Eerst sociale gelijkheid, dan de minderheden

Dossier

Identiteitspolitiek

Eerder betoogde Hans van Heijningen op deze site dat we bondgenoot moeten zijn van mensen die worden uitgesloten en gediscrimineerd. Politicoloog Menno Hurenkamp vindt het jammer dat Van Heijningen het daarbinnen niet over identiteit wil hebben. Alsof het er niet echt toe doet.

Volgens Van Heijningen betekent sociaaleconomische gelijkheid niet automatisch dat racisme, discriminatie en uitsluiting ophouden te bestaan. Maar omgekeerd, vormen al te grote sociaaleconomische verschillen wel een vruchtbare voedingsbodem voor ‘foute’ wij-zij-tegenstellingen.

Niet druk maken over identiteit

Van Heijningen vindt daarom dat we ons niet zozeer druk moeten maken over identiteit en emotie, maar veeleer over de armoede waarin anderhalf miljoen Nederlanders noodgedwongen leven. Overigens is zijn opmerking dat een ‘onevenredig deel’ van de armoedzaaiers een migratieachtergrond heeft dan wel curieus. Daar zouden we ons toch niet primair druk over moeten maken?

De voormalig partijsecretaris van de SP stelt dat linkse politiek meer dient te zijn dan ‘een waslijst van actiepunten van minderheidsgroepen.’ De linkse politiek is immers van oudsher gebaseerd op de macht van het getal; ‘alleen wanneer we erin slagen om de belangen van de meerderheid van de bevolking te bundelen en mensen daarop te mobiliseren, maken we een kans om kennis, macht en inkomen beter te verdelen.’ Oftewel, eerst de revolutie, dan de minderheden.

De crux hier is dat idealen zich niet laten afvinken als een boodschappenlijstje. Wie zich alléén ten doel stelt de gelijkheid te bewerkstelligen, moet al snel allerlei lastpakken die maar niet gelijk willen worden achter tralies stoppen. Zo leert de geschiedenis.

Warm én koud

Het heet dezer dagen dat we, of het nu door bezuinigingen of migratie komt, niet genoeg nationale stalwarmte meer hebben. En dat is de schuld van het neoliberalisme, het multiculturalisme, de derde weg of nog een paar klassenstrijd- én nationalisme-onvriendelijke bewegingen. De tegenbeweging moet komen van meer emotie, meer liefde, en meer thuisgevoel in de politiek. We moeten het rationele en het berekenende afzweren, en terugkeren naar échte solidariteit. Dat wil zeggen solidariteit met gevoel en solidariteit die bindt. Sommigen denken dat het verplicht zingen van het Wilhelmus daaraan een bijdrage kan leveren, anderen zien de remedie in het minimaliseren van inkomensverschillen. Hoe dan ook meer warmte.

Prima, maar voor we het vergeten, er is ook zoiets als de kilte van de wet, voor wie iedereen gelijk is. Het is in dat perspectief van de gekke dat minderheden, welke dan ook, krijgen voorgehouden dat er in het kader van de emancipatie grotere belangen dan de hunne op het spel staan. Als iedereen dat nu eens even zelf uitmaakt?

Burgerschap zoals omschreven door de socioloog Thomas Marshall was een prettige thermostaat: je moet de markt een beetje temmen om de leden van de gemeenschap tot hun recht te laten komen, en dat doe je met regels, niet met gevoel. Afkoelen dus, niks geen emotie. [1] En als mensen zich gevrijwaard weten van stress, kunnen ze hun eigen afwegingen maken en ontstaat er ruimte voor creativiteit en vooruitgang, oude warmte waar iedereen zo op hoopt. De wet is de moeder van de vrijheid, zei de Engelse historicus Richard Tawney ooit (en Joop den Uyl zei het hem graag na).

Schipperen met passie

Iets van die volgordelijkheid helpt om na te denken over wat echt belangrijk is. Een samenleving is geen leger op zoek naar een aanvoerder; geen gezin met een huishoudboekje; geen voetbalelftal, jazzensemble of wat voor geinige metafoor dan ook. Een samenleving bestaat uit heel veel mensen die soms wel en soms niet samen optrekken, soms op eigen initiatief en soms omdat ze niet anders kunnen. Hoe minderheden daarin opereren, is hun zaak. Dat heet beschaving. Wat er met hun verlangens gebeurt, is vervolgens weer wat anders. Dat heet politiek. Soms krijg je geld, soms erkenning en soms niks.

Moeten schipperen voor meer gelijkheid betekent niet dat passie en emotie worden uitgesloten. Je kunt dat met enige overtuiging doen. En je hoeft niet doorgeleerd te hebben om te zien dat de progressieven - in Nederland, in Europa -  samen op een ijsschots naar de zomer drijven. Elkaar de maat nemen wegens gebrek aan eenheid kán, maar zoeken naar overlappende consensus is ook meer dan het overwegen waard.

Menno Hurenkamp is als politicoloog verbonden aan de Universiteit van Amsterdam. Hij is tevens fellow op het terrein van democratie en politieke partijen van het wetenschappelijk bureau van de PvdA, de Wiardi Beckmanstichting. Dit artikel is deels gebaseerd op de bijdrage die Hurenkamp schreef voor de meest recente editie van S&D.

Foto: Saaleha Bamjee (Flickr Creative Commons)

 

Noot:

[1] Thomas Marshall, Citizenship and social class, Cambridge University Press, Londen 1963; Menno Hurenkamp, Met opgeheven hoofd. Sociaal burgerschap aan het begin van de 21e eeuw, Van Gennep, Amsterdam 2017.

Dit artikel is 4275 keer bekeken.

Reacties op dit artikel (6)

  1. Beste Menno

    Ben het in principe met je eens. Alleen er blijven richting grote naar apiratieniveau capaciteiten en mogelijheden ( op termijn) richting grote groepen burgers wel problemen optreden bij de invulling van sociaal maatschappelijk en politiek burgerschap. Ben mij aan het bezinnen op een eigen bijdrage alleen er komt op het betreffende terrein zoveel uit dat i als eenvoudige politicoloog/ socioloog af en toe niet meer weet wat ik nog ntoe te voegen. Blijf mij verder daarom voorlopig maar cocentreren op 1. intergenerationele-/ overerfbare armoede en 2. alleenstaande bijstandmoeders/ alleenbijstandsvrouwen

  2. Basisinkomen €2.000,- of anders.
    Probleem opgelost, zonder luie zakkenvullers van de universiteit.
    Die lossen niks op want het komt hun hebberige ikke ikke ikke niet goed uit.

  3. Beste Menno

    Ben verder voor mijn hobbieproject oa. jouw proefschrift aan het herlezen. kan het als politicoloog geen afscheid nemen van de politiek. Mijn hobbieproject gaat over het spanningsveld tussen aktief verhouding tussen burgerschap en politiek. Daarnaast bereid ik mij voor op nader onderzoek rond het verschijnsel van intergenerationele-/ overerfbare armoede en 2. de positie van alleenstaande bijstandsvrouwen/ bijstandmoeders. Stuur wel informatie aan je door..

  4. Hurenkamp citeert instemmend de historicus Richard Tawny die beweerd heeft dat ‘De wet is de moeder van de vrijheid’. Deze beaming van die oeroude (Hammurabi, Romeinen en zo) wijsheid is voor een moderne socioloog zo exceptioneel dat haar te signaleren en bij te vallen voor mij onoverkomelijk was; bij deze blijkend. Vrijheid is geregelde vrijheid. Vrijheid zonder regels (Wet) brengt overheersend: misdaad, tyrannie, het ‘recht’ van de sterkste.

    Deze overtuiging alias waarheid laat zich niet verwerpen door op wettelijke onvolkomenheden te wijzen, of door te weten dat Joop den Uyl Tawny nabauwde. En deze onderscheppende kanttekening van mijn kant lezen we scherp en geestig in Hurenkamps:

    ‘De crux hier is dat idealen zich niet laten afvinken als een boodschappenlijstje. Wie zich alléén ten doel stelt de gelijkheid te bewerkstelligen, moet al snel allerlei lastpakken die maar niet gelijk willen worden achter tralies stoppen. Zo leert de geschiedenis.’

    Op Hurenkamps artikel zijn commentaren geleverd, te weten: de eerste van Koos Koopal, een tweede van Koos Swart, een daar direct op volgende derde van Hurenkamp zelf. In die derde schrijft Hurenkamp: Koos, ik vind dat je een punt hebt.

    Mijn vragen aan Hurenkamp luiden: welke ‘Koos’ en welk ‘punt bedoelt u?

    HPax

  5. “In de loop van de twintigste eeuw groeide het inzicht dat politieke en juridische vrijheid en gelijkheid weinig nut hebben als er geen sociaaleconomische gelijkheid bestaat. Op grond van deze gedachte begon de overheid na de Tweede Wereldoorlog steeds meer sociaaleconomisch beleid te voeren, bestaande uit beschermende, stimulerende en herverdelende maatregelen, met als doel om burgers meer gelijke kansen te geven.”

    De ‘burgers’ waar men het over heeft waren en zijn Nederlanders uit de “beschaafde volkeren groep”….een voorbeeld van het ‘wij-zij’ denken

    Volgens Jan te Nijenhuis, UVA heeft de belabberde sociaaleconomische positie van niet-westerse allochtonen (niet Blanke migranten) in Nederland te maken met hun inferieure intelligentie (overgenomen van de Amerikanen, Richard J. Herrnstein en Charles Murray, The Bell Curve, 1994).

    Het woord racist/racisme werd door de Bolshevik communist Lev Davidovich Bronstein (aka Leon Trotsky) popular gemaakt, daarbij schuwde hij niet de geschiedenis van de slavernij te misbruiken om het politiek extremisme van de Marxisten “White Negros” in Europa te rechtvaardigen. Rusland en Duitsland waren hun speeltoneel maar in Amerika is het politiek extremisme van de “minderheidsgroep” een eigen leven gaan leiden. Na de Tweede Wereldoorlog kon men ongestoord Zwarte mensen als kanonnenvoer misbruiken om de eigen dictatoriale wil door de strot van anderen te duwen, en ‘racisme’ was en is nog steeds het wapen bij uitstek.

    Met zijn standpunt doet Van Heiningen dus bewust of onbewust mee aan dit fenomeen…..

    Het Amerikaanse buitenlands beleid heeft na de Tweede Wereldoorlog op alle mogelijke manieren de ontwikkeling van niet westerse landen gesaboteerd om het idee van de sociaal-economische gelijkheid in Europa in stand te houden.

    Nu is mijn vraag: wat is sociaal-economische gelijkheid als de overheid en wetenschappers arbitrair bepalen wie wel wat krijgt en wie niet?

Geef een antwoord

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd.