Geen zure druiven graag

Door de ophanden zijnde bezuinigingen dreigen veel sociale professionals wegbezuinigd te worden, terwijl die juist nodig zijn voor het begeleiden van vrijwilligers. Het gevolg: de vrijwilligers krijgen te maken met complexere gevallen, kunnen dat niet aan en haken af.

Er was eens een koning die voor het eerst een troonrede moest houden. Lastig, want het waren slechte tijden. Toch vonden zijn raadsheren dat het volk de broekriem nog verder moest aanhalen. ‘Uiteindelijk is dat beter voor het land,’ beweerden ze, ‘als de nood het hoogst is, is de samenredzaamheid nabij.’

De realiteit? Nederlanders doen al heel veel voor elkaar. Er zijn maar liefst 3,5 miljoen mantelzorgers in Nederland, van wie 2,6 miljoen langdurige of intensieve mantelzorg bieden. En die aantallen kunnen nog verder groeien, blijkt uit onderzoek van het SCP, vooral in de groep van 65-74 jaar. Maar daar stellen mensen wel voorwaarden aan: het moet niet verplicht zijn en we willen geen billen wassen.

Staatssecretaris Van Rijn is daar gevoelig voor. Dat bleek al op onze Algemene Ledenvergadering afgelopen juni, en dat blijkt ook uit zijn brief aan de Tweede Kamer van 20 juli. Mantelzorg en vrijwilligerswerk kunnen en moeten niet verplicht worden gesteld, schrijft hij. Lijfsgebonden zorg moet in handen blijven van mensen die daarvoor zijn gekwalificeerd. De billen-was-discussie kan dus de prullenbak in.

Niet voorzieningen schrappen als je beroep wilt doen op vrijwilligers

Maar daarmee zijn we er nog niet. Nog lang niet. Wil je dat nog meer mensen vrijwillig de handen uit de mouwen steken? Snij dan niet in de voorzieningen die dat mogelijk maken. En dat is helaas wél wat er gebeurt. Steeds vaker horen we over het wegbezuinigen van beroepskrachten die vrijwilligers moeten begeleiden, of het sluiten van accommodaties die cruciaal zijn voor de zo gewenste sociale netwerken.

Een voorbeeld? De formulierenbrigades, die mensen helpen met formulieren en rekeningen, om nog meer schulden te voorkomen. Uitstekend om daarvoor vrijwilligers in te schakelen, mits er voldoende professionals zijn die in ernstigere situaties kunnen helpen. En daar ontstaan ernstige tekorten.

Een ander voorbeeld zijn de ‘ervaringsdeskundigen’, zoals voormalig daklozen en voormalig ggz-cliënten die nu anderen helpen als vrijwilliger. Een mooie, kansrijke beweging, die echter vraagt om adequate begeleiding door professionals.

De positie van vrijwilligers moet worden versterkt

Zo dreigt er een spiraal omlaag: minder beroepskrachten voor meer vrijwilligers, die steeds ingewikkeldere cliënten moeten helpen. Want ook met een handicap of beginnende dementie moet je langer zelfstandig blijven. De schaarse professionals concentreren zich op de zware gevallen, waardoor lichtere problemen onvoldoende aandacht krijgen. Bijkomend effect: vrijwilligers worden kwaad op de resterende beroepskrachten, en haken af omdat ze zich in de steek gelaten voelen.

Staatssecretaris van Rijn onderkent het gevaar. Niet voor niets schrijft hij dat veel mantelzorgers overbelast zijn, dat de positie van mantelzorgers en vrijwilligers moet worden versterkt. Boter bij de vis zou ik zeggen: voldoende geld voor coördinatie en coaching van vrijwilligers en mantelzorgers. Voldoende geld voor schuldhulpverlening, maatschappelijk werk, sociaal-cultureel werk, voor sociale preventie en participatie. Voldoende geld voor de pijler onder de decentralisaties, voor een beschaafd niveau van welzijn, ook voor wie zichzelf niet meer kan redden.

En de koning? Laten we hopen dat hij ons dinsdag niet alleen trakteert op zoete broodjes, zure druiven en bittere pillen. En dat hij net zo mooi voorleest als zijn moeder.

Marijke Vos, bestuursvoorzitter MOgroep, brancheorganisatie Welzijn & Maatschappelijke Dienstverlening.