Economische theorieën geven de sociale complexiteit in een eenvoudig verhaal weer. Een verhaal over een wereld waarin mensen als slimme, maar harteloze rekenmachines hun eigen gewin nastreven en anderen hooguit zien als potentiële handelspartner en/ of concurrent. De homo economico is bereid om met iedereen samen te werken, ongeacht sekse, ras, religie of levensovertuiging, vooropgesteld dat dit zijn eigen belang ten goede komt. Maar zijn hebzucht drijft hem vooral tot een concurrentiestrijd met de ander. Volgens de theorie bevordert de menselijke hebzucht de economische groei. Ze is echter niet zonder gevaar en dient door instituties bedwang te worden gehouden om moord en doodslag te voorkomen.
Liefde is minstens zo belangrijk als hebzucht
Voor emotie is in het economische verhaal geen plaats ingeruimd. Punt is evenwel dat in het menselijke bestaan emoties wel een rol spelen. Liefde is voor het handelen van mensen minstens zo belangrijk als hebzucht. Het standaardverhaal van de economen dat mensen ‘hebzuchtig zijn en liegen om te krijgen wat ze willen’, is maar ten dele waar. Hebzucht helpt weliswaar verklaren waarom we omwille van de `rechtvaardigheid ' een olieproducerend land binnenvallen, terwijl we grove onrechtvaardigheid in de armste landen van Afrika negeren, maar het vertelt bijvoorbeeld niet waarom we dagelijks bidden tot een onzichtbare entiteit.
Die neiging om in onzichtbare entiteiten, zoals goden, natuurgeesten of landen te geloven, is net zo menselijk als hebzucht. Nogal wat mensen op de aardbol geloven dat zij van al dan niet transcendente entiteiten gunsten kunnen krijgen wanneer zij iets opgeven dat waardevol voor hen is. In vroege tijden offerden wanhopige mensen daarom hun kind om een deal te maken met `het weer’ in de overtuiging dat 'het weer ' ze voor dat offer zou belonen met een goede oogst.
Voor zover bekend, komt het offeren van kinderen aan goden nu niet meer voor, maar burgers in moderne samenlevingen zijn wel bereid omwille van ‘hun land’ te sterven. En wat is ‘hun land’ feitelijk? Een grondgebied; een vlag; al lang overleden grondleggers; een Grondwet; huidige burgers; nog niet geboren burgers of burgers die in de verre of nabije toekomst emigreren? Of gewoon een net zo vage entiteit als ‘een god’ waaraan mensen offeren om hem gunstig te stemmen. Achter de aanbidding van entiteiten als ‘god’ en ‘vaderland’, gaat liefde schuil.
We hebben lief om iets voor elkaar te krijgen
Nu zien economen, net als de rest van de samenleving, liefde gewoonlijk als een toevalligheid: voorspelbaar noch manipuleerbaar. Liefde, een mysterie, zou zo maar ontstaan. Niets is minder waar: liefde is in de kern een vorm van submissie gericht op verandering. Ofwel, door het offeren van een deel van onze identiteit aan een externe entiteit -dat kan een potentiele seksuele partner zijn, een ouder, de samenleving, een god of het weer- hopen we een andere kernbehoefte te bevredigen; seks, oogst, voedsel of een gevoel van eigenwaarde. Een mens houdt van iemand als hij iets van deze of gene wil en ervan overtuigd is, dat hij dat niet door directe controle kan verkrijgen. Ook onze liefde voor groepen of onzichtbare entiteiten komt voort uit iets willen en het besef dat het gewenste niet via dominantie kan worden afgedwongen.
Liefde, op deze manier opgevat, helpt verklaren waarom mensen groepen vormen en samenwerken. De consequenties van dit basismechanisme zijn enorm: zonder liefde kunnen er geen families zijn, noch religie, wetenschap, landen of economie. Het is immers de loyaliteit van de liefhebbenden jegens elkaar die families bij elkaar houdt, de trouw van soldaten garandeert en wetenschappers naar waarheid doet zoeken.
Liefde staat aan de basis van de vereniging van mensen in hiërarchische groepen, waarin de een de ander de baas is, en in reciproce groepen, waarin mensen voor elkaar en voor de groep zorgen.
Hiërarchische groepen, zoals ' bedrijven ' en ' ministeries', zijn mede mogelijk door de liefde en loyaliteit van mensen voor het grotere gemeenschappelijke ideaal. Een ideaal dat onder meer via onderwijs, media en gezamenlijke rituelen aan mensen en groepen wordt overgedragen.
In reciproce groepen hebben individuen een relatie met elkaar en met een abstractie. In kleinere groepen correspondeert die abstractie het duidelijkst met een herkenbare entiteit, zoals familie, team of school, terwijl in de grotere groepen de abstractie betrekking heeft op zaken als ‘ons land’ of ‘god’ en niet voor elk individu hetzelfde betekent.
Traditioneel economisch verhaal moet worden aangevuld
Ook de netwerken van burgers, die, zoals de Spaanse socioloog Manuel Castells heeft aangetoond, in steeds sterkere mate bepalend zijn voor economie en samenleving, zijn een product van liefde.
Waren netwerken historisch gezien eerst vooral handelsrelaties tussen bedrijven en particulieren, nu vormen ze steeds vaker ‘cirkels van wederkerigheid’ die een nieuw richting in economie en samenleving aangeven. Denk daarbij bijvoorbeeld aan broodfondsen en gezamenlijke inkoop van elektriciteit door buurtbewoners.
Traditioneel probeert de economische wetenschap met simpele verhalen de sociale complexiteit in beeld te brengen. In die verhalen bepaalt hebzucht het menselijk handelen. Dat levert echter een onvolledig beeld op. Met een model dat hebzucht en liefde combineert, zijn we veel beter in staat om uit te vinden waar het mensen en hun samenlevingen nu feitelijk om gaat.
Het door Frijters en Gigi Foster geschreven boek ‘An Economic Theory of Greed, Love, Groups and Networks' is uitgegeven door Cambridge University Press.
Foto: Bas Bogers