Discriminatie en uitsluiting doorbreek je niet met wetten, maar met mensen

Het gif van institutionele discriminatie en systematische uitsluiting is de hardnekkigheid ervan. Dat speelt sterk op de arbeidsmarkt. Wat daar nodig is zijn niet meer regels. Een oproep aan bedrijfseigenaren, leidinggevenden, HR-managers, professionals, ondernemingsraden en collega’s.

Een interessant gegeven is dat we vele wetten en regelingen hebben die de discriminatie op de arbeidsmarkt moeten tegengaan. Neem de Participatiewet, de bijbehorende banenafspraak van werkgevers en werknemers en de Quotumwet. Allemaal regelingen ter bestrijding van de structurele achterstelling op de arbeidsmarkt van (onder meer) mensen met een beperking. Zo zijn er ook regelingen tegen discriminatie en achterstelling van vrouwen, mensen met een migratieachtergrond en anderen.

Helaas, zonder noemenswaardig resultaat. Of beter gezegd, en daar zit 'm de kneep, vaak met een tegengesteld resultaat. In de afgelopen jaren deden diverse onderzoekers onderzoek naar de effecten van de regelingen om de arbeidsdeelname van onder meer jongeren met een beperking te bevorderen. Het is een van de meest vergaande regelingen met een doelstelling om op korte termijn 125.000 banen voor deze doelgroep te realiseren. Maar de resultaten blijven – wederom - ver achter bij de verwachtingen, zo concludeert het SCP in haar eindevaluatie van november vorig jaar.

Met het nodige kunst- en vliegwerk worden redelijke cijfers geproduceerd, maar daar prik je makkelijk doorheen. Zo blijkt dat het steeds dezelfde werkgevers zijn die hun nek uitsteken voor de doelgroep (Schenderling e.a., 2019), maar de rest doet niets. En deze rest bestaat niet uit abstracte organisaties, maar dat zijn bedrijven en instellingen waar mensen werken die allemaal het verschil kunnen maken: bedrijfseigenaren, HR-medewerkers, leidinggevenden, ondernemingsraden, collega’s.

Hoe werkt het?

Hoe kan het dat al dat wettelijk geweld niet helpt om systematische en structurele uitsluiting te doorbreken. In het boek ‘Met andere ogen’ (Bosselaar, 2020), dat vorige week verscheen, geven diverse onderzoekers een inkijkje in hoe dit soort regels uitpakt. Het boek gaat over de ervaringen met vijf jaar Participatiewet. Deze wet bevat diverse instrumenten om werkzoekenden met een afstand tot de arbeidsmarkt aan werk te helpen. Helaas, dus zonder noemenswaardig resultaat.

Het meest gehoorde argument om de achterstelling niet te doorbreken is: we willen wel, maar het is allemaal te ingewikkeld of te duur. Zo beroepen gemeenten (dat zijn dus wethouders, ambtenaren, professionals, raadsleden) zich bijvoorbeeld op problematische financieringssystematieken (Hans Koemans van de Inspectie SZW in Hoofdstuk 7) en op de veelheid van botsende regelingen (Patricia van Echtelt van SCP in hoofdstuk 3).

Voor werkgevers (nogmaals: HR-medewerkers, managers, bedrijfseigenaren, collega’s) zijn de ondersteunende instrumenten uit de wet weliswaar een belangrijke voorwaarde, maar niet voldoende om uiteindelijk mensen met een beperking in dienst te nemen. (Van Echtelt in hoofdstuk 3). En als al deze werkgevers werkzoekenden uit deze achtergestelde groep in dienst nemen, dan is het vaak in tijdelijke en relatief slecht betaalde banen (Lucy Kok van SEO in hoofdstuk 5).

De conclusie lijkt gerechtvaardigd dat er zeker mensen zijn die hun best doen om de uitsluiting van mensen met een beperking kansen aan te pakken, maar dit gebeurt eerder ondanks dan dankzij de regelingen. En omgekeerd, er zijn vooral veel mensen die dat niet doen en die zich hierbij juist beroepen op de ingewikkelde en tegenstrijdige regelingen. Kennelijk zit de oplossing van het probleem niet in de systemen, maar in ons. En ook dat zien we in het boek ‘Met andere ogen’. In diverse hoofdstukken beschrijven auteurs hoe mensen opstaan en in weerwil of met behulp van de bestaande regelingen het probleem van uitsluiting te lijf gaan en lessen trekken uit hun eigen en andermans handelen. Mensen die besluiten om het alleen of samen met anderen gewoon te doen. Het zijn voorbeelden van mensen die werken aan maatschappelijke veerkracht.

Veerkracht laat zich niet afdwingen

Wie over veerkracht spreekt – en dat is in de mode –, bezondigt zich al snel aan ‘wishful thinking’. Wat zou het mooi zijn als burgers beter in staat zijn voor zichzelf te zorgen, zodat de overheid kan besparen op haar dure voorzieningen. Zo geformuleerd gaat het om een neoliberale schaamlap voor de terugtred van de verzorgingsstaat, en inderdaad, de beleidsconcepten als de ‘participatiesamenleving’ en in haar kielzog de Participatiewet zijn mede op deze leest geschoeid.

Maar veerkracht laat zich niet afdwingen, dat hele idee staat haaks op waar maatschappelijke veerkracht in essentie voor staat: een mysterieus, veelal verborgen vermogen om weerstand te bieden gedurende episoden van verlies, noodlot, overmacht of crisis. Zo kunnen burgers met een arbeidsbeperking zich veerkrachtig tonen en met hun beperking leren omgaan, maar een veerkrachtige samenleving zal hiertoe ook passende omstandigheden smeden.

Een beroep op onszelf

Dat is de belangrijkste les van vijf jaar Participatiewet. Systematische discriminatie en uitsluiting pak je niet aan met wetten en regelingen, maar doet een beroep op mensen, op ons zelf. Het vraagt dat wij opstaan en ons steentje bijdragen aan een veerkrachtige samenleving, te beginnen bij iedereen die al een plek heeft op de arbeidsmarkt.

Dat is niet gemakkelijk en levert niet morgen het resultaat op dat we voor ogen hebben. En natuurlijk kan de overheid, de wetgever daar best een beetje bij helpen, maar dat is het. Dat is de enige weg, zo is de les, door ‘met andere ogen’ te kijken naar vijf jaar Participatiewet.

Hans Bosselaar is verbonden aan de afdeling Bestuurswetenschap en Politicologie van de Vrije Universiteit Amsterdam. Hans Bosselaar is de redacteur van Met andere ogen. Onderzoekers over vijf jaar Participatiewet. Den Haag: Boom Bestuurskunde.

 

Foto: JV@NYC (Flickr Creative Commons)

Bronnen

Noten:

Bosselaar, H. (red.) (2020). Met andere ogen. Onderzoekers over 5 jaar Participatiewet, Den Haag: Boom Bestuurskunde

Echtelt, P. van, Sadiraj, K., Hoff, S., Muns, S., Karpinska, K., Das, D. & Versantvoort, M. (2019). Eindevaluatie van de Participatiewet. Den Haag: SCP.

Schenderling, P., Rossum, A. van, Adelmeijer, M. & Eldik, I. van (2019). Onderzoek naar de ervaringen van werkgevers met de Participatiewet. Uitkomsten van de derde meting van het ervaringsonderzoek Participatiewet. Utrecht: Berenschot.

Dit artikel is 4059 keer bekeken.

Reacties op dit artikel (5)

  1. En een basisinkomen zou al een hele verbetering zijn. Zoals het woord bedoeld is, het is een basis bedrag om je vaste lasten en kosten van te betalen. Dus niet klakkeloos aan iedereen cadeau doen, dat is ook nooit de bedoeling geweest. Ook niet nodig, wie meer binnen kan halen dan circa 2 ton, die redt het ook wel zelfstandig.

    Dus eerst zorgen voor de dakloze mensen, die een klein bedrag geven, zodat ze hun ellende kunnen gaan verminderen. En met volhouden op weg naar een regulier bestaan. Dan de mensen met een laag inkomen, zodat ze niet meer afhankelijk zijn van de nukken en grillen van de arbeidsmarkt waar niets te halen valt. Zoals de Wajongmensen. Zorg dat mensen financieel overeind kunnen blijven als het tegenzit, daar is het basis inkomen voor.

    De dwang van de participatiewet, is een klap in je gezicht. Bijna alle mensen doen wel iets in de samenleving. Maar de overheid blijft deze mensen wantrouwen en dus achtervolgen met dit soort wetten. Wij van de beweging voor sociale en positieve mensen, hebben al een voorraad aan wetgeving klaar liggen om uit te voeren. En ook de bestuurders die daar veel ervaring mee hebben. Maar daar hebben we wel meer zetels voor nodig.

  2. Discriminatie en uitsluiting zijn uiteindelijk de werking van de arbeidsmarkt: te veel werkzoekenden en te weinig arbeidsplaatsen. Hier gelden de kapitalistische wetten van vraag en aanbod. De overheid werkt hierbij in feite faciliterend door niet structureel in de arbeidsmarkt in te grijpen.
    Ook misstanden op het gebied van illegale arbeid en loondumping van Oost-Europese gastarbeiders worden niet echt door de overheid aangepakt. De corona crises maakt dit alles nog meer duidelijk.

  3. Veel meer open hiring van mensen(zonder vooroordelen iemand aannemen), de “linkse” oppositie moeten ophouden met mensen weg te zetten als zij PVV stemmen omdat de PVDA hun verdriet gedaan hebben vanwege de participatiewet die echt een misbaksel is geweest en van wantrouwen uitgaat. Jellejetta en John van de PVDA hebben dit soort problemen zelf veroorzaakt, en de PVDA voorop mag dit probleem gaan oplossen. Veerkracht zal dus vooral voor links met den wonden gaan gelden..

  4. Geachte heer Bosselaar,

    U, en ik met u, verlangt naar een samenleving die niet meer bestaat. Solidariteit en barmhartigheid zijn als basishouding verdwenen uit onze samenleving. Iemand een kans geven ook. Iemand een fout vergeven ook.
    Dominant is het afrekenen van elkaar.

    U hebt gelijk, in die omgeving helpen wetten en regels niet meer. Solidariteit en barmhartigheid zijn overtuigingen, zijn een levenshouding. Is het niet zo dat het aantal mensen met die levenshouding een dermate kleine minderheid is geworden, dat zij geen gewicht meer in de schaal leggen?

  5. Geachte heet Bosselaar,

    Ik lees dat het KIS voornemens is om een ‘overkoepelend model’ voor de aanpak van polarisatie te ontwikkelen. Uw boodschap is klaarblijkelijk nog niet voldoende tot het Verwey-Jonker Instituut doorgedrongen.

    Vertrouwensgedrag ontstaat niet als resultaat van wetten, regels en modellen. Dat ontstaat vooral door levenshouding, door inclusief denken van binnenuit. In de loop van de afgelopen 50 á 60 jaar is dat gedrag steeds minder relevant geworden. Er is een lange weg te gaan om dat te veranderen. Ik wens u veel lezers en toehoorders toe.

Reageer

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *