Houd rekening met spaarvermogen van mensen

Heel veel Nederlandse huishoudens kunnen financiële tegenslagen niet opvangen. Zorgwekkend, omdat de flexibilisering van de arbeidsmarkt en de veranderingen in de sociale zekerheid het belang van individuele schokbestendigheid vergroten, terwijl de financiële ruimte  daarvoor afneemt.

Nederlandse huishoudens zijn gemiddeld behoorlijk vermogend, vooral wanneer we het opgebouwde huizen- en pensioenvermogen meetellen. Tegelijkertijd zijn er huishoudens die nauwelijks vermogen hebben. De aandacht voor vermogensverdeling is in 2014 sterk gestegen, vooral dankzij het boek Kapitaal in de 21e eeuw van de Franse econoom Thomas Piketty.

Voor het bereiken van spaardoelen op korte of middellange termijn en een buffer voor onverwachte tegenslag is niet zozeer het totale vermogen van belang, maar het deel van het vermogen dat huishoudens snel kunnen aanwenden voor consumptie, zoals contant geld, (direct opvraagbaar) spaargeld en verhandelbare beleggingen. Volgens het Nibud (2012) is de minimaal benodigde buffer voor onverwachte uitgaven tussen de € 3.550 en € 5.900 per huishouden, afhankelijk van de gezinssamenstelling. Als het inkomen kan fluctueren is bovendien nog een extra buffer wenselijk voor het opvangen van een mogelijke inkomensterugval. Met de toenemende flexibilisering van de arbeidsmarkt en het verkleinen van collectieve vangnetten wordt de individuele schokbestendigheid van huishoudens namelijk steeds belangrijker. Uit een analyse van CBS-cijfers blijkt dat meer dan 2,3 miljoen huishoudens, onder wie circa 1,8 miljoen huurders en minimaal 0,5 miljoen woningeigenaren, een banktegoed lager dan € 5.000 hebben. Met andere woorden: ruim 30 procent van alle Nederlandse huishoudens heeft nauwelijks een buffer voor financiële tegenvallers zoals onverwachte uitgaven of een inkomensterugval. Opvallend genoeg zijn dit niet alleen huishoudens met een laag inkomen.

Laag banktegoed ook bij middeninkomens en hogere inkomens

Niet alle huishoudens met een laag banktegoed hebben een laag inkomen, en vice versa. Van de 2,3 miljoen huishoudens met een banktegoed lager dan € 5.000 bevinden zich er minimaal één miljoen in de laagste drie inkomensklassen, met een (netto) besteedbaar jaarinkomen tot ongeveer € 21.000. Daarnaast zijn er ook minimaal één miljoen huishoudens met een banktegoed lager dan € 5.000 die tot de midden- en hogere inkomens gerekend kunnen worden.

Huishoudens met een laag inkomen kunnen bij onverwachte uitgaven snel in de financiële problemen raken. Zij kunnen bovendien moeilijk sparen om hun buffers te versterken. Pas wanneer hun inkomen stijgt kunnen zij meer sparen. Zo’n inkomensstijging is vooral te verwachten bij jongere huishoudens met goede carrièreperspectieven. Huishoudens met een midden- of hoger inkomen kunnen er in theorie gemakkelijker voor kiezen om hun uitgaven te verminderen en zo meer te sparen. In de praktijk is het niet altijd mogelijk om het consumptiepatroon aan te passen, vooral in situaties met hoge woonlasten. Voor extra uitgaven, gepland of ongepland, zijn veel huishoudens met een beperkte buffer daarom al snel aangewezen op consumptief krediet, voor zover hun inkomen dit toelaat. Bij een laag inkomen is echter de ruimte voor consumptief krediet beperkt, zodat huishoudens met een relatief hoog inkomen financieel kwetsbaar zijn bij een inkomensterugval – bijvoorbeeld na baanverlies of aan het einde van de WW-duur.

Invloed recente beleidsmaatregelen

De flexibilisering van de arbeidsmarkt en veranderingen in de sociale zekerheid, zoals het verkorten van de WW-duur, vergroten het belang van een eigen buffer om de individuele schokbestendigheid van huishoudens te verbeteren. Naarmate huishoudens echter verplicht zijn om meer vermogen in hun pensioen of woning op te bouwen, blijft er minder ruimte over voor consumptie en voor de opbouw van een eigen buffer. Beleidsmaatregelen op het gebied van pensioenopbouw of hypotheekverstrekking hebben daarom gevolgen voor de schokbestendigheid van huishoudens.

Sinds 2013 komen starters op de woningmarkt alleen nog in aanmerking voor hypotheekrenteaftrek als zij hun hypotheek in dertig jaar volledig annuïtair of lineair aflossen. De netto maandlasten van een dergelijke hypotheek liggen aanzienlijk hoger dan bij een (gedeeltelijk) aflossingsvrije of bankspaarhypotheek, waardoor er evenredig minder overblijft voor consumptie of om zelf te sparen. Door dit verplichte aflossen zijn nieuwe woningeigenaren, enigszins paradoxaal, langer kwetsbaar voor tegenvallers dan wanneer zij minder zouden aflossen en meer geld op hun spaarrekening zouden zetten.

Het beperken van het maximale bedrag dat huishoudens kunnen lenen bij aanschaf van een woning kan zowel een positief als een negatief effect hebben op de schokbestendigheid van huishoudens. Het beperken van de maximale hypotheeksom ten opzichte van de hoogte van het inkomen (Nibud-normen) zal de schokbestendigheid verbeteren: wanneer huishoudens een kleiner deel van het inkomen aan hypotheeklasten besteden, blijft er meer over om te sparen en zo een buffer op te bouwen. Het beperken van de maximale hypotheeksom ten opzichte van de woningwaarde maakt huishoudens juist minder schokbestendig. Starters moeten steeds meer eigen geld meebrengen bij de aankoop van een woning, waardoor zij hun opgebouwde spaartegoed bij aankoop van een woning vrijwel volledig hieraan besteden.

Werknemers bouwen verplicht pensioenvermogen op. Nu de pensioenopbouw per 1 januari 2015 is verlaagd (‘Witteveenkader’), verlagen veel pensioenfondsen de premies, waardoor het netto inkomen van werknemers stijgt. Werknemers hebben dus meer ruimte om zelf te sparen. De vraag is in hoeverre zij dit ook echt zullen gaan doen; zij kunnen er namelijk ook voor kiezen om het extra inkomen te consumeren. Het is te hopen dat de groep met een laag banktegoed ervoor kiest om een deel van dit extra inkomen te sparen.

Niet alleen banken proberen het sparen te stimuleren, met producten als doelsparen, periodesparen, saldosparen en pinsparen. Ook in andere sectoren is er aandacht voor de beperkte schokbestendigheid van huishoudens. Zorgverzekeraars zagen zich de afgelopen jaren geconfronteerd met een toename van betalingsachterstanden. Veel zorgverzekeraars bieden daarom een spaaroptie waarbij klanten het wettelijke eigen risico gespreid betalen in maandelijkse termijnen.

Beleid moet rekening houden met mogelijkheid om te sparen

De 2,3 miljoen huishoudens met een zeer laag banktegoed zijn kwetsbaar bij financiële tegenslagen. De mate waarin huishoudens in staat zijn om zelf te sparen, hangt niet alleen samen met de hoogte van het inkomen maar ook met de hoogte van woonlasten, belastingen en (pensioen)premies. Bij toekomstige beleidswijzigingen op het gebied van belasting, pensioenopbouw, woningmarkt en hypotheekverstrekking is het dan ook van groot belang om rekening te houden met de impact op de vrije besparingen van huishoudens.

Leontine Treur is econoom en werkt als onderzoeker bij de afdeling Kennis & Economisch Onderzoek van de Rabobank. Dit artikel is een verkorte weergave van de studie ‘Vermogen en schokbestendigheid van woningeigenaren en huurders’.