daarbij is het dan natuurlijk wel belangrijk dat het alternatief dat de kinderen kiezen ook enigszins overeenkomt. Als de ene groep gaat sporten zodra het scherm op zwart gaat terwijl de andere groep deze tijd doorbrengt door op bed te liggen en naar muziek te luisteren, zal het beoogde effect niet bereikt worden. Daarom hebben wij bij het maken van onze schatting rekening gehouden met zoveel mogelijk relevante verschillen tussen kinderen, zodat we het effect van de denkbeeldige interventie zo goed mogelijk kunnen inschatten.

Implicaties voor de praktijk

Wat betekent dit nu voor de praktijk? Onze resultaten suggereren dat gezondheidsachterstanden van kinderen met een vrijwillige en relatief eenvoudige interventie kunnen worden verkleind. Dit biedt enige handvatten, maar is desalniettemin nogal een uitdaging. Zijn ouders wel bereid om tv en pc te voorzien van een slot? En als het vooral hoger opgeleide ouders zijn die dit doen, worden gezondheidsachterstanden dan niet juist vergroot?

Dit soort vragen is relevant bij het overdenken van een eventuele vertaling naar de praktijk. De grote rol van schermtijd die ons onderzoek laat zien, betekent in ieder geval dat goed in de gaten gehouden moet worden hoe de gezondheid van kinderen wordt beïnvloed door de in sneltreinvaart toenemende ontwikkeling van digitale schermen (denk aan smartphones, tablets, virtual reality), waarmee kinderen op steeds jongere leeftijd in aanraking komen.

Joost Oude Groeniger is verbonden aan de afdeling Maatschappelijke Gezondheidszorg van het Erasmus MC Rotterdam en de afdeling Bestuurskunde en Sociologie van de Erasmus Universiteit Rotterdam. Willem de Koster en Jeroen van der Waal zijn verbonden aan de afdeling Bestuurskunde en Sociologie van de Erasmus Universiteit Rotterdam.

 

Foto: Sponzen Ridder (Flickr Creative Commons)