Ongemakkelijk burgerschap op inrichtingsterreinen

Nederland telt tientallen oude inrichtingsterreinen, waar tot ver in de jaren tachtig vele honderden mensen waren opgenomen. Velen met een beperking of verslaving vertrokken naar gewone woonbuurten. Bij de achtergebleven instellingsbewoners kwamen ‘gewone’ mensen te wonen. Maar de ontmoetingen staan in het teken van ongemak.  

Mensen waaraan een steekje los is, moet je niet langer apart zetten maar een plek geven in de samenleving. Inclusie is het nieuwe streven. Het bijzondere moet normaal worden. Het abnormale moet zichtbaar worden gemaakt. Sociale professionals moeten daar een handje bij helpen.

Dat is het paradigma van volwaardig burgerschap. Volgens dat gedachtegoed is vanuit die oude inrichtingsterreinen een ware exodus op gang gekomen van mensen met een beperking, een verslaving of een psychische stoornis die in kleinschalige voorzieningen in buurten en wijken van onze steden een onderkomen hebben gevonden.

Gewone mensen gingen op de instellingsterreinen wonen

Voor de achterblijvers (niet zelden mensen met een stevige beperking) kwam een proces van ‘omgekeerde integratie’ op gang. Op de oude instellingsterreinen betrokken gewone mensen gewone (nieuwbouw)huizen, zodat zij zich daar konden mengen met de overgebleven instellingsbewoners. Die projecten zijn nu zo’n twintig jaar oud, en daarom is de vraag interessant of deze ‘verdunning’ ook de beloofde verrijking heeft opgeleverd voor de levens van mensen met en zonder verstandelijke beperking.

De psycholoog Gustaaf Bos deed daar langdurig participerend veldonderzoek naar. Twee jaar geleden promoveerde hij op dit onderzoek met de dissertatie Antwoorden op andersheid, een fascinerend proefschrift dat jammer genoeg niet veel aandacht heeft gekregen. Ten onrechte, vandaar dat ik er op deze plek graag aandacht voor vraag.

De nieuwe buren weten zich er geen raad mee

Het gaat in zijn onderzoek om mensen die moeilijk of onverstaanbaar praten, onberekenbaar en onvoorspelbaar gedrag vertonen, vreemde dingen doen – kortom: mensen die totaal anders zijn en op een geheel eigen wijze (niet) communiceren.

Hun nieuwe buren, zo analyseert Bos op basis van vele waarnemingen, slagen er echter niet of nauwelijks in met hen een regelmatige omgang te vinden. Ze weten zich er simpelweg geen raad mee. Niemand helpt hen ook daarbij. Met als gevolg dat ze de oude bewoners ontlopen, of ‘tactvol onoplettend’ negeren. Ontmoetingen staan in het teken van ongemak.

De oude bewoners lopen onder begeleiding

Daar komt bij dat de oude bewoners vrijwel altijd onder begeleiding op het terrein lopen en hun begeleiders contact met nieuwe bewoners niet zelden beginnen met een waarschuwing voor het vreemde gedrag van hun cliënten. Het personeel wil vooral voorkomen dat er iets misgaat.

Diep in hun hart geloven ze ook niet in echte ontmoetingen. Het summum van omgekeerde integratie is zoiets als een buurtbarbecue, een gezamenlijk feest dat een of twee keer per jaar georganiseerd wordt en waarvan de instellingsbewoners vaak voortijdig vertrekken omdat de dienstroosters dat vereisen.

Het onvermogen van ‘gewone’ mensen

Gustaaf Bos legt dit alles vast in minutieuze verslagen. Het onderzoek confronteert hem ook met zijn eigen afkeer, fascinatie en oordelen. Hij ziet dat contacten niet lukken, maar soms ineens wel als mensen uit de ban van het ongemak durven te springen, als humor of speelsheid de boventoon voert.

Na drie jaar onderzoek concludeert hij dat vreemdheid niet iets is wat eigen is aan een persoon met een verstandelijke beperking, maar dat het iets is wat betekenis krijgt in een relatie. Dat de omgang niet goed lukt, zegt niet alleen iets over het ongewone van de gehandicapte maar vooral ook iets over het onvermogen van ‘gewone’ mensen om met het andere, het ongekende om te gaan.

Als dit al niet lukt…

Precies die wijsheid maakt het proefschrift van Gustaaf Bos zo interessant voor iedereen die de missie van inclusie en volwaardig burgerschap een warm hart toedraagt (en voor wie geldt dat niet?). Want laten we eerlijk zijn, als het met de omgekeerde integratie op terreinen waar mensen willens en wetens naartoe verhuizen al niet vanzelf gaat, wat moeten we dan denken van de echte integratie in de buurten en wijken van een stad?

Bos toont in feite de naïviteit aan van de beleidsveronderstelling dat mensen met afwijkende eigenschappen en karaktertrekken in normale omstandigheden wel normaliseren. Niet dus. Ze organiseren vooral ongemak en bijgevolg ontwijkingsgedrag.

Professionals richten zich op beheersen risico’s

Geslaagde integratie moet dus door die muur van ongemak heen zien te komen, maar daar moet dan wel rekening mee worden gehouden. Op die verlegenheid zouden voorzieningen in buurten en wijken slim moeten anticiperen, zodat zij onverwachte, speelse en humoristische ontmoetingen mogelijk maken. Zij moeten de ban van het ongemak zien te breken.

Maar dat gebeurt dus nauwelijks. De afhoudende reactie van de buitenwereld om ‘andersheid’ echt een plek te geven, leidt er eerder toe dat professionals de kwetsbaarheid van mensen beklemtonen en zich richten op het beheersen van de risico’s. Zo creëren ze – midden in de samenleving – een nieuwe binnenwereld, een vermaatschappelijkt instituutje.

Zo houden we met zijn allen ondanks alle mooie woorden en goede bedoelingen toch de apartheid in stand die we nu juist wilden bestrijden. Dat zou, en dat is precies waar Gustaaf Bos zijn lezers toe uitnodigt, toch te denken moeten geven.

Jos van der Lans is cultuurpsycholoog en publicist. Dit artikel verscheen als column in het voorjaarsnummer van het Tijdschrift voor Sociale Vraagstukken.

De dissertatie van Gustaaf Bos, Antwoorden op andersheid. Over ontmoetingen tussen mensen met en zonder verstandelijke beperking in omgekeerde-integratiesettingen is te downloaden via: http://dare.ubvu.vu.nl/handle/1871/53873.

Foto: https://www.flickr.com/photos/elsie/

Dit artikel is 3393 keer bekeken.

Reacties op dit artikel (1)

  1. Het probleem is helaas dat dit apartsheidsgegeven in de evolutietheorie beschreven wordt als iets dat nu eenmaal in de menselijke soort zit ingebakken omdat onbekend onbemind maakte in vroeger tijden met het oog op overleven van de eigen groep. Ik vrees dat dit in de onderlaag in zovele situaties gewoon nog steeds een rol speelt, ook al leven we nu hoegenaamd in een beschaafde maatschappij, wat dat dan ook moet zijn. Geen enkel onderzoek zal de menselijke natuur kunnen pareren denk ik, maar in vroeger tijden ‘ snuffelden’ groepjes mensen ook aan elkaar, zij het eerst heel omzichtig, en kwam het vaak toch tot vermenging. Maar dat kun je dus niet opleggen met top down bedachte interventies zonder daarbij afdoende rekening te houden met het feit dat deze condition humaine zich niet zomaar laat sturen of veranderen, vrees ik, ondanks onderzoeken of beleidsmaatregelen. En ik heb zelf niet de indruk dat de algemene tolerantie in de huidige tijd groter is geworden, dat geld bij alles lijkt het wel. Dus dit probleem is niet te isoleren van het hele concept denk ik, ook al wordt het misschien wel zo benaderd? De vraag is waar te beginnen aan welke bron. Ons aller mindset? En hoe dan?

Reageer

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *