Duurzaamheid is voorrecht van the happy few

Zonnepanelen, elektrische auto’s en biologisch vlees. Duurzaam is hot, dat lijkt mooi. Maar niet iedereen kan meedoen of wil dat. Er dreigt een scheefgroei tussen een ‘eco-elite’ en ‘grijze achterblijvers’. Veel initiatieven negeren maatschappelijke ongelijkheid of vergroenen deze juist. Shivant Jhagroe pleit voor ‘radicale duurzaamheid’ met oog voor kwetsbaren.

In een Rotterdamse straat is enige tijd geleden een natuurposter geplaatst om de publieke ruimte ‘groener’ en ‘gezelliger’ te maken. Aan ironie geen gebrek. In plaats van fysieke vergroening, is de levensgrote natuurposter – genaamd Copygarden – een soort luchtspiegeling en wekt het de indruk van groene ruimte.

Goed bedoeld wellicht, meer niet meer dan een groene fopspeen. En wie weleens in een biologische supermarkt heeft gewinkeld weet dat ze daar mooie producten hebben, maar dat je boodschappentas zeker tweemaal lichter is dan na een regulier supermarktbezoek. Voor veel mensen is deze ‘kwaliteit boven kwantiteit’ een luxe.

Een ander voorbeeld. De opkomst van laadpalen voor elektrische auto’s, vaak gevierd door gemeentebesturen. Het verhaal dat nauwelijks wordt verteld is dat er voor de accu’s van de elektrische auto’s grondstoffen nodig zijn zoals kobalt. Amnesty International publiceerde onlangs een rapport waaruit bleek dat er goedkope arbeid en kindslaven worden gebruikt om kobalt te winnen in Congolese conflictgebieden.

Duurzaamheid heeft een maatschappelijke schaduwzijde

Na jaren van goede bedoelingen lijkt het groene stof neergedaald. Recent onderzoek laat zien dat de opkomst van ‘duurzaam’ in overheidsbeleid, bedrijfsleven en lokale initiatieven een schaduwzijde heeft die samenhangt met bestaande sociaaleconomische ongelijkheden.

CE Delft, dat zich bezighoudt met het ontwikkelen van oplossingen voor milieu- en duurzaamheidsvraagstukken, concludeert bijvoorbeeld dat lagere inkomens verhoudingsgewijs meer bijdragen aan milieubeleid dan rijkere huishoudens en het bedrijfsleven (CE Delft, 2017). Mensen met de laagste inkomens kennen de subsidieroutes vaak niet. De Volkskrant waarschuwde voor de opkomst van een kaste van klimaatpaupers’ (Gerard Reijn, 2017).

Ook vraagt het Planbureau voor de Leefomgeving aandacht voor kwetsbaren, nu in relatie tot slimme mobiliteit en energiesystemen (PBL, 2017). Niet iedereen heeft kennis van zaken over elektrische auto’s en energiebesparende apps. Een ander onderzoek, uitgevoegd door Fawaka Nederland, laat zien dat mensen met een lagere opleiding en een migratieachtergrond minder betrokken zijn bij duurzaamheid. Groen is vaak klasse bepaald.

Groene privileges zijn minder zichtbaar

Kortom, er zijn mensen voor wie duurzaamheid een prioriteit is, bij wie het past binnen hun budget, en wiens vriendengroep er ook mee bezig is (een ‘groene klasse’). Daar tegenover heb je mensen voor wie duurzaamheid simpelweg te duur is, een bonus is, of voor wie groen nauwelijks ‘leeft’ (een ‘grijze klasse’).

Het interessante is dat ‘groene privileges’ minder zichtbaar zijn dan andere soorten privileges. Wit privilege, mannelijk privilege of financiële privileges zijn maatschappelijke privileges die je hebt als gevolg van een witte huidskleur, je man-zijn of je vermogen.

Groene privileges zijn geen oorzaak maar een bijeffect van andere privileges. Het vergroent privileges die je al geniet. Dus omdat je al een hoger inkomen hebt, een hogere opleiding, in een betere buurt woont en affiniteit hebt met ‘de planeet’, kunnen je bestaande privileges een groene kleur krijgen als bonus. Immers, je wilt en kunt biologische producten kopen, investeren in zonnepanelen en denkt stiekem ook aan elektrisch rijden. Hoe heeft het zover kunnen komen?

‘Onder de straatstenen ligt het strand’ klinkt nu als poëzie

Kort gezegd ligt de oorzaak in de ‘depolitisering van groen’. Onze politieke cultuur heeft met name sinds de jaren negentig (na de val van de Berlijnse Muur) ecologische politiek gereduceerd tot ‘slimme samenwerking’, ‘technologische innovatie’ en ‘bewuste groene keuzes’. Overheden, bedrijven en burgers stonden niet tegenover elkaar, maar deelde opvattingen over groei, welvaart en technische oplossingen.

De Amerikaanse filosoof Francis Fukuyama kondigde nota bene het einde van de geschiedenis aan. Veel politieke partijen verloren hun ideologische veren en daarmee kritisch denkvermogen. Radicale verbeeldingen en slogans die je nogal eens tegenkwam in de jaren zestig klinken tegenwoordig eerder als poëzie, zoals: ‘onder de straatstenen ligt het strand’. Groene verbeelding lijkt nu gereduceerd tot winstgevend activisme (als lifestyle) en Do-It-Yourself.

Ecologische problemen worden behapbaar en controleerbaar. De angel gaat eruit. Groene politiek wordt gepasteuriseerd. We willen kip blijven eten, maar wel met oog voor dierenwelzijn. De oplossing? Biologische kip. We willen in onze eigen auto’s blijven rijden, maar we zijn wel tegen milieuvervuiling. De oplossing? Elektrische auto’s. We willen economische groei, maar wel met oog voor de natuur. De oplossing? Groene groei.

Duurzaamheid overbrugt tegenstelingen. Want ja, hoe kun je tegen duurzaamheid zijn? Van Akzonobel tot WakkerDier, van de D66 tot de Partij voor de Dieren, iedereen is fan. Onlangs is de VVD zelfs uit de kast gekomen als milieupartij.

Eerlijk zijn over het tegenverhaal

Kritisch zijn op duurzaamheid betekent niet tégen duurzaamheid zijn. Duurzaamheid is belangrijk, vooral in een tijd gedomineerd door kapitalistische marktdenken en ongegeneerd racisme. Maar, ‘mainstream duurzaamheid’ heeft een schaduwzijde die we vaker publiekelijk moeten bespreken.

We moeten duurzaamheid kritisch steunen en vooral eerlijk zijn over het tegenverhaal. Hoe kunnen we een duurzaamheidsverhaal vertellen dat inclusief is en aandacht heeft voor kwetsbaren; voor lage inkomensgroepen, kindarbeiders in Congo en voor mensen die niks hebben met ‘duurzaamheid’?

Het alternatief van mainstream duurzaamheid (lees: neoliberale duurzaamheid en lokale participatie) is radicale duurzaamheid. Dit is een vorm van ‘duurzaam’ denken en doen die de structurele sociale, economische en ecologische ongelijkheid bekritiseert en tegengaat.

Dat gaat inderdaad over economische groeimodellen, over onze olieverslaving, en onze vleesfetisj, maar altijd in samenhang met structurele ongelijkheid. Als dat laatste niet gebeurt, is het niet radicaal en nauwelijks de moeite waard.

Radicale duurzaamheid definieert groen als klassenkwestie

Radicale duurzaamheid definieert ‘groen’ of ‘duurzaamheid’ allereerst als klassenkwestie. Dat betekent dat je gezellig mag doen als het kan, maar vooral ongezellig als het moet. Durf duurzaamheid te politiseren. Durf kritiek te uiten als een groen initiatief ongelijkheid in stand houdt of in de hand werkt, met name als het gaat om mensen met ‘lagere’ inkomen of opleiding.

Welke groene privileges spelen een rol bij een initiatief? Hoe kan het inclusiever? Daarbij moeten we soms het begrip ‘duurzaamheid’ loslaten, omdat het depolitiserend werkt. Een project is niet automatisch goed omdat het ‘duurzaam’ is. Er zijn voldoende alternatieven voorhanden om ongelijkheden te adresseren: rechtvaardigheid, solidariteit of gelijkheid. Tevens zouden we de publieke rol van de overheid moeten herwaarderen, vanuit de gedachte van de commons.

Datgene wat ons bindt, bijvoorbeeld onze kwetsbaarheid voor fijnstof in onze longen. Denk aan de klimaatzaak uit 2015 van Urgenda, waarbij burgers en een rechter de overheid eraan moesten herinneren dat ze een collectieve zorgplicht heeft.

Het is goed denkbaar dat we in de nabije toekomst een schone ‘groene samenleving’ krijgen, van en voor een geprivilegieerde klasse. Parallel hieraan loopt een ‘grijze samenleving’, van en voor kwetsbare groepen. In goed Nederlands, sustainability for the happy few. Dat kan anders, dat moet anders.

Shivant Jhagroe is post-doc onderzoeker aan de Technische Universiteit Eindhoven. Dit is een ingekorte en bewerkte tekst, gebaseerd op de Studium Generale lezing ‘De eco-elite’, 20 maart 2018 in Utrecht.

 

Referenties

CE Delft (2017). Wie profiteert van het klimaatbeleid? Verdeling van subsidies en belastingkortingen tussen armere en rijkere huishoudens. Delft, CE Delft.

Fawaka Nederland (2017). Inclusieve duurzaamheid een verkenning naar duurzaam gedrag bij Nederlanders met en zonder migratieachtergrond. Amsterdam, Fawaka Nl.

Fukuyama, F. (1993). The End of History and the Last Man. New York, Harper Perennial.

Gerard Reijn. (25 april 2017). Vooral laagste inkomens gaan betalen voor duurzamer energiebeleid. De Volkskrant.

Planbureau voor de Leefomgeving (2017). Mobiliteit en elektriciteit in het digitale tijdperk. Publieke waarden onder spanning. Den Haag, PBL.

 

Foto: David van der Mark (Flickr Creative Commons)

 

Dit artikel is 5965 keer bekeken.

Reacties op dit artikel (3)

  1. Ironisch genoeg consumeren de laag betaalden minder producten en daarmee minder afval dan de hoger betaalden.
    Als je geen auto kan betalen dan hoeft deze ook niet duurzaam of milieuvriendelijk te zijn. Een consument uit de westerse wereld produceert 50 maal meer afval dan mensen uit een derde wereld land.
    De milieukwestie is vooral een sociale klasse bepaalde kwestie. De ‘hogere’ klasse consumeert meer en produceert tevens meer afval maar denkt zoals dit artikel aangeeft dit op een milieu ‘vriendelijke’ manier dit te kunnen doen hetgeen natuurlijk een illusie is.
    Milieu- en duurzaamheidsvraagstukken zijn dus vooral kwesties die de nieuwe klassenstrijd actueel maken. Das Kapitaal van Karl Marx kan weer uit de boekenkast gehaald worden.

  2. Ik leef al jaren op bijstandsniveau, maar probeer toch zo ‘groen’ mogelijk te leven. Soms is dat makkelijk. Ik kan me geen auto permitteren (laat staan een elektrische), dus doe alles op de fiets. Ik zet zo weinig mogelijk verwarming aan. Ik koop zelden of nooit nieuwe kleren (de kledingindustrie zorgt toch voor enorm veel vervuiling?). Ik eet al heel lang geen vlees meer en sinds een jaar helemaal geen dierlijke producten meer. Dat is per saldo niet duurder dan kiloknallers moeten kopen. Vaak heb ik natuurlijk niets te vertellen over de duurzaamheid van wat ik gebruik. Ik woon in een sociale huurwoning en kan dus niet beslissen of er zonnepanelen op mijn dak komen. Biologisch geproduceerde groenten en fruit zijn te duur. Maar over het algemeen denk ik dat mijn ecologische voetafdruk nogal beperkt is. Sommige dingen zijn niet zozeer een kwestie van geld hebben, maar genoeg informatie, tijd én belangstelling om een beetje groener te leven.

Reageer

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *