COLUMN Onze jongens hebben het maar moeilijk

Het gaat niet goed met onze mannen. Maar waarom dan? Anja Meulenbelt ziet een verband tussen een machocultuur en klasse. Dit zou bijvoorbeeld weleens een belangrijke reden kunnen zijn dat jongens het slechter doen op school.

Om de zoveel tijd spoelt er een golfje door de media waarin de zorg wordt uitgesproken over de mannen. Daar gaat het slecht mee, lezen we. We lazen het al bij Max Pam, die witte mannen vergeleek met ijsberen op smeltende schotsen. Onlangs was het een jongere man, Sander Schimmelpenninck, onder andere columnist, die ons wist te vertellen dat mannen zijn ingehaald door de vrouwen (2023). Alhoewel daar feitelijk niets van klopt.

Nog steeds verdienen mannen gemiddeld meer dan vrouwen, zijn ze veel vaker te vinden op plaatsen met macht en aanzien, en worden ze nog steeds, bijna overal, in politiek, bedrijfsleven en media, beter vertegenwoordigd. Dat schijnt de doemdenkers over het lot van mannen niet uit te maken. Mannen hebben het moeilijk, is de boodschap. En ze hebben het vooral moeilijk omdat vrouwen zo geëmancipeerd zijn en dat maakt dat mannen zich overbodig gaan voelen. En daar komt rancune van, zegt Schimmelpenninck.

Het gaf hem recht op seks

Nu hoor ik, als oude feministe, absoluut niet bij de mensen die denken dat mannen het alleen maar makkelijk hebben. Ook in de tijd van het kostwinnersbeginsel, nog heftig aanwezig in de jaren zestig, hadden veel mannen het zwaar om het brood op de plank te verdienen voor een heel gezin. Daar stonden wel een aantal voorrechten tegenover: mocht hij op zijn werk niet de baas zijn, thuis was hij dat wel. Hij mocht zich als kostwinner laten verzorgen, zijn maaltijd, zijn schone kleren, zijn opgemaakte bed, de kinderen al verzorgd, en natuurlijk, al werd dat niet met zoveel woorden gezegd, het gaf hem recht op seks.

Vrolijke ontdekking

Maar was dat makkelijk? Dat heb ik nooit geloofd en ik had ook nooit willen ruilen, had dat al gekund. Wij jonge feministen waren bezig aan een interessante inhaalslag, we lieten zien dat praktisch alles wat mannen konden, van het repareren van een stukke stekker tot het managen van een afdeling met personeel, ook aan ons toevertrouwd kon worden.

We waren kortom bezig onszelf als vrouwen opnieuw uit te vinden. En de vrolijkste ontdekking was dat je helemaal niet hoefde te kiezen tussen mannelijkheid en vrouwelijkheid, omdat we als mensen in staat waren om van beide gedragsrepertoires de eigenschappen te combineren die ons uitkwamen: zorgend en invoelend als dat aan de orde was, en gedecideerd, als het moest met de vuist op tafel, als dat beter uitkwam.

Mannen zijn achtergebleven

Mannen zijn in deze inhaalslag nogal achtergebleven, en hebben nog niet vaak door dat deze mogelijkheid ook voor hen beschikbaar is. Niets let hen afscheid te nemen van de druk om steeds maar te moeten bewijzen een echte man te zijn, zou je denken. Maar voor veel mannen voelt het verlies van al of niet benoemde kostwinnersprivileges kennelijk vooral als achteruitgang. Als vrouwen hun eigen geld kunnen verdienen, wat is er dan nog over om je een ‘echte man’ te voelen? Seks? Ze kunnen tegenwoordig zomaar zeggen dat ze geen zin hebben.

Als ze nou eens begrepen dat er niet zoiets is als een mannelijke essentie

Waarom pakken zo weinig mannen die kans op een veelzijdiger leven op? Maaike Meijer heeft een interessant boek geschreven, Radeloze helden, waarin ze aantoont dat mannen ook in de films en literatuur zelden gelukkiger worden van al hun pogingen om aan de mannelijkheidscodes te voldoen. Als ze nou eens begrepen dat er niet zoiets is als een mannelijke essentie, schrijft ze. ‘Mannelijkheid is een trukendoos. Iedereen kan het. Mannen zijn dit ook de hele tijd aan het doen. Ze doen elkaar na.’

Er speelt altijd meer dan gender

Dit zijn de feiten, de mannelijkheidsmythen zijn schadelijk, niet alleen voor vrouwen en kinderen, ook voor mannen zelf. Mannen leven minder lang dan vrouwen, ze plegen vaker zelfmoord, hebben vaker te maken met verslaving, zijn vaker dakloos, plegen niet alleen vaker geweld, maar zijn ook vaker slachtoffer van geweld – door andere mannen dan wel. En, jongens doen het slechter op school dan meisjes. We hebben het hierbij wel over gemiddelden.

Voor mensen die bij de tijd zijn en geleerd hebben om intersectioneel te denken: er speelt altijd meer dan gender. Kleur en klasse met name. Nemen we bijvoorbeeld die zorg dat het met onze jongens op school niet goed gaat. Dat wil zeggen, gemiddeld doen meisjes het beter. Dat komt, lezen we, doordat het brein van jongens langzamer rijpt.

Als jongen moest hij kiezen tussen twee elkaar uitsluitende culturen

Dat is nergens bewezen, en het zou ook merkwaardig zijn, want in de begintijd van de tweede golf feminisme waren het juist de meisjes die het slechter deden op school. Onderzoek wees uit dat dat vooral te maken had met de opvattingen van de leerkrachten, die lagere verwachtingen hadden van de prestaties van meisjes. Zoals dat nog steeds geldt voor de lagere inschatting van kinderen uit arme gezinnen of gezinnen met een migratieachtergrond. Zou het echt waar kunnen zijn dat de breinen van jongens en meisjes in twee generaties tijd van stuivertje zijn gewisseld?

Jongen tussen straat- en schoolcultuur

In het boek van Milio van de Kamp, Misschien moet je iets lager mikken, waarin hij zijn jeugd beschrijft in een milieu waarin armoede een dagelijks probleem was, wordt er een tipje van de sluier opgelicht. Zonder dat nadrukkelijk zo te benoemen legt Van de Kamp een relatie tussen gender en klasse. Zijn ervaringswereld was vooral die van jongens onder elkaar.

Zo beschrijft hij hoe zijn vrienden hem verleidden om mee te doen aan het illegaal ritje op een scooter die iemand zonder die af te sluiten buiten liet staan. ‘Wees geen pussy’, hoorde hij toen hij aarzelde. ‘Maar,’ schreef hij, ‘ik wilde me niet laten kennen, dit waren mijn vrienden en ik wilde mijn plek in de groep bewaken.’ Want anders zou hij buiten de boot vallen, en had hij niemand meer in zijn buurt.

Haast terloops lost hij daarbij een misverstand op. Als jongen moest hij kiezen tussen twee elkaar uitsluitende culturen. De cultuur van de straat die stond voor opgeklopte masculiniteit, eer en respect en machogedrag. Als iemand je uitdaagt, geef jij de eerste klap en je moet als winnaar uit de strijd komen om je respect niet kwijt te raken. Maar dat gedrag staat haaks op de schoolcultuur waar je aan jezelf moet werken en aan je toekomst, waar je je rustig moet gedragen en je niet moet laten provoceren.

Geldt dat in dezelfde mate voor middenklasse jongens?

Van de Kamp beschrijft dit als een dilemma, de jongens die hem uitdaagden negeren was niet makkelijk. Niet omdat hij zo graag dominant wilde zijn, maar omdat hij niet graag de rest van zijn schooltijd vernederd wilde worden. De keuze tussen de straat- en schoolcode is geen rationele. In een fractie van een seconde nam de straatcultuur, die hij het beste kende, de overhand. Hij gaf zijn uitdager zo’n harde duw dat die omviel. En werd gesnapt door de conciërge. Wat wel betekende dat hij zich moest gaan melden bij de directeur.

Mannelijkheidscultuur en klasse

Dit zou wel eens een belangrijke reden kunnen zijn dat jongens het slechter doen op school, en de vraag is dan voor welke jongens dat geldt. Geldt dat in dezelfde mate voor middenklasse jongens die van huis uit andere normen en andere voorbeelden meekrijgen? Meisjes, met een andere voorgeschiedenis dan jongens, hebben inmiddels door dat doorleren en je best doen op school je een betere toekomst geeft met meer keuzemogelijkheden. De masculiene minachting voor zoiets stoms als je huiswerk maken, verleidt hen minder dan de jongens uit een harde straatcultuur.

De houding van een leerkracht tegenover de jonge Milio die, gevraagd wat hij wilde worden, ‘psycholoog’ zei en toen te horen kreeg: ‘misschien moet je iets lager mikken’, helpt ook niet. Gelukkig liet hij zich niet ontmoedigen. Hij werkt tegenwoordig als socioloog, universitair docent aan de UvA. Hij schrijft en geeft les over klasse.

Zou het niet helpen als we ons meer zorgen zouden maken over welke mannelijkheidscultuur jongens meekrijgen, en hoe die zich vermengt met klasse? Zouden de onderzoeken over het achterblijven van jongens zich daar eens op kunnen richten?

 Anja Meulenbelt is schrijfster, politica en activiste.

Bronnen

Referenties

Kamp, M. van de (2023). Misschien moet je iets lager mikken. Atlas Contact.

Meijer, M. (2023). Radeloze helden. Atlas Contact.

Schimmelpenninck, S. (2023, 4 juni). Progressievelingen laten het gesprek over rolmodellen en mannelijkheid over aan de markt en sociale media. Volkskrant.

Dit artikel is 1284 keer bekeken.

Reacties op dit artikel (1)

  1. Dank aan mijn leeftijdgenote, onze oude feministe , voor de wijze woorden in deze column. Al in de jaren zestig liet zij zien dat niet alleen sexe maar ook klasse bepalend is voor je lot (Feminisme en socialisme). Ze laat hierboven de term intersectionalisme niet per ongeluk vallen. Want naast sexe, gender, kleur, opleiding is nog altijd klasse een zwaarwegende factor in de toedeling van posities in de maatschappij. De individualistische meritocratische cultuur versluierde dit lange tijd.
    Na de Franse sociologen als Pierre Bourdieu , Didier Eribon, Edouard Louis komen nu ook in ons land jonge mensen naar voren die ook het belang van je herkomst qua klasse benadrukken: Karin Amatmoekrin, Tim s’Jongers, Cody Hochstenbach en nu ook Milio van de Kamp. Vast nog veel meer.
    Onderscheid op basis van een enkele factor als sexe, nationaliteit enz- werkt splijtend. Grunberg in zijn laatste boek: “zionisme is ten einde gedachte identiteitspolitiek”.Dat zal Anja Meuenbelt ongetwijfeld aanspreken Binnen klassenverbanden kunnen grote groepen zich verenigen rond gedeeld belang. Dat is te lang niet meer gebeurd. Er valt wat in te halen.

Reageer

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *