Volgens Van Heijningen betekent sociaaleconomische gelijkheid niet automatisch dat racisme, discriminatie en uitsluiting ophouden te bestaan. Maar omgekeerd, vormen al te grote sociaaleconomische verschillen wel een vruchtbare voedingsbodem voor ‘foute’ wij-zij-tegenstellingen.
Niet druk maken over identiteit
Van Heijningen vindt daarom dat we ons niet zozeer druk moeten maken over identiteit en emotie, maar veeleer over de armoede waarin anderhalf miljoen Nederlanders noodgedwongen leven. Overigens is zijn opmerking dat een ‘onevenredig deel’ van de armoedzaaiers een migratieachtergrond heeft dan wel curieus. Daar zouden we ons toch niet primair druk over moeten maken?
De voormalig partijsecretaris van de SP stelt dat linkse politiek meer dient te zijn dan ‘een waslijst van actiepunten van minderheidsgroepen.’ De linkse politiek is immers van oudsher gebaseerd op de macht van het getal; ‘alleen wanneer we erin slagen om de belangen van de meerderheid van de bevolking te bundelen en mensen daarop te mobiliseren, maken we een kans om kennis, macht en inkomen beter te verdelen.’ Oftewel, eerst de revolutie, dan de minderheden.
De crux hier is dat idealen zich niet laten afvinken als een boodschappenlijstje. Wie zich alléén ten doel stelt de gelijkheid te bewerkstelligen, moet al snel allerlei lastpakken die maar niet gelijk willen worden achter tralies stoppen. Zo leert de geschiedenis.
Warm én koud
Het heet dezer dagen dat we, of het nu door bezuinigingen of migratie komt, niet genoeg nationale stalwarmte meer hebben. En dat is de schuld van het neoliberalisme, het multiculturalisme, de derde weg of nog een paar klassenstrijd- én nationalisme-onvriendelijke bewegingen. De tegenbeweging moet komen van meer emotie, meer liefde, en meer thuisgevoel in de politiek. We moeten het rationele en het berekenende afzweren, en terugkeren naar échte solidariteit. Dat wil zeggen solidariteit met gevoel en solidariteit die bindt. Sommigen denken dat het verplicht zingen van het Wilhelmus daaraan een bijdrage kan leveren, anderen zien de remedie in het minimaliseren van inkomensverschillen. Hoe dan ook meer warmte.
Prima, maar voor we het vergeten, er is ook zoiets als de kilte van de wet, voor wie iedereen gelijk is. Het is in dat perspectief van de gekke dat minderheden, welke dan ook, krijgen voorgehouden dat er in het kader van de emancipatie grotere belangen dan de hunne op het spel staan. Als iedereen dat nu eens even zelf uitmaakt?
Burgerschap zoals omschreven door de socioloog Thomas Marshall was een prettige thermostaat: je moet de markt een beetje temmen om de leden van de gemeenschap tot hun recht te laten komen, en dat doe je met regels, niet met gevoel. Afkoelen dus, niks geen emotie. [1] En als mensen zich gevrijwaard weten van stress, kunnen ze hun eigen afwegingen maken en ontstaat er ruimte voor creativiteit en vooruitgang, oude warmte waar iedereen zo op hoopt. De wet is de moeder van de vrijheid, zei de Engelse historicus Richard Tawney ooit (en Joop den Uyl zei het hem graag na).
Schipperen met passie
Iets van die volgordelijkheid helpt om na te denken over wat echt belangrijk is. Een samenleving is geen leger op zoek naar een aanvoerder; geen gezin met een huishoudboekje; geen voetbalelftal, jazzensemble of wat voor geinige metafoor dan ook. Een samenleving bestaat uit heel veel mensen die soms wel en soms niet samen optrekken, soms op eigen initiatief en soms omdat ze niet anders kunnen. Hoe minderheden daarin opereren, is hun zaak. Dat heet beschaving. Wat er met hun verlangens gebeurt, is vervolgens weer wat anders. Dat heet politiek. Soms krijg je geld, soms erkenning en soms niks.
Moeten schipperen voor meer gelijkheid betekent niet dat passie en emotie worden uitgesloten. Je kunt dat met enige overtuiging doen. En je hoeft niet doorgeleerd te hebben om te zien dat de progressieven - in Nederland, in Europa - samen op een ijsschots naar de zomer drijven. Elkaar de maat nemen wegens gebrek aan eenheid kán, maar zoeken naar overlappende consensus is ook meer dan het overwegen waard.
Menno Hurenkamp is als politicoloog verbonden aan de Universiteit van Amsterdam. Hij is tevens fellow op het terrein van democratie en politieke partijen van het wetenschappelijk bureau van de PvdA, de Wiardi Beckmanstichting. Dit artikel is deels gebaseerd op de bijdrage die Hurenkamp schreef voor de meest recente editie van S&D.
Foto: Saaleha Bamjee (Flickr Creative Commons)
Noot:
[1] Thomas Marshall, Citizenship and social class, Cambridge University Press, Londen 1963; Menno Hurenkamp, Met opgeheven hoofd. Sociaal burgerschap aan het begin van de 21e eeuw, Van Gennep, Amsterdam 2017.