COLUMN Tijd voor een kinderstaking?

Staking in het onderwijs. De salarissen moeten omhoog, de werkdruk moet omlaag. Er moet fors meer geld bij.

De duizenden Nederlanders die hebben meegedacht in de campagne Onderwijs2032 zaten eigenlijk op een ander bericht te wachten. Toen de commissie Schnabel in 2016 met haar eindadvies kwam, voerden vakbonden en branche-organisaties het toneelstukje van het vergeten kind op (‘Wij mochten niet meedoen’) en torpedeerden een groot, interactief proces waarin eindelijk eens geluisterd was naar ouders, leerlingen, werkgevers en andere slachtoffers van twee eeuwen behoudzucht. Een toch al vleugellamme staatssecretaris – Sander Dekker – moest accepteren dat de Kamer het eindadvies introk en de onderwijskoepels opdracht gaf om dan zelf met een beter plan te komen. Dat had voor de zomer van 2017 klaar moeten zijn.

Omdat vast niet elke bezoeker van Sociale Vraagstukken het heeft kunnen lezen, geven we even een langer citaat uit het verslag van de ledenraadpleging die de Onderwijscoöperatie uitvoerde:

“Een aantal ideeën uit het advies – van de commissie Schnabel, red. - (bijvoorbeeld: meer aandacht voor burgerschap, digitale - en vakoverstijgende vaardigheden en meer samenhang in onderwijs) wordt door een deel van de beroepsgroep onderschreven. Een heel klein deel van de inzenders steunt het advies volledig, de meesten plaatsen er een aantal kritische kanttekeningen bij. Zo vinden zij het niet duidelijk hoe groot de verhouding kerncurriculum – vrije ruimte zal zijn, denken zij dat het voorgestelde kerncurriculum te smal is, zien zij niet van alle nieuwe onderdelen van het kerncurriculum de meerwaarde, en maken zij zich zorgen om verlies van diepgang bij een interdisciplinaire aanpak. Ze zien dan ook graag dat de vrije ruimte beperkt blijft en dat ook voor deze ruimte duidelijke richtlijnen worden geformuleerd.

De deelnemers die het niet eens zijn met de richting van het advies, zijn ook van mening dat het kerncurriculum te smal is. Daarnaast maken zij zich ernstige zorgen om de vrije ruimte (die kan leiden tot ongelijke kansen voor leerlingen, gebrekkige aansluiting bij vervolgleidingen en een focus op financiën in plaats van op de inhoud van onderwijs). Ook zijn er inhoudelijke bezwaren: ze hebben moeite met de manier waarop vakoverstijgende vaardigheden een plaats krijgen en missen een aantal vakken. Dat het onderwijsaanbod samenhangend moet zijn vindt iedereen, alleen vrezen deze deelnemers voor verschraling als dat betekent dat er minder ruimte is voor de vakken afzonderlijk.

Het zou grappig zijn als het niet zo treurig was. Het huidige onderwijs biedt natuurlijk allesbehalve gelijke kansen en van aansluiting op het vervolgonderwijs is – naar mijn ervaring als propedeusedocent in het Hbo – nu helemaal geen sprake. Voor dat laatste wordt ook helemaal geen moeite gedaan, ik heb nog op geen enkele manier ervaren dat middelbare scholen van ons willen weten welke verwachtingen wij hebben van de jongeren die zich bij ons melden. Blijkbaar is er ook geen enkel vertrouwen in ouders, lokale overheden en alternatieve aanbieders die een rol zouden kunnen spelen in het cursusaanbod dat in de vrije ruimte zou kunnen worden aangeboden.

Maar in plaats van een goed, vernieuwend curriculumvoorstel komen de bonden nu met de door hunzelf zo verfoeide focus op financiën: er moet geld bij. Voor het ‘eigen volk’ wel te verstaan.

Er zijn stevige signalen dat de werkdruk voor docenten inderdaad erg hoog is. Kinderen leven in een ingewikkelde maatschappij. Het goede nieuws is, dat school al lang niet meer de enige plek is waar iets te leren valt. Een flink deel van de ouders wordt steeds slimmer. Het internet en de media bieden een mer à boire aan kennis. Jongerenwerk, de sportverenigingen en de naschoolse opvang krijgen steeds meer pedagogische kwaliteit. Dergelijke partijen willen ook graag hun bijdrage leveren aan het opgroeien van kinderen tot mensen die de wereld aan kunnen. En dat is nodig, want bij dat opgroeien maken veel kinderen heftige dingen mee, en leraren zijn lang niet altijd de eerst aangewezenen om kinderen daar bij te helpen.

Er zijn positieve uitzonderingen, maar over het algemeen staan scholen met hun rug naar deze ‘concurrenten’ in het educatieve domein. In de Drechtsteden werd onderzoek gedaan naar informeel onderwijs, maar toen ik daar een opdracht deed voor een gemeente bleek ik de enige te zijn die dat rapport ook wilde gebruiken. Want informeel, dat kan je niet sturen. En voor loslaten moet je niet in het onderwijs zijn.

“We vinden ouderbetrokkenheid heel belangrijk”, las ik op de website van een Groningse basisschool. “We zoeken nog een luizenmoeder.” Misschien moeten de ouders van die school hun kinderen maar eens een weekje thuishouden. Niet om op de bank te hangen, maar om te gaan leren op al die plekken waar je leren kan als de school dicht is. Een handje helpen bij bedrijven en instellingen in de buurt.

Ik zal me wel schuldig maken aan het wc-eend-effect, maar ‘wij van de sociale sector’ adviseren om ‘ons van de sociale sector’ eens de ruimte te geven voor echte educatieve vernieuwing. Scholen hebben vakmensen in samenlevingsopbouw nodig, mensen die weten hoe je de kracht van ouders, ondernemers en instellingen in de wijk benut om kinderen ‘in hun kracht’ te zetten. Scholen hebben pedagogen nodig, die kinderen kunnen helpen met hun coping strategies. In veel buurten is de expertise van goede ggz-agogen onmisbaar, voor ouders en kinderen, curatief en preventief. Goed maatschappelijk werk moet helpen om schulden hanteerbaar te maken en huiselijk geweld te bestrijden. Er ligt een berg werk voor goede sociale professionals.

Het lijkt me alleszins redelijk dat docenten in het basisonderwijs ongeveer evenveel verdienen als docenten in het VO. Maar als ze echt denken dat de werkdruk daarmee lager zal worden komen ze van een koude kermis thuis. Ik heb het sterke vermoeden dat het tekort aan docenten in het basisonderwijs veel meer wordt veroorzaakt door de – alleszins terechte – huivering van jonge professionals om te werken in een old school omgeving dan door die paar euro smartengeld die ze nu niet krijgen.

Het probleem is alleen: de vernieuwing zal niet komen van het onderwijs zelf. In de politiek heeft niemand de ruggengraat om de machtige onderwijslobby aan te pakken. Dus moeten de klant maar eens koning willen zijn. Kinderen van Nederland, verzamelen op het Malieveld.

Klaas Mulder is zelfstandig adviseur en docent aan de Hogeschool Utrecht.

Foto: Björn Hermans (Flickr Creative Commons)