Gemeenten falen in het bieden van bestaanszekerheid

De bestaanszekerheid staat onder druk. In de huidige verkiezingsstrijd hebben politici er de mond van vol. De Participatiewet helpt onvoldoende en dan zijn er ook nog grote verschillen tussen gemeenten, constateren Groningse onderzoekers. Dat moet en kan beter.

Veel regelingen die onder de Participatiewet vallen, worden uitgevoerd door gemeenten. Die uitvoering kan per gemeente variëren en dus maakt een huishouden in de ene gemeente aanspraak op meer of riantere regelingen dan in de andere. Ook binnen gemeenten zijn er verschillen in de ondersteuning waarop typen huishoudens aanspraak maken.

Gemeenten kunnen met simpele ingrepen hun inkomensondersteuning beter in balans krijgen

Voor welke inkomensondersteuning je in aanmerking komt, hangt dus af van waar en met wie je woont. Hoeveel dat uitmaakt is nog niet eerder op gemeenteniveau onderzocht. Wij deden dat wel. In dit artikel geven we inzicht in de verschillen in inkomensondersteuning in de Groningse en Drentse en de tien grootste gemeenten (G10) in Nederland. Het blijkt dat gemeenten met simpele ingrepen hun inkomensondersteuning beter in balans kunnen krijgen.

Grote verschillen tussen gemeenten

Om zicht te krijgen op wat huishoudens per maand overhouden zijn voor vier typen huishoudens in verschillende inkomensgroepen de huishoudboekjes opgemaakt voor alle Groningse en Drentse gemeenten en de G10.[1] Uit de saldo’s van de huishoudboekjes blijkt dat veel huishoudens op bijstandsniveau, maar ook met hogere inkomens, elke maand tekortkomen, tot wel honderden euro’s (CBS, Nibud, SCP, 2023).

Zeker de alleenstaande trekt aan het kortste eind

Het verschilt echter per gemeente hoeveel huishoudens tekortkomen. In de Drentse gemeente Noordenveld komt een alleenstaande op bijstandsniveau elke maand 69 euro tekort om te voorzien in een bestaansminimum. Dat is een fors bedrag, maar valt relatief mee in vergelijking met de gemeente Hoogeveen met een tekort van 169 euro, of de Groningse gemeente Oldambt met 176 euro.

Voor tweeoudergezinnen met oudere kinderen op bijstandsniveau lopen de verschillen tussen gemeenten nog verder uiteen (zie figuur 1). In Oldambt komt een tweeoudergezin met kinderen van 16 en 14 jaar per maand 204 euro tekort. In de Drentse gemeente Aa en Hunze houdt eenzelfde type huishouden ‘maar liefst’ 13 euro per maand over. Een verschil van 217 euro in de maand.

Figuur 1: Saldo’s tweeoudergezin met twee oudere kinderen (14 en 16 jaar) op 100 procent van het bijstandsniveau

Ook in het bepalen van de hoogte van inkomensondersteuning zijn er grote verschillen tussen gemeenten. Voor de individuele inkomenstoeslag bestaan er voor de tweeëntwintig Groningse en Drentse gemeenten veertien verschillende berekeningen om tot evenzoveel bedragen te komen. Deze min of meer willekeurig ontstane regionale ongelijkheden zijn oneerlijk en niet uit te leggen, maar gek genoeg wel rechtmatig.

Verschillen tussen minimahuishoudens groter

Met wie iemand woont heeft een nog groter effect op de portemonnee dan waar iemand woont. Huishoudens met jonge kinderen houden in theorie relatief veel geld over. Dit komt vooral door de vele regelingen die er bestaan zodat jonge kinderen kunnen meedoen aan bijvoorbeeld sport of een schoolreisje. Voor volwassenen zijn er minder regelingen en zeker de alleenstaande trekt hierdoor aan het kortste eind.

Wat is bedoeld als maatwerk heeft in de realiteit meer weg van willekeur

In de Groningse gemeente Westerkwartier zijn alleenstaande ouders met jonge kinderen het beste af. Een alleenstaande ouder op bijstandsniveau met twee jonge kinderen houdt per maand een kleine 500 euro over (zie figuur 2). Maar een alleenstaande in diezelfde gemeente, met eenzelfde inkomensniveau komt per maand 89 euro tekort. Dat is een verschil van bijna 600 euro per maand.[2]

Figuur 2: Saldo’s alleenstaanden met en zonder kinderen op 100 procent bijstandsniveau

Hoe het beter kan

Dat inkomensondersteunende voorzieningen verschillen per gemeente is te verwachten en tot op zekere hoogte ook wenselijk. Er zijn immers demografische verschillen waardoor een maatwerkaanpak er overal anders uit zal zien. Maar wat is bedoeld als maatwerk heeft in de realiteit meer weg van willekeur. Ook tussen huishoudens zijn er verschillen. Het is logisch om te differentiëren op basis van de behoeften van verschillende huishoudens. In de praktijk zien we dat de verschillen tussen huishoudens veel te groot zijn en dat er maar weinig wordt ingespeeld op individuele behoeften.

Schrikbarend veel huishoudboekjes pakken elke maand negatief uit

Hoewel landelijk geregelde zaken als het minimumloon en de bijstandsuitkering het meeste invloed hebben op de bestaanszekerheid, kunnen gemeenten hun eigen inkomensondersteuning beter inrichten. Ze kunnen door te schuiven met euro’s tussen huishoudenstypen hun eigen systeem van inkomensondersteuning in balans krijgen. Zo hoeven minder huishoudens elke maand te bezuinigen op basale huishouduitgaven om rond te komen.

Te ingewikkeld, te weinig

Het is moeilijk voor te stellen dat het voor je bestaanszekerheid uitmaakt in welke gemeente je woont, of je kinderen hebt en of je samenwoont of alleen. Toch bepaalt dat heel veel. Hoewel er grote verschillen zijn, zien we in elke gemeente terug dat het systeem tekortschiet in het bieden van bestaanszekerheid. Overal is het systeem te rigide, te ingewikkeld en biedt het veel te weinig bestaanszekerheid.

Door rigide inkomensgrenzen kan een kleine stijging van het inkomen leiden tot een netto achteruitgang van 350 euro in het maandelijkse huishoudboekje. Dit is de beruchte armoedeval waar een groeiende groep werkende armen zich in bevindt. Geen recht hebben op ondersteuning, maar een te laag inkomen om elke maand van rond te komen.

Het CBS definieerde de groep werkende armen als huishoudens met een inkomen tot 110 of 130 procent van de bijstandsnorm. Dit is een grove onderschatting. Voor gezinnen met oudere kinderen is een inkomen vereist van wel 180 procent van de bijstandsnorm, ofwel 2920,82 euro netto per maand, om break-even te spelen in een maand.[3]

Waar het systeem het meest tekortschiet, is in het bieden van bestaanszekerheid

Het systeem van inkomensondersteuning is daarnaast veel te ingewikkeld, voor sommigen te ingewikkeld om ondersteuning aan te vragen. Onze speurtocht door alle inkomensondersteunende voorzieningen gaf een beeld van een oerwoud van regelingen en voorzieningen. In sommige gemeenten worden inwoners achteloos naar een beleidsnota verwezen om te checken of ze in aanmerking komen voor ondersteuning. Dit zijn belangrijke oorzaken voor de onderbenutting van voorzieningen.

Waar het systeem het meest tekortschiet, is in het bieden van bestaanszekerheid. Schrikbarend veel van de huishoudboekjes die we berekenden, pakken elke maand negatief uit. Huishoudens ontvangen simpelweg te weinig om van rond te komen. Heervormingen zijn nodig, op zowel landelijk als gemeentelijk niveau, om de bestaanszekerheid op peil te krijgen. Van daaruit kunnen we toewerken naar een systeem dat rekening houdt met waar en hoe mensen leven.

Erik Meij schreef dit stuk op persoonlijke titel in samenwerking met Jaap Smit-Venema, Jessy Snip en Aleid Brouwer. Meij werkte onder andere aan het onderzoek naar generatiearmoede aan de Rijksuniversiteit Groningen. Jaap Smit-Venema is onderzoeker op het gebied van armoede. Jessy Snip is onderzoeker en werkt aan thema’s als armoede en onderwijs. Aleid Brouwer is bijzonder hoogleraar kansenongelijkheid en brede welvaart aan de Rijksuniversiteit Groningen.

 

Noten:

[1] De maandelijkse uitgaven zijn gebaseerd op de richtlijnen voor huishoudelijke uitgaven van het Nibud en uitgewerkt voor de verschillende huishoudtypes en een representatieve huur in de betreffende gemeente. De huishoudboekjes voor alle gemeenten zijn te vinden in het figuur ‘Verschillen in inkomensondersteuning’ op onze website.

[2] Andere gemeenten in Groningen en Drenthe vertonen overigens een vergelijkbaar beeld. In gemeente Assen is het verschil tussen een alleenstaande en een alleenstaande met kinderen een kleine 500 euro. In de gemeente Groningen is dat verschil 530 euro.

[3] Op basis van de bijstandsnorm op 1 januari 2023.

 

Foto: amir appel (Flickr Creative Commons)