COLUMN Je hebt het allemaal aan jezelf te danken. De ideologie van de eigen schuld

Amerikaanse onderzoekers lieten mensen een spelletje Monopoly spelen, waarbij de regels zo waren aangepast, dat steeds één van de twee spelers veel rijker was, meer geld kreeg, vaker met de dobbelsteen mocht gooien dan de ander. Ondanks dat het overduidelijk was dat deze speler veel meer mazzel had, ging hij zich er steevast naar gedragen. Het zelfvertrouwen nam toe, het gedrag werd egoïstisch en zelfingenomen, de compassie met de andere speler nam dramatisch af.
Hieraan moest ik steeds denken bij het lezen van het boek Schaarste, van Harvard-econoom Sendhil Mullainathan en Princeton-psycholoog Eldar Shafir. Het gevoel van schaarste, of dat nu een tekort aan geld, aan tijd, aan eten (in het geval van hongersnood of diëten), of aan menselijk contact (eenzaamheid) is, zorgt voor een specifieke reactie. Mensen zijn meer gefocust en krijgen op korte termijn meer voor elkaar. Maar tegelijkertijd vallen ze ten prooi aan tunnelvisie, waarbij ze steeds meer brandjes moeten blussen en er niet meer toe komen om de oorzaak van die brandjes (die buiten de tunnel ligt) aan te pakken.
Zo leidt schaarste tot gedrag dat de schaarste in stand houdt. Dat wordt vooral veroorzaakt doordat schaarste enorm veel “bandbreedte” in beslag neemt. Denk hierbij aan een computer die traag wordt als er veel grote programma’s tegelijk draaien. Bij schaarste neemt het onderwerp van schaarste zoveel van je aandacht en energie in beslag, dat je daardoor minder verstandige beslissingen neemt. Je prestaties en intelligentie hollen achteruit, waardoor je niet uit je situatie van schaarste komt.
Oplossingen voor dit soort situaties moeten dan ook vooral niet nóg meer bandbreedte in beslag nemen, maar juist ruimte scheppen. Zoals de dakloze in het artikel van Christine Kuiper pas in staat was om zijn leven weer op orde te krijgen, toen hij niet meer de hele dag bezig was met overleven, maar in een opvang leefde waarin een aantal praktische zaken voor hem geregeld waren. Zo ontstond weer ruimte in zijn bandbreedte, zodat hij zijn leven op kon bouwen: “Bij JES (Je Eigen Stek, een voorziening voor daklozen -MvS) kreeg Jamal de gelegenheid rustig en logisch na te denken: ‘Ik maakte me geen zorgen over waar ik de volgende nacht zou moeten slapen, of wat ik zou moeten eten – wat daarvoor al mijn energie in beslag nam. Ik had in één keer alle randvoorwaarden om mezelf te helpen. Ik voelde me bevrijd!’”

Het kan ons ook treffen, maar dat willen we niet weten

Wat het boek Schaarste laat zien is hoezeer de psychologie van schaarste een bepaalde wetmatigheid kent. Het is de schaarste zelf die voor problemen zorgt, niet de psychologische of morele kenmerken van de persoon die aan de schaarste lijdt. Als willekeurige mensen in een situatie van schaarste worden gebracht, reageren ze overeenkomstig de psychologische gevolgen van die schaarste, of het nu om tijd, geld, eten of contact gaat. En het treft iedereen op dezelfde manier. De rijke CEO die in tijdnood beslissingen neemt die hem op termijn nog meer tijdnood opleveren, reageert hetzelfde als de arme die een flitskrediet afsluit, die op korte termijn de grootste financiële brand blust maar op langere termijn tot grotere schulden leidt.
Toch wordt de situatie van arme mensen steeds vaker geweten aan hun eigen tekortkomingen. Ze lenen geld waar ze dat niet terug kunnen betalen, ze plannen niet vooruit. Mensen bij wie een dieet mislukt geloven ook zelf dat het niet ligt aan de dieetmethode of aan de veronderstelling dat het volgen van een dieet überhaupt een goed idee is, maar wijten het collectief aan een vermeend tekort aan wilskracht en zelfbeheersing (ik heb het Stanford Marshmallow-experiment het laatste jaar talloze malen voorbij zien komen, als onderbouwing van de stelling dat mensen met meer wilskracht het verder schoppen in de wereld, kortom, dat het de sukkels gewoon aan wilskracht ontbreekt.)

Sociale rechtvaardigingstheorieën

Zoals veel slanke mensen neerkijken op de dikkerds die hun leven lang tevergeefs diëten en weer aankomen, geldt bij armoede dat de gelukkigen (mensen aan wie de crisis tot nu toe grotendeels voorbij is gegaan) veelal geneigd zijn om te denken dat de arme mensen hun pech aan zichzelf hebben te danken. Net als in het Monopoly experiment gaan mensen met mazzel geloven dat dit geluk hen in moreel opzicht toekomt. Dat is een verschijnsel dat ik een sociale rechtvaardigingstheorie zou willen noemen. Als mensen zijn we groepsdieren en daarom voorzien van empathie: we zijn vatbaar voor de gevoelens van anderen. Onrecht en ongelijkheid doen daarom pijn, ook als het anderen betreft. Omdat we dat niet meteen kunnen oplossen (en omdat we er zelf ook niet op achteruit willen gaan) bedenken we theorieën die onze empathie doen afnemen, ofwel het probleem ont-empatiseren. Dat lukt door te geloven dat iemand zijn pech aan zichzelf te danken heeft, en jij je geluk ook echt verdient.
Dit mechanisme zien we als er gepest wordt: “ja maar hij gedraagt zich ook raar, hij wordt telkens zomaar agressief”(gemakshalve even over het hoofd ziend dat dit rare gedrag juist een gevolg is van het pesten), je ziet het in de reacties op slachtoffers van verkrachting of geweld: “ze was dan ook wel heel uitdagend gekleed”; je ziet het in de reacties op de plannen voor screening op longkanker: “rokers hebben er zelf toch voor gekozen om te gaan roken, waarom moeten wij nu voor de behandeling betalen?”. Je ziet het in het huidige beleid waarin mensen met een uitkering gedwongen vrijwilligerswerk moeten doen, waardoor ze juist minder tijd overhouden om naar werk te zoeken – dat er trouwens niet is- en je ziet het in de focus op eigen kracht en verantwoordelijkheid, waar structurele voorzieningen juist worden afgebroken. Wat dat betreft is het neo-liberalisme bij uitstek een sociale-rechtvaardigingstheorie: armoede en werkloosheid maar ook stijgende kosten doordat de winnaars hun machtspositie misbruiken (een duidelijk geval van succesvolle ont-empatisering) worden niet gezien als teken dat het systeem van marktwerking niet deugt, maar als moreel tekort van de pechvogels, de verliezers. Denk nog maar eens aan het Monopoly-experiment.
Het boek van Mullainathan en Shafir is enorm verhelderend. Het laat zien dat gedrag ten tijde van schaarste in hoge mate door de schaarste zelf bepaald wordt, en dat er geen sprake is van een moreel probleem, maar van een structuurprobleem: schaarste, tunnelvisie en te weinig speelruimte. Maar de vraag is of de implicaties van dit boek ten volle zullen worden overgenomen. Dan moeten we immers onder ogen zien dat de wereld ongelijk en onrechtvaardig is. En dat doet niet alleen pijn, maar maakt ons ook medeverantwoordelijk.