COLUMN Spelen met vuur

De half maart overleden socioloog Johan Goudsblom bestudeerde hoe het bezit van vuur samenlevingen productiever maakte, maar ook kwetsbaarder. De pandemie maakte hij gelukkig niet meer mee, maar Rineke van Daalen spijt het dat ze daarover niet meer met hem heeft kunnen praten.

In 1992 verscheen Vuur en beschaving van Johan Goudsblom (1932-2020). Het boek bestrijkt een veel langer tijdsbestek dan dat waarin mensen, ook sociale wetenschappers, gewoonlijk denken. Bovendien gaat het boek over vuurbeheersing, een onderwerp dat ook niet bepaald in de top tien van belangrijke onderwerpen staat.

Misschien gaat dat de komende tijd veranderen, nu bosbranden steeds vaker onbeheersbaar blijken te zijn en de groei van het brandstofverbruik ecologische en klimatologische gevolgen heeft. Deze gevolgen zijn illustraties van de samenhang tussen ecologische processen en de menselijke geschiedenis, en juist die verwevenheid is het uitgangspunt van Goudsbloms onderzoek. Hij bekijkt de samenhang tussen natuurbeheersing, sociale beheersing en zelfbeheersing aan de hand van de omgang met vuur, op het niveau van de hele aarde en over een termijn van ten minste een half miljoen jaar.

Afhankelijk van wat er elders op de planeet gebeurt

De coronacrisis en de zekerheid dat dit niet de laatste pandemie zal zijn leiden ertoe dat veel mensen beseffen hoe afhankelijk ze zijn van wat er elders op de planeet en in het heelal gebeurt. Ze gaan zich realiseren dat de vooruitgang, die ze op talloze gebieden hebben geboekt en die hun leven comfortabeler, hygiënischer en veiliger heeft gemaakt, ook dwang, afhankelijkheid en risico's met zich mee heeft gebracht. Mensen zijn beter in staat de wereld naar hun hand te zetten, maar in dat proces zijn ze ook kwetsbaarder geworden. Joop Goudsblom zag dat al veel eerder, en daarin en in de tijdsspanne die hij onderzocht was hij zijn tijd vooruit.

Om met de tijdsspanne te beginnen: in 2014 schrijven Jo Guldi en David Armitage The History Manifesto, waarin ze betogen dat onderzoek van lange-termijnontwikkelingen noodzakelijk is om de snel veranderende wereld te begrijpen, om veranderingen en continuïteit te kunnen zien en de relatie tussen verleden en toekomst te kunnen leggen. De mensheid ziet zich geconfronteerd met stijgende zeespiegels en overstromingen, met de opwarming van de aarde, droogte en bosbranden, met grote geopolitieke machtsverschuivingen, met technologische innovaties.

Dat zijn geen kwesties die zich laten benaderen vanuit een tijdshorizon van een paar maanden, jaren of decennia. Toch is dat het tijdsbestek van waaruit beleidsmakers, politici, bedrijfsbesturen, of NGO’s redeneren en handelen. Slechts een handjevol mensen – en instellingen – weet zich aan dit ‘short-termism’ te onttrekken, en Johan Goudsblom was een van hen.

Gebruik van vuur maakte de mens afhankelijk daarvan

Goudsblom was binnen de sociologie een eenling, in de keuze van zowel het onderwerp als de tijdsspanne van zijn onderzoek. Hij onderzocht hoe mensen met vuur leerden omgaan en hoe die beheersing hun persoonlijke gedragingen, hun verhouding tot elkaar en tot dieren veranderde. Vuurgebruik voor eigen doeleinden was een verworvenheid die de levenskansen van mensen vergrootte, en die van generatie op generatie werd doorgegeven. Zo raakte het gedragsrepertoire van mensen steeds meer van de vuurbeheersing afhankelijk en ging leven zonder vuur hen steeds minder goed af. ‘Het bezit van vuur heeft de menselijke samenlevingen productiever en weerbaarder gemaakt, maar het heeft ook hun vermogen tot vernietiging en hun kwetsbaarheid vergroot’, zo schrijft Goudsblom. De groei van de uitstoot van verbrandingsgassen en het slinken van de voorraden fossiele brandstof zijn onbedoelde en ongewenste neveneffecten van vernieuwingen in de vuurbeheersing.

De dynamiek van verworvenheden die tot nieuwe risico’s en kwetsbaarheden leidt is ook op veel andere gebieden herkenbaar. De corona-pandemie is de meest urgente demonstratie van de precaire verhouding tussen mensen en microparasieten. Een ander sprekend voorbeeld van toegenomen kwetsbaarheid is de digitalisering.

Eenheid van de wetenschappen als uitgangspunt

In 1994-1995 begonnen Johan Goudsblom en Fred Spier met een interfacultaire cursus ‘Geschiedenis in het groot’. Het revolutionaire van de cursus was dat de eenheid van de wetenschappen het uitgangspunt was: de cursus werd gegeven door geleerden uit alfa-, bèta- en gamma-disciplines. Astronomen, geologen, biologen en sociale wetenschappers gaven les over hun eigen vakgebieden en ze legden verbanden met de disciplines van hun collega’s. De ontwikkeling van het heelal, zonnestelsels, sterren en planeten kwam aan bod, in relatie tot de geschiedenis van de aarde en de evolutie van het leven, en tot de geschiedenis van de mensheid vanaf de prehistorie. Al deze wetenschappers werkten vanuit het idee dat ecologische processen en politieke, sociale en economische geschiedenis elkaar wederzijds beïnvloeden en zich alleen in hun onderlinge samenhang laten begrijpen.

De cursus past in een kleine, maar groeiende traditie, waarbinnen vooral William McNeill bekend is geworden. Wie zich de afgelopen maanden in de coronacrisis verdiepte kan op zijn boek Plagues and People (1976) zijn gestuit. Daarin laat hij zien hoe belangrijk de historische rol van infectieziekten en microparasieten is geweest. Hoe had een kleine zeshonderd Spanjaarden het miljoenenrijk van de Azteken bijvoorbeeld kunnen veroveren, wanneer zij geen ziekten hadden geïmporteerd waarvoor zijzelf wel en de Azteken niet immuun bleken te zijn? Inmiddels is ook John R. McNeill, de zoon van William, een bekende op dit gebied, onder andere met Something New Under The Sun. An Environmental History of the Twentieth Century World (2000). Dat boek gaat over veel meer dan infectieziekten. Het geeft een overzicht van de ecologische en sociale ontwikkelingen in de twintigste eeuw, steeds in relatie tot elkaar. Het is een tak van wetenschap die juist in deze tijd van grote ecologische bedreigingen bijzonder relevant is.

Op 17 maart 2020 is Johan Goudsblom overleden, aan het begin van de lockdown. Voor hem is het gelukkig dat hij de pandemie niet in haar volle omvang heeft meegemaakt, maar mij spijt het dat ik daarover niet met hem heb kunnen praten.

Rineke van Daalen is socioloog.