Hoe geef je invulling aan ‘publieke familiariteit’?

De Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid (WRR) pleit voor het bevorderen van publieke familiariteit in wijken met een grote diversiteit: lichte en herhaalde contacten zouden de sociale cohesie verbeteren. Kennisplatform Inclusief Samenleven (KIS) onderzocht hoe dit in de praktijk werkt.

Omdat ontmoeting en sociale binding minder vanzelfsprekend tot stand komen wanneer sociale en culturele verschillen toenemen, pleitte de Raad voor Maatschappelijke Ontwikkeling achttien jaar geleden voor het creëren van vanzelfsprekende ontmoetingsplekken. Lichte, terloopse contacten, bij de brede school of de buurtwinkel, zorgen volgens Blokland (2006) voor publieke familiariteit: een gevoel van vertrouwdheid onder vreemden.

Inmiddels is Nederland uitgegroeid tot een dynamische migratiesamenleving met een grote verscheidenheid naar herkomst en een kortere verblijfsduur van migranten. De WRR (2018) spreekt van superdiversiteit, omdat de ‘diversiteit binnen de diversiteit’ de komende decennia blijft groeien.

Aantrekkelijke ontmoetingsplekken kunnen eraan bijdragen dat omwonenden zich verbonden voelen met hun wijk

De verscheidenheid kan volgens de WRR het samenleven ingewikkelder maken, want naarmate sociale en culturele afstand groeien, kunnen mensen anderen soms minder goed plaatsen. Zowel gevestigde bewoners als nieuwkomers kunnen daardoor vervreemdingsgevoelens ervaren. Als sociale herkenningspunten in de buurt veranderen, zoals scholen, winkels of parken, kunnen bewoners zich minder thuis voelen. Bijvoorbeeld door de bouw van dure koopappartementen, maar ook door de ‘cappuccinification’ van een winkelstraat. Met het advies om specifiek in te zetten op lichte contacten, vestigde de WRR nieuwe aandacht op het begrip ‘publieke familiariteit’.

Publieke familiariteit in de praktijk

Het klinkt mooi, maar wat betekent publieke familiariteit in de praktijk? Kennisplatform Inclusief Samenleven (KIS) deed kwalitatief onderzoek op vijf ontmoetingsplekken: de Nieuwe Bibliotheek in Almere, Wijkpark Cromvliet in Den Haag, Rotterdamse markten, het VerhalenHuis in Tilburg en het Krachtstation in Utrecht. Met als resultaat het rapport Kennen is het niet, maar we komen elkaar hier wel tegen.

Via observaties en interviews bracht KIS in beeld hoe publieke familiariteit in de praktijk tot stand komt en hoe het kan worden bevorderd. Met als conclusie dat aantrekkelijke ontmoetingsplekken eraan kunnen bijdragen dat omwonenden in superdiverse buurten zich verbonden voelen met hun wijk.

De onderzochte plekken wakkeren een thuisgevoel aan en kunnen gevoelens van trots en place attachment stimuleren. Op basis van dit verkennende onderzoek zien we drie mogelijkheden om praktisch en concreet invulling te geven aan publieke familiariteit.

1. Organiseer én ontwerp multifunctionaliteit

We zagen tijdens ons onderzoek dat de kans op ongeplande en ongedwongen ontmoetingen tussen uiteenlopende bewoners groeit wanneer een gebouw of plek een aanbod heeft dat verschillende groepen mensen aanspreekt. Het VerhalenHuis in Tilburg biedt bijvoorbeeld ruimte aan drie organisaties: de bibliotheek, een interreligieus ontmoetingscentrum en de Stadwinkel van de gemeente. Met activiteiten op verschillende momenten zorgen deze drie organisaties voor een doorlopende stroom van uiteenlopende bewoners uit de wijk.

Bij het ontwerp van het relatief nieuwe VerhalenHuis is ook goed nagedacht over die multifunctionaliteit, maar ook hoe ontmoeting en sociale verbinding tussen buurtbewoners gestimuleerd kan worden.

Er moet ruimte zijn voor zowel anonimiteit als intimiteit

We zagen in ons onderzoek op alle plekken dat ontwerp en inrichting belangrijke condities zijn om dit tot stand te brengen. Bij de entree van het VerhalenHuis zit het restaurant van het interreligieus ontmoetingscentrum, achterin het gebouw is de Stadwinkel. Doordat de bibliotheek een groot deel van de tussenliggende ruimte vult, ontstaat een natuurlijke stroom van bewoners. We zagen dat hierdoor gemakkelijker (visuele) interacties ontstaan tussen mensen met uiteenlopende bezoekmotieven.

2. Faciliteer levendigheid en anonimiteit

Uit onze observaties op de vier plekken constateren we dat levendigheid mensen aantrekt en dat mensen sneller geneigd zijn ‘even te blijven hangen’ en niet rechtstreeks naar hun bestemming gaan. Als een plek niet alleen een doorstroomlocatie is, maar ook een verblijfsfunctie vervult, groeit de kans dat mensen elkaar (herhaald) ontmoeten. Levendigheid en drukte blijken daarbij te helpen.

Voorwaarde is wel dat er ruimte moet zijn voor zowel anonimiteit als intimiteit. Concreet betekent dit dat voldoende uitnodigende stoelen, bankjes of zithoeken in de binnen- en buitenruimte cruciaal zijn. Verplaatsbaar zitmeubilair, zodat bezoekers een deel van de ruimte tijdelijk naar eigen wens kunnen indelen, geeft mensen de gelegenheid om hun eigen balans te zoeken tussen anonimiteit en intimiteit. In de onderzochte locaties wordt daar op dit moment nog weinig gebruik van gemaakt.

3. Benut bredere groep professionals en vrijwilligers

De trefkans op ongedwongen ontmoeting wordt groter als er een zogenoemde ‘subtiele regie’ van professionals en beheerders wordt gefaciliteerd. Daarbij gaat het niet zozeer om klassieke ‘samenlevingsopbouwprofessionals’, maar ook om professionals en vrijwilligers voor wie dit geen onderdeel is van hun functieomschrijving. Dat zagen we bij de marktmeester in Rotterdam, medewerkers van een stadsboerderij in het Haagse Cromvlietpark en het baliepersoneel in de bibliotheek.

Elkaar toeknikken in het voorbijgaan kan al van grote waarde zijn voor onderlinge vertrouwdheid en thuisgevoelens

Juist een mix van beroepskrachten en vrijwilligers uit de buurt maakt dat ontmoetingen op een laagdrempelige en ongedwongen manier plaatsvinden. Een goed voorbeeld hiervan is het Krachtstation. De sociaal ondernemers van deze multifunctionele accommodatie in de Utrechtse wijk Kanaleneiland zijn nauw betrokken bij ontwikkelingen in de wijk en sommigen fungeren als rolmodel voor jongeren uit de wijk. Ook vrijwilligers die op deze plekken werkzaam zijn, en die vaak in zelf in de wijk wonen, dragen bij aan een gastvrije sfeer.

Met vriendelijke omgangsvormen, maar ook door ontmoeting subtiel te regisseren – bijvoorbeeld door het slim plannen van activiteiten en het spelen met het meubilair of de verlichting – helpen ze de condities te scheppen voor publieke familiariteit.

Samenwerking professionals, ontwerpers en beleidsmakers

Het onderzoek maakt duidelijk dat levendige en goed gebruikte parken, buurtcentra en pleinen ertoe kunnen bijdragen dat bewoners in superdiverse wijken zich meer vertrouwd, veilig en thuis voelen. Je hoeft de ander niet persoonlijk te kennen; elkaar toeknikken in het voorbijgaan – zogenoemde ‘nodding contacts’ - kan al van grote waarde zijn voor onderlinge vertrouwdheid en thuisgevoelens.

Dit kan een basis leggen voor onderlinge steun en hulp, en soms voor hechtere vormen van contact. Alleen komt dit niet vanzelf tot stand: beleidsmakers, ontwerpers en professionals moeten hun krachten bundelen. Publieke familiariteit vraagt om gerichte aandacht en om ‘ontmoetingsbewustzijn’ in beleid, ontwerp en uitvoering.

Joline Verloove (senior projectleider bij Movisie), Matthijs Uyterlinde (senior onderzoeker bij het Verwey-Jonker Instituut) en Anneke Brock (onderzoeker bij het Verwey-Jonker Instituut) zijn verbonden aan Kennisplatform Inclusief Samenleven (KIS).

 

Foto: Keira Burton via Pexels.com