De andragologie was in veel opzichten een spiegel van de tijd. Gevoed door een groot geloof in maakbaarheid werd de leer van het welzijnswerk in 1970 een zelfstandige academische discipline. Maar die status werd in 1983 alweer ingeleverd door het betwist geraakte vakgebied. Maaike de Boois, werkzaam bij het lectoraat Werken in justitieel kader aan de Hogeschool Utrecht, bestudeerde aan de hand van documenten en gesprekken de opkomst en ondergang van een vergeten wetenschap. Vandaag verdedigt zij aan de Universiteit van Amsterdam haar proefschrift Discipline zonder discipline. De opkomst en opheffing van andragologie 1950-1983. ‘In de andragologie was men het nergens over eens.’
Wat is – of moeten we zeggen: wat was – andragologie?
‘De formele definitie is: het onderzoek naar professioneel ingrijpen in het handelen van volwassenen ten behoeve van vorming en hulpverlening. Een soort pedagogiek van grote mensen, dus. Al stond de identiteit van andragologie nooit helemaal vast.’
‘De grondlegger, hoogleraar Tonko Tjarko ten Have, beschouwde het andragogische proces – het proces tussen professional en cliënt, gericht op welzijnsbevordering van de cliënt – uiteindelijk als het object. Ten Have zocht naar het ‘kruisveld van idealen’: de vrije ontplooiing van individuen enerzijds en het opvoeden van mensen tot onderdeel van de gemeenschap anderzijds. Het doel van de andragologie was het evenwicht tussen beide te houden bij sociale interventies.’
‘Zowel het streven naar verbetering van een bestaande (persoonlijke organisatorische of maatschappelijke) situatie als richting geven voor professionals was de ambitie van andragologen. Dit maakte andragologie tot een normatieve wetenschap.’
‘In het verlengde van deze ambities kwamen er verschillende onderwerpen op in andragologie: de rol van de professional ten aanzien van zijn cliënt, de zoektocht naar de normatieve grondslagen van sociale interventies en de verhouding tussen sociale interventies en maatschappijverandering. Is het uitgangspunt de specialisatie van de hulpverlener, of de situatie van de cliënt? In de loop der jaren zijn de opvattingen over deze kwesties gaan verschuiven. In de hulpverlening, ook tegenwoordig nog, is er sprake van een voortdurende zoektocht naar balans.’
De discipline kwam op in de periode 1950-1970. Waarom toen?
‘Na de Tweede Wereldoorlog was het beheersbaar maken van gedrag van groepen mensen een belangrijke kwestie. Door de opkomst van nieuwe technologie speelde daarnaast de angst op voor ontmenselijking. Tegelijkertijd was er een groot geloof is sociale planning en maakbaarheid.’
‘Ook economische groei in de naoorlogse jaren had haar weerslag op de maatschappij; de welvaartsstaat veranderde in een welzijnsstaat. Zorg om psychische nood verving de zorg om schaarste. Intussen veronderstelde de overheid dat de wetenschap kon bijdragen om maatschappelijke problemen op te lossen en zelfs te voorkomen. Sociale opvoeding en vorming, gericht op individuele ontplooiing evenals op gemeenschapszin, zouden zo een alternatief moeten bieden voor de industriële samenleving en de consumptiemaatschappij.’
‘De uitdijing van de verzorgingsstaat vroeg om hoogopgeleide krachten die al die extra hulpverleners konden opleiden. Het welzijnswerk zocht bovendien naar theoretische fundering. De opkomst van de andragologie was een voortvloeisel van de professionalisering van het welzijnswerk, dat tot dan toe hoofdzakelijk vrijwilligerswerk was geweest.’
‘De andragologie is niettemin altijd een praktijkgericht vakgebied gebleven, met een grote diversiteit aan theorieën, werkwijzen en toepassingsgebieden. De aantrekkingskracht op studenten die de sociale academie hadden afgerond was groot. Vooral de praktijkgerichtheid en de muldisciplinaire aanpak sprak aan. Eigenlijk zoals tegenwoordig in de wijkteams gewerkt wordt – al is dit een historisch onderzoek en ben ik terughoudend met het doen van uitspraken over de actualiteit.’
Toch verdween de andragologie alweer snel.
‘Halverwege de jaren zeventig nam de roep om aantoonbare effectiviteit van het welzijnswerk toe. Er rezen allerlei fundamentele vragen: met welke legitimiteit grijpen professionals in in het leven van anderen? Weten mensen zelf niet beter wat het beste voor hen is? Wat is verbetering eigenlijk? Daar hadden andragogen geen goed weerwoord op – hoewel ze de kritiek deelden en eigenlijk de ambitie hadden om juist op dit type vragen te reflecteren.’
‘Maar doordat de praktijk van het welzijnswerk omstreden raakte, kwam ook de wetenschappelijke discipline onder vuur te liggen. De enorme populariteit onder studenten leidde tot problemen. Ze eisten in het kader van de democratisering inspraak, en hielden er andere, vaak veel politiekere ideeën over het vak op na dan de hoogleraren.’
‘Een andere kwetsbaarheid was het gebrek aan een internationale evenknie. Ook de pluriformiteit van het vak ging in het tegendeel verkeren. Voor disciplinevorming is het belangrijk dat er over bepaalde zaken enige gemeenschappelijkheid is binnen een vakgebied – enige discipline is zogezegd - over het object, over de manier waarop het bestudeerd wordt of over de denkrichtingen. Maar in de andragologie was men het nergens over eens. Vandaar de titel van het proefschrift: discipline zonder discipline.’
Tegenwoordig leven we in een tijdperk van lectoraten social work, een hang naar evidence based-werken in de hulpverlening en, met iets meer wetenschappelijke pretentie, de opkomst van ‘veranderkunde’. Kun je hierin met enige fantasie een revival van de andragologie ontwaren?
‘In praktijkgericht onderzoek, waar ik mij zelf ook mee bezig hou, zie ik in ieder geval heel veel parallellen met ambities van andragologie – onderzoek met het doel de professionele praktijk te verbeteren en onderzoek waarbij een multidisciplinaire blik niet geschuwd wordt. Tegelijkertijd moest ook praktijkgericht onderzoek een eigen plek verwerven in onderzoeksland – zij het niet binnen de academie.’
Jurre van den Berg is redacteur van socialevraagstukken.nl en van de Volkskrant.