Er is een raadseltje dat ongeveer als volgt gaat: in een vijver verschijnt op een dag een blaadje kroos. De volgende dag zijn het er twee, de dag erop zijn het er vier, de dag daarop zijn het er acht, dan zestien, enzovoorts. Na twee maanden is de vijver half vol. Vraag: wanneer is de vijver helemáál vol met kroos? De instinker is natuurlijk dat veel mensen denken: na nog eens twee maanden. Maar het antwoord is natuurlijk: de volgende dag.
Aan dit verhaal moet ik vaak denken bij de nieuwsberichten over bosbranden, wereldwijde extreme droogte, mislukte oogsten, verdwijnende diersoorten, afgenomen biodiversiteit, hevige regens, hagel- en onweersbuien. De klimaatcatastrofe voltrekt zich in ons volle zicht. Toch blijkt het heel moeilijk om de urgentie ervan op de politieke agenda, laat staan in het actieve politieke handelen te krijgen.
Er wordt nog steeds onderhandeld over kosten. Zo werd vorig jaar door de Raad voor het Openbaar Bestuur berekend hoeveel het nemen van extra klimaat-maatregelen gaat kosten. De berekende extra kosten kwamen neer op 1,8 miljard euro, dat is evenveel als de schade van de overstromingen in Limburg en Gelderland in 2021, en dat was nog maar één natuurramp. Men `vergeet’ dus dat de kosten van niet, of te weinig handelen veel hoger zullen liggen.
Er wordt nog steeds gesproken over het halveren van de hoeveelheid stikstofuitstoot in 2030. Het discussiepunt is of dat haalbaar is, niét of we 2030 op deze manier überhaupt gaan halen.
Het is al kwart óver!
U merkt het al, ik zie de toekomst niet bepaald met vertrouwen tegemoet. Daarin sta ik beslist niet alleen. Meer dan de helft van de Nederlanders vindt het klimaat een punt van zorg, hoewel een (kleiner) deel denkt dat we nog tijd hebben om het schip te keren, zo blijkt uit de politieke barometer van marktonderzoeksbureau Ipsos. (afbeelding van Twitter)
Aandacht voor de urgentie van klimaatverandering is niet nieuw. Sinds het eerste alarmerende milieurapport, we schrijven 1972, sprak de Club van Rome voor het eerst over ‘grenzen aan de groei’, is er uitvoerig en onophoudelijk gepraat terwijl de door de Club geschetste rampscenario’s zich voltrokken. Maar er gebeurt weinig, te weinig om het tij te keren.
Boeren protesteren tegen de dreigende milieumaatregelen en doen dat al decennialang
Natuurlijk wordt er geprotesteerd en gedemonstreerd in wereldwijde Klimaatmarsen en schoolstakingen. Er worden zelfs rechtszaken aangespannen tegen de staat om meer klimaatmaatregelen te nemen, zoals door Urgenda.
Maar er wordt ook tegengewerkt. Boeren protesteren tegen de dreigende milieumaatregelen en doen dat al decennialang. En terwijl het voor de politie te moeilijk is om tractoren van protesterende boeren op de snelweg te bekeuren, werden activisten die met een onschuldige en ongevaarlijke actie in de Hofvijver aandacht vroegen vóór het klimaat, onmiddellijk opgepakt. En grote bedrijven gaan vrolijk door met uitstoten, al presenteren ze voor de bühne graag hun groene plannen.
De trieste balans is dat ons klimaat harder naar de knoppen gaat dan wij kunnen overzien, zelfs als we per heden alle CO2 en Stikstofuitstoot, om nog te zwijgen van andere zooi, zouden stoppen.
Investeringsklimaat
Wetenschapsjournalist Maarten Keulemans inventariseert in de Volkskrant de mogelijke doemscenario’s: verdwijnen we als soort, en hoe dan? Door het water, of toch door bommen? Worden we gered door de techniek of evolueren we met de veranderingen mee? Hij ziet het somber in, evenals publicist Ilja Leonard Pfeijffer, die in HP/De Tijd stelt dat we aan de vooravond staan van een onafwendbare crisis, maar: ‘niemand mag dit zeggen. De waarheid dat Nederland zal verdwijnen, moet zo lang mogelijk verborgen gehouden worden om het investeringsklimaat niet te schaden.’ Volgens hem missen we daarbij het gevoel van urgentie, en dus sturen we de Boeings en Airbussen weer gewoon de wereld over. Pfeijffer kletst niet zomaar wat. Volgens een wetenschappelijk panel van de Verenigde Naties zal Nederland in de komende decennia voor een groot deel onder water verdwijnen. Waarmee waarschijnlijk wordt dat wíj straks de vluchtelingen zijn en we maar moeten hopen dat we elders niet met hooivorken ontvangen worden.
Heel even, aan het begin van de coronapandemie, dacht ik dat het mogelijk zou zijn. Dat de pandemie weliswaar verschrikkelijk was, maar dat het ook kansen gaf om nu eens daadwerkelijk de vliegtuigen aan de grond te houden, om maar iets te noemen, om meer aandacht te schenken aan essentieel werk, aan de menselijke maat. Het bleek mogelijk, het kon ineens anders. Omdat het moést. Twee jaar verder blijkt dat we voor het grootste deel terugvallen in het oude patroon. Zodat ‘na ons de zondvloed’ waarschijnlijker ‘aan ons de zondvloed’ zal zijn. Hansje Brinkers zal ons dit keer niet kunnen redden.
Hoewel het dus aan bezorgdheid en besef niet ontbreekt, is het moeilijk om werkelijk iets te bereiken. Natuurlijk, we kunnen korter douchen, minder vlees eten, zuiniger auto’s kopen, zonnepanelen op ons dak plaatsen, maar gaat dit ons uiteindelijk genoeg helpen?
Mea culpa
Toch hindert dit ‘mea culpa’ me. Door steeds te spreken van ‘we’ lijkt het alsof iedereen schuldig is. Of hypocriet, want je eet toch vlees of bent toch op vliegvakantie geweest? Tja, we gaan zelf door, dus we hebben het allemaal aan onszelf te danken. Deze mantra verdeelt ons, zo stelt jurist en auteur Roxane van Iperen, en leidt af van werkelijke systeemverandering.
Ondertussen heeft iedereen heeft zijn eigen manier om met deze gruwelijke waarheden om te gaan, al dan niet daartoe aangezet door mensen die genieten van verdeeldheid. En collectief zijn we verlamd, machteloos en kwaad op elkaar.
Bovendien, het zijn toch juist de grote vervuilers die de boel traineren, die troep in zee lozen, die sjoemelen met normen en die boetes niet hoeven te betalen? Terwijl een flink deel van de Nederlandse huishoudens dit jaar enorm in de knel komt door de stijgende brandstofprijzen, krijgen vervuilingsreuzen zoals Tata Steel en Exxon Mobil miljarden subsidie staatssteun om energiekosten op te vangen.
Gevangen in een pervers systeem
Maar ook die grote bedrijven vervuilen niet alleen maar uit pure slechtheid. Het hele systeem van kapitalisme is gebaseerd op roofbouw en uitbuiting, en bedrijven hebben elkaar daarbij in de tang. Heel kort gezegd: ze moeten hun winsten maximaliseren door de kosten zo laag mogelijk te houden en menskracht, kwaliteit en zorg voor het milieu zijn daarbij al gauw te duur, zeker op de korte termijn. Bedrijven worden als ze dit goed doen steeds groter, ten koste van kleinere of schonere bedrijven. Als ze het niet goed doen, dreigen faillissement en vijandige overnames. Het is een pervers systeem waar het gewetensvolle handelen er vroeger of later, maar immer effectief, wordt uitgefilterd.
Natuurlijk zouden overheden maatregelen moeten nemen, controles moeten uitoefenen en sancties moeten opleggen, ware het niet dat ze daartoe inmiddels nauwelijks de kennis, middelen of macht meer hebben. De nationale én internationale politiek is minder machtig dan de grote multinationals, niet alleen door corruptie en vervlechting van baantjes, maar ook doordat bedrijven zich makkelijk over de wereld bewegen en zich zo aan maatregelen en sancties onttrekken. Al zoúden enkele westerse neuzen dezelfde kant op komen te staan, dan nog wordt actie bemoeilijkt door oorlogen, bestaande afspraken of doordat de landen die door de rijkere landen misbruikt worden voor goedkope grondstoffen, arbeidskrachten en het dumpen van afval, vaak niet zitten te springen om samen te werken.
Wat ons bindt
Maar wat moeten we dan? Is er dan helemaal geen hoop voor ons? Zolang we leven, is er hoop. Maar we moeten een paar dingen goed beseffen.
Het is onzeker wat er boven ons hoofd hangt, maar dat er dingen flink mis zullen gaan is nu al duidelijk
Ten eerste dat we in feite al te laat zijn om het tij te keren. Het is onzeker wat er boven ons hoofd hangt, maar dat er dingen flink mis zullen gaan is nu al duidelijk. Zelfs de coronapandemie heeft te maken met onze wijze van productie, consumptie en internationaal verkeer, zegt socioloog Willem Schinkel.
Hoewel we in het verleden met kou, honger, kindersterfte, ziekten, oorlogen en mislukte oogsten te maken hebben gehad, wordt steeds duidelijker dat `we’ de mensheid betreft. We zijn wereldwijd verbonden, afhankelijk en kwetsbaar en niemand is veilig. En omdat we niet precies weten wat er gaat gebeuren, weten we ook niet waar we veilig kunnen zijn. Sterker nog, we zijn hier op dit moment nog steeds relatief heel goed af.
Maar toch, en dat is ten tweede, is er niet zoiets als ‘we’ in de zin van collectief handelen of collectieve schuld. Mensen handelen binnen de context van hun samenleving, wat betekent dat je wel minder kunt douchen, maar toch morgen weer de auto naar je werk pakt. Omdat je een baan hebt, een gezin, een hypotheek. En je pakt het vliegtuig voor een werkoverleg of voor die langgekoesterde vakantie. Onze keuzes hebben een context en zijn daardoor beperkt.
Binnen de context van samenleving dus, waarbij het geheel méér is dan de optelsom van individuele handelingen. De uitkomst ervan is door niemand voorzien, gewild of gestuurd. Vergeet de complottheorieën, mensen doen wel hun best om het geheel te sturen, waarbij ik wil aantekenen dat er een behoorlijk verschil is in macht en handelingsbekwaamheid tussen mensen onderling, maar het totaal van alle menselijke handelingen overziet niemand. De socioloog Johan Goudsblom sprak in die zin over de onbedoelde en onvoorziene gevolgen van doelgericht menselijk handelen.[1]
Hoop
Dat ‘we’ als eenheid van handelen niet bestaat, houdt niet in dat we geen aandacht zouden moeten hebben voor de samenleving. Integendeel, we zouden juist méér aandacht moeten besteden aan wat onzekerheid betekent voor de samenleving omdat we elkaar harder nodig hebben dan ooit.
De onrust en polarisatie in ons land zijn exemplarisch voor wat er gebeurt in tijden van onzekerheid bij afwezig of slecht leiderschap
Terwijl ik deze column schrijf, hoor ik Rutte in een debat zeggen dat hij geen leider is, maar dat de kiezers dat zijn. Wat natuurlijk een schandelijke manier is om zich aan zijn verantwoordelijkheid als gekózen leider te onttrekken. Het is tekenend voor de manier waarop de politiek haar handelingsverlegenheid laat zien. De onrust en polarisatie in ons land zijn exemplarisch voor wat er gebeurt in tijden van onzekerheid bij afwezig of slecht leiderschap.
We moeten voorlopig op eigen kracht tot het besef komen dat we samen op één planeet leven en niet onkwetsbaar zijn voor het leed van anderen. En dat de projecten die uitgaan van zowel respect voor de aarde als respect voor ieder ander hoop bieden. Ook moeten we beseffen dat het in de aard van mensen ligt om elkaar te helpen, ook al krijgt dat veel minder media-aandacht. Menselijkheid is ons aangeboren, laat dat niet verloren gaan.
Mieke van Stigt is socioloog en pedagoog
[1] In Johan Goudsblom, Balans van de sociologie, Nijmegen: Sun 1992, p. 119