COLUMN Liever betrouwbare professionals dan blind vertrouwen in de overheid

Alleen als sociale professionals en hun organisaties betrouwbaar worden, krijgen alle burgers misschien een beetje het vertrouwen dat de verzorgingsstaat er ook voor hen is. Aldus hoogleraar Monique Kremer in deze column.

‘We kregen thuis mensen over de vloer die echt stimuleerden dat mijn broer zou worden opgenomen in zo’n instelling. Dus ja, dat geeft een bepaald wantrouwen. Dat je gaat denken: als ik een vraag heb, dan denken ze dat we niet goed genoeg voor hem zorgen. En dan pakken ze hem af.’[1] Dat vertelt Hajar, zus van een broer met een verstandelijke beperking.

Vertrouwen herstellen in de overheid was de afgelopen tijd het Haagse buzzword. Maar hebben we echt meer vertrouwen nodig in die onrechtvaardige, ondoordringbare overheid? Laat de overheid eerst zelf maar eens betrouwbaar worden. En dat geldt ook voor sociale professionals en hun organisaties, die juist gewantrouwd worden door mensen die de overheid nodig hebben, zoals Hajar. Want of ze nou willen of niet, sociale professionals zijn voor veel burgers het gezicht van die overheid.

Intenties van hulpverleners worden gewantrouwd

Maar wat is vertrouwen eigenlijk, behalve een grabbelton van betekenissen waar burgers, beleidsmakers en politici naar hartenlust uit kunnen graaien? Volgens wetenschappers is vertrouwen altijd relationeel en kan het ongeveer zo worden samengevat: het geloof dat de ander het beste met je voor heeft (1), je belangen kent en erkent (2), én in staat is om daarmee rekening te houden (3). Vertrouwen komt te voet en gaat te paard – dat is een wetenschappelijk gefundeerd spreekwoord.

Precies die drie dimensies staan ook in het sociaal domein ter discussie, vooral bij mensen met een korte opleiding, een migratie-achtergrond of in kwetsbare wijken − maar niet alleen bij hen.

Allereerst worden de intenties van hulpverleners – en hun organisaties − behoorlijk gewantrouwd. ‘Ze denken alleen aan financiën.’* En over de Wmo: ‘Geld bepaalt, niet de menselijke maat.’[2] De marktwerking in zorg en welzijn geeft mensen het gevoel dat centen meer wegen dan hun welzijn. Ook is er irritatie over schijninspraak – je mag meepraten, maar er is toch al besloten. Ze voelen zich een ‘vinkje’ op een prestatielijst. Inwoners van zogenoemde krachtwijken zeggen dat ze ‘oprecht contact’ missen.[3]

‘Hulp vragen is vragen om ellende’

Mensen hebben niet het gevoel dat hun belangen werkelijk gezien en erkend worden. Met al hun diploma’s en afgebakende werktijden staan sociale professionals niet dicht genoeg bij hun leefwereld. Wat weten zij nu van armoede of chronische ziekte? Mensen met een migratie-achtergrond vertellen dat ze hun waarden niet herkennen in de hulpverlening, zoals Hajar, die haar zorgidealen niet terugziet. Mensen willen heus wel zorg of hulp voor hun problemen, maar graag op hun manier. Wie andere hulp wil dan voorradig, wordt makkelijk gecategoriseerd als ‘zorgmijder’.

Sociale professionals vertrouwen zelf hun cliënten vaak ook niet

Ook het geloof in de capaciteiten van professionals en hun organisaties is twijfelachtig. Krijgen ze wel iets voor elkaar? ‘Hulp vragen, is vragen om ellende’, zegt een moeder. ‘Keer op keer is bij mij bevestigd dat het dan fout gaat. Het is niet eens meer wantrouwen, maar een bevestigde overtuiging dat het niet werkt.’***

Wat het vertrouwen ook ondermijnt, is het gebrek aan continuïteit in de relatie. Steeds weer krijgen burgers andere professionals op hun dak, door tijdelijke contracten, ziekte of personeelstekorten, of omdat er weer eens wordt doorverwezen. Gebrek aan vertrouwen ontstaat vaak door reële ervaringen waarbinnen iemand zich niet geholpen voelde.

Sociale professionals vertrouwen zelf hun cliënten vaak ook niet; vooral als ze niet op hen lijken, blijkt uit onderzoek. En met wantrouwende professionals schep je wantrouwende burgers. De vertrouwenscrisis is dus compleet en zeker niet alleen iets van ‘Den Haag’. Alleen als sociale professionals en hun organisaties betrouwbaar worden, krijgen alle burgers misschien een beetje het vertrouwen dat de verzorgingsstaat er ook voor hen is.

Monique Kremer is hoogleraar Actief Burgerschap en voorzitter van de Adviescommissie voor Vreemdelingenzaken (ACVZ)

Noten:

1.Ludo Glimmerveen e.a., Leven en zorgen in de grote stad, Ben Sajet Centrum

2.Timo Peeters e.a., Van persoonlijke krenking naar vertrouwensbreuk, Verwey-Jonker Instituut

3.Bouchra Dibi, Knelpunten en oplossingen voor het sociaal bereik van instanties op wijkniveau, Bureau Krachtwijken

 

Foto: Alex Green via Pexels