Gooi niet alle ouderen op een hoop

Ouderen zijn vanwege hun met de leeftijd afnemend immuunsysteem extra kwetsbaar voor het coronavirus, Het advies luidt dan ook vaak om ouderen in hun woning te isoleren zodat zij niet besmet kunnen worden. Een veel te grof beleid dat geen rekening houdt met de grote onderlinge verschillen tussen ouderen, qua leeftijd, opleiding en gezondheid.

Over welke ouderen gaat het in de coronadiscussies? Zijn dat mensen van 60, 70, 80 of 90 jaar? Dat maakt nogal verschil. En zitten alle ouderen van eenzelfde leeftijd in hetzelfde schuitje? Nee dus. Niet alle ouderen beschikken over voldoende inkomen om rond te komen of wonen in comfortabele woningen met genoeg bewegingsruimte. Niet alle ouderen kunnen gezond voedsel betalen of hulp organiseren wanneer dat nodig is.

Ouderen die een zekere welstand genieten, hebben meer kans om de coronacrisis goed te doorstaan dan ouderen die van alleen een schrale aow-uitkering moeten leven. De laatsten lopen niet alleen een groter risico op besmetting met het virus, maar ervaren ook meer stress.

Om wie maken we ons eigenlijk zo druk?

In de coronadiscussies gaat het vooral over de gezondheid van ouderen. Op dit punt bestaan echter grote onderlinge verschillen die meestal niet worden benoemd. Ook is er de vraag of en hoe ouderen ondanks hun sociale isolering contact kunnen houden met familie en vrienden. Internet zou een belangrijk middel tot communicatie zijn. Maar hoe staat het feitelijk met het gebruik van internet door ouderen? Zijn daarin ook verschillen?

Een ander aspect dat in de discussies te weinig naar voren komt, is dat ouderen een actieve rol spelen in de samenleving. Denk aan oppassen op kleinkinderen, zorg verlenen aan een zieke partner of buurvrouw, een klusje doen voor een ander al dan niet in verenigingsverband, en een luisterend oor bieden. Al deze activiteiten zijn stilgevallen.

Verschillen naar leeftijd en opleiding

Om de verschillen tussen ouderen wat betreft gezondheid, gebruik van internet, en de door hen verleende steun in kaart te brengen, gebruiken we gegevens van de Longitudinal Aging Study Amsterdam (LASA) uit het jaar 2016 (Hoogendijk e.a. 2020) [1]. We onderscheiden ouderen daarbij op twee kenmerken: leeftijd en opleidingsniveau.

Figuur 1: aandeel personen met goede functionele gezondheid naar leeftijd. Bron: Longitudinal Aging Study Amsterdam, met weging naar de algemene bevolking.

Vanaf de jaren 1950 hebben steeds meer Nederlanders vooral dankzij de verhoging van de leerplichtleeftijd tot 16 jaar een opleiding gevolgd. Bij ouderen zie je de generatieverschillen terug in opleidingsniveaus. Zo heeft van de 85-plussers ruim 55 procent alleen een lagere beroepsopleiding of nog minder, bij de zestigers is dat nog maar 25 procent. En waar slechts 11 procent van de 85-plussers een hogere opleiding heeft genoten – enkele jaren onderwijs na afronding van de middelbare school – is ruim 30 procent van de zestigers hoogopgeleid.

Invloed van verschillen op gezondheid

Tussen ouderen met lagere, middelbare en hogere opleidingsniveaus bestaan grote verschillen in functionele gezondheid, dat wil zeggen de mate waarin zij dagelijkse handelingen zoals traplopen of zich aan- en uitkleden zonder moeite kunnen uitvoeren.

Hoger opgeleide ouderen hebben in iedere leeftijdsgroep een betere zogeheten functionele gezondheid. Alleen boven de 85 jaar zijn de verschillen zo klein dat ze niet meer statistisch betekenisvol zijn. In deze oudste leeftijdsgroep heeft minder dan één op de tien ouderen een goede functionele gezondheid.

Het tegenovergestelde beeld zien we bij ouderen met ernstige gezondheidsproblemen. Van ernstige gezondheidsproblemen is sprake als iemand twee of meer chronische ziekten heeft én moeite heeft met minstens één dagelijkse handeling. Onder de 85 jaar komen ernstige gezondheidsproblemen slechts bij een minderheid van ouderen voor, boven de 85 jaar heeft meer dan de helft er last van.

Figuur 2: aandeel personen met ernstige gezondheidsproblemen naar leeftijd. Bron: Longitudinal Aging Study Amsterdam, met weging naar de algemene bevolking

 

Bij iedere leeftijdsgroep valt het verschil naar opleidingsniveau op. De lager opgeleide ouderen hebben eerder in hun leven te kampen met ernstige gezondheidsproblemen dan de middelbaar en hoger opgeleide ouderen. Dit verschil valt boven de 85 jaar (weer) nagenoeg weg.

Internet en onderlinge steun

Bij het gebruik van internet zien we eveneens duidelijk verschillen tussen leeftijdsgroepen en opleiding. Terwijl in de jongste groep ouderen ruim 90 procent internet gebruikt, is dat maar 40 procent in de oudste groep.  Vanaf de leeftijd van 75 jaar gebruikt minder dan de helft van de lager opgeleide ouderen internet, tegenover een grote meerderheid van de middelbaar en hoger opgeleide ouderen.

 

Figuur 3: aandeel personen die internet gebruiken (vanaf computer of mobiele telefoon), naar leeftijd en opleiding. Bron: Longitudinal Aging Study Amsterdam, met weging naar de algemene bevolking.

Als we tenslotte kijken naar de bijdrage van ouderen aan de samenleving – vooral aan mensen in hun naaste omgeving – maken we onderscheid  tussen instrumentele hulp enerzijds – hulp bij dagelijkse taken in en rond het huishouden – en emotionele steun anderzijds – een luisterend oor bieden voor iemands persoonlijke belevenissen en gevoelens.

Figuur 4:aandeel personen die instrumentele steun verlenen, naar leeftijd en opleiding. Bron:Longitudinal Aging Study Amsterdam, met weging naar algemene bevolking.

Tot 75 jaar verlenen veel ouderen instrumentele hulp. Na die leeftijd neemt het verlenen van dit type hulp sterk af. Er zijn geen systematische verschillen naar opleidingsniveau. Hoe anders is het met emotionele steun.

Figuur 5: aandeel personen die emotionele steun verlenen, naar leeftijd en opleiding. Bron: Longitudinal Aging Study Amsterdam, met weging naar de algemene bevolking.

Bij emotionele steun is een veel minder sterke afname met de leeftijd waarneembaar dan bij instrumentele steun. Er zijn wel grote verschillen naar opleidingsniveau. In iedere leeftijdsgroep geven hoger opgeleide ouderen meer emotionele steun dan lager opgeleiden.

Wie onze zorg een aandacht nodig hebben

In de coronadiscussies wordt het beeld geschetst dat álle ouderen vanaf 70 jaar extra kwetsbaar zijn. Nuancering is op zijn plaats. Ouderen, zo blijkt uit ons onderzoek, vormen geen homogene groep waarover in algemene termen kan worden gesproken. Met veel ouderen gaat het goed, vooral wanneer zij in redelijke tot goede welstand verkeren.

Maar inderdaad er is ook een groep ouderen die kwetsbaar is: vaak laagopgeleide ouderen met ernstige gezondheidsproblemen en weinig middelen om contact met hun naasten te onderhouden. Vooral deze groep ouderen heeft onze zorg en aandacht nodig, ook en vooral tijdens deze coronacrisis.

Dorly Deeg is hoogleraar epidemiologie van de veroudering aan de Amsterdam Universitaire Medische Centra, locatie VUmc, en auteur van het boek ‘Gewonnen jaren; heldere inzichten over hoe wij ouder worden’.

Theo van Tilburg is hoogleraar sociologie en sociale gerontologie aan de Vrije Universiteit.

Martijn Huisman is hoogleraar epidemiologie van de veroudering aan de Vrije Universiteit en de Amsterdam Universitaire Medische Centra, locatie VUmc, en wetenschappelijk directeur van de Longitudinal Aging Study Amsterdam.

 

[1] Hoogendijk EO, Deeg DJH, de Breij S, Klokgieters SS, Kok AAL, Stringa N, Timmermans EJ, van Schoor NM, van Zutphen EM, van der Horst M, Poppelaars J, Malhoe P, Huisman M. The Longitudinal Aging Study Amsterdam: cohort update 2019 and additional data collections. European Journal of Epidemiology 2020; 35(1): 61-74.

Foto: Bas Bogers (Straatfotografie.com)