INTERVIEW Robert Putnam: ‘Het was alsof JFK het tegen mij persoonlijk had’

Met zijn geëngageerde beroepsopvatting maakt een van ’s werelds meest vermaarde sociale wetenschappers Robert Putnam het zichzelf niet gemakkelijk. Toch ziet hij het als zijn roeping zich te mengen in het maatschappelijk debat. Zeker nu hij zijn land ziet lijden. ‘Mijn foto stond pontificaal op de website van de Ku Klux Klan omdat ik het failliet van de multiculturele samenleving zou hebben bewezen.’

Robert Putnam is van een ding heilig overtuigd: een sociale wetenschapper ben je voor de samenleving. Wie wil begrijpen waar die overtuiging geboren werd, moet terug naar het jaar 1961. Tijdens een bijvakcollege politicologie had de toenmalige natuurkundestudent net zijn huidige vrouw ontmoet. In de race om het presidentschap had John F. Kennedy Richard Nixon verslagen. Op een mooie ochtend besloot het prille stel per trein vanuit Philadelphia naar Washington te reizen.

‘Bij het Capitool hoorde ik plots die ene zin: “Vraag niet wat het land voor jou kan doen, maar vraag je af wat jij kunt betekenen voor je land.” Nu klinkt dat misschien banaal, maar toen was het alsof Kennedy het tegen mij persoonlijk had. Op dat moment besloot ik dat ik sociale wetenschapper wilde worden om iets te betekenen voor de publieke zaak.’

Putnam was vorige week in Maastricht om de eerste Jaap Dronkers Lezing te verzorgen. Een treffender keuze had de organisatie waarschijnlijk niet kunnen maken. De in 2016 overleden onderwijssocioloog Dronkers trachtte altijd met zijn onderzoeksresultaten het publieke debat te voeden. Ook als het ging om delicate kwesties, zoals de soms slechte kwaliteit van scholen. ‘Dit deed vaak nogal wat stof opwaaien, maar bevestigde ook de publieke rol van de sociale wetenschappen’, aldus het organisatiecomité.

‘Verdraaid en misbruikt’

Putnam is uit hetzelfde hout gesneden. Net als Dronkers deed hij vaak stof opwaaien met zijn geëngageerde beroepsopvatting. Even beroemd als berucht is E Pluribus Unum (‘Uit velen een’), een in 2007 als artikel gepubliceerde lezing. Daarin concludeert Putnam op basis van statistisch onderzoek dat in etnisch gemengde wijken mensen – ook van dezelfde afkomst – elkaar minder opzoeken en minder vertrouwen. Ze zouden als schildpadden ‘hun kop intrekken’.

‘Die bevinding werd gekaapt en misbruikt’, blikt Putnam terug in een vergaderzaaltje van de Universiteit van Maastricht. ‘Mijn foto stond pontificaal op de website van de Ku Klux Klan. Als eerbetoon, omdat ik het failliet van de multiculturele samenleving zou hebben bewezen.’

Hij raakte tegen zijn zin ook betrokken bij een rechtszaak. Twee witte studenten die niet werden toegelaten tot de University of Texas verzetten zich juridisch tegen het toelatingsbeleid van de universiteit, dat ten gunste zou zijn van etnische minderheden. Ze beriepen zich daarbij op Putnams werk.

Die voelde zich daardoor gedwongen zich te verdedigen tegenover het Hoger Gerechtshof. Zijn wetenschappelijke werk was ‘verdraaid’ en misbruikt’, stelden zijn advocaten. Anders dan beweerd is diversiteit juist goed voor hoger onderwijs, had de conclusie moeten zijn.

Putnam bewierookt merites van diversiteit

Over de statistische geldigheid van de conclusies plaatste Putnam zelf in zijn artikel meteen al kanttekeningen. Inmiddels is er een boekenkast over vol geschreven. De centrale bevinding is wetenschappelijk betwist. Al kwam de WRR vorig jaar op basis van onderzoek in Nederland (De nieuwe diversiteit tot vergelijkbare inzichten als Putnam. (En ook dat leidde weer tot veel discussie.)

Bij herlezing valt op dat Putnam een lans breekt voor tolerantie en de merites van diversiteit op langere termijn bewierookt. Dat doet hij ook in het gesprek. ‘Mijn dochter is getrouwd met een Costa Ricaan. Mijn kleindochter is nu 25 jaar. Als zij zo oud is als ik, denk ik dat zij niet meer als een latino wordt gezien. Amerika is altijd veranderd. We hebben ons ‘wij’ altijd opnieuw gedefinieerd.’

Toch wordt Putnam ook in Nederland nog vaak van stal gehaald als de ‘professor die wetenschappelijk heeft aangetoond dat diversiteit slecht is’. Die misvatting is hardnekkig, zegt hij. Desondanks alles heeft hij geen spijt van publicatie van het gewraakte artikel. ‘Ik hou niet van gedoe. Maar volgens mij heb ik in dat artikel iets heel wezenlijks aangeroerd, dat toen politiek nog te gevoelig lag.’

De kwestie illustreert de koorddans van de wetenschapper in het publieke domein. ‘Ik wil niet dat mensen naar mij luisteren omdat ik mooie verhalen vertel of omdat ik hen om ideologische redenen beval. Ik wil dat mensen naar mij luisteren omdat ik mijn verhaal op feiten baseer en serieus wordt genomen door collega-wetenschappers.’

‘Maar mijn land staat er slecht voor. En zoals het citaat van Karl Marx luidt, dat op zijn graf op Highgate Cemetery in Londen staat: ‘Filosofen hebben de wereld slechts verschillend geïnterpreteerd; het komt erop aan haar te veranderen.’

Keerpunt voor de Amerikaanse samenleving

Nog geen 48 uur geleden, vlak voordat hij in het vliegtuig stapte naar Nederland, schreef Robert Putnam het laatste woord van zijn nieuwe boek. ‘Ik ben er nog helemaal vol van’, verklaart hij opgewonden. Bijna 79 is een van Amerika’s meest invloedrijke publieke intellectuelen inmiddels, maar zijn jongensachtige branie is slijtvast. ‘Toch zal dit mijn laatste boek zijn. Ik word te oud.’

En Putnam wilde niet in mineur eindigen. ‘Mijn werk heeft de afgelopen 25 jaar in het teken gestaan van neergang’, bekent hij. In Bowling Alone (2000) staafde de Harvard-hoogleraar politicologie de teloorgang van de sociale samenhang (‘sociaal kapitaal’) in de VS. Zelfs bowlen, gezelschapssport bij uitstek, doen Amerikanen tegenwoordig alleen was het iconische beeld.

Voor Our Kids (2015) keerde de man die de presidenten Bush, Clinton en Obama adviseerde terug naar zijn geboorteplaats Port Clinton, Ohio. Hadden zijn generatiegenoten en hijzelf nog in grote meerderheid hun ouders overtroffen, nu zag hij de beklimming van de sociale ladder stokken. De kansenongelijkheid tussen kinderen van arme en kinderen van rijke ouders neemt enkel toe. Op zijn geboortegrond droeg Putnam de Amerikaanse Droom ten grave.

En toen moest Donald Trump nog verkozen worden. ‘De apotheose van ik-heid’, noemde Putnam zijn president eerder. Maar behalve een dieptepunt ziet hij in Trump ook een keerpunt voor de Amerikaanse samenleving. ‘Zoals een zwemmer, die aan het einde van de baan de rand van het bad raakt en omdraait.’

Weer op de rails

The Upswing – ‘De opleving’ – is dan ook de titel van het meest optimistische boek in zijn oeuvre, het slotstuk dat volgend jaar moet verschijnen. Want één ding weet Putnam zeker: the only way is up.

Die hoop put Putnam uit een historische parallel. Ga terug naar het jaar 1900, zegt hij. Het was het hoogtepunt van het tijdsgewricht dat wordt aangeduid als ‘Gilded Age’, het tijdperk grote industriëlen zoals de Rockefellers en Ford. ‘De rijken woonden in protserige mansions in Upper Side Manhattan en gaven obscene feesten. Amper tien mijl verderop leefden arbeiders, hoofdzakelijk immigranten, in bittere armoede, als slaven haast.’

De politieke partijen waren destijds als vijandige stammen, niet samenwerkend en niet bezig wezenlijke problemen op te lossen. Maatschappelijk was het ieder voor zich, de cultuur was narcistisch. ‘In kunst en religie draaide alles om ‘ik’, om eigen verlossing: gaat god mij redden?’

Zie je, zegt hij: ‘Er zijn diepe parallellen tussen het hedendaagse Amerika en het Amerika van toen. En we hebben ook nog de meest geweldige president ooit verkozen. De ongelijkheid, de sociale fragmentatie, de politieke polarisatie, het narcisme: Trump is het uitroepteken achter al deze trends. Er is eigenlijk geen moment in de geschiedenis waarin we er slechter aan toe waren dan nu.’

Maar het Gilded Era lokte een reactie uit: het Progressive Era. Het was een tijdvak begin 20e eeuw met nieuwe vormen van organisatie en samenwerking. De rotary werd opgericht, de highschool bedacht, de scouting ongekend populair. Presidenten als Theodore Roosevelt waren trots op steun uit het andere politieke kamp. De economische ongelijkheid nam af. ‘Me’ veranderde in ‘we’.

Vandaar de ondertitel van zijn nieuwe boek: ‘How America came together a century ago and how we can do it again’. Want daarover is Putnam optimistisch. ‘Er werd een wissel omgezet, door voornamelijk jonge mensen. Daarom moeten we ons nu afvragen: wat deden zij om Amerika weer op de rails te krijgen? Hoe deed de jeugd het honderd jaar geleden? Daar kunnen de jongeren van nu van leren.’

Dit interview is een bewerkte versie van een artikel dat eerder in de Volkskrant verscheen.

Jurre van den Berg is redacteur van socialevraagstukken.nl en verslaggever bij de Volkskrant.

 

Foto: Youtube.com

Dit artikel is 3424 keer bekeken.

Reacties op dit artikel (1)

  1. Wij en ik. ‘We’ hebben het er maar moeilijk mee.

    Om op positieve wijze over wij te kunnen spreken lijkt het mij evident dat het individu eerst leert op een positieve wijze over ik te spreken. Meerdere artikels tonen dat narcisme een negatieve lading heeft, maar de term zelf denk ik moet in eerst vanuit een positieve zin begrepen worden, om van daaruit inzicht te krijgen hoe een positieve levensenergie zich in negatieve zin kan ontwikkelen? Het feit dat ‘wij’ een negatieve kijk hebben op narcisme geeft al aan hoe ‘wij’ tegen het individu aankijken. De grote omslag dat zich in de jaren ’90 van de vorige eeuw zich begon te voltrekken was dat het individu als centrum van het denken plaats maakte voor de samenleving/maatschappij. De vraag die ik mij dan ook stel is of het individu zich positief kan ontwikkelen waarin die wij-wereld zelf in disbalans is waardoor het wantrouwen jegens het individu gevoed wordt? Wij-mensen hebben geen zelfvertrouwen, wij-mensen hebben wij-vertrouwen, kan het niet per ongeluk zo zijn dat het wij-vertrouwen, door het wantrouwen zelf niet de oorzaak is dat het zelfvertrouwen van het individu zich niet in positieve zin kan ontwikkelen?

    Ik denk dat dit het geval is. In een debat over Friedrich Nietzsche, zei een jong mens van de millennium generatie dat ze alles kon worden wat ze maar wilde, maar daardoor niet meer wist wat ze met haar vrijheid aanmoest? Kan Nietzsche mij daarbij helpen? Natuurlijk kreeg ze van de academicus een flut antwoord, het ware probleem ligt natuurlijk in het feit dat ze haar vrijheid afmeet aan de mogelijkheden die zich in de maatschappij voordoen! Onze jonge medemens wordt met een dubbel probleem geconfronteerd, enerzijds het natuurlijke wantrouwen jegens het individu ter linkerzijde en anderzijds een economie, ratrace, anderzijds waarin het narcisme van het individu zich niet in positieve zin kan ontplooien. Het probleem van het ik wordt veroorzaakt door het wij. Als jonge mensen zich niet in positieve zin kunnen ontwikkelen, zijn wij daarvoor verantwoordelijk, wij mensen hebben altijd het probleem dat ze op de ander gericht zijn zonder te kijken naar het doen en laten van het eigen ik.

    “En zoals het citaat van Karl Marx luidt, dat op zijn graf op Highgate Cemetery in Londen staat: ‘Filosofen hebben de wereld slechts verschillend geïnterpreteerd; het komt erop aan haar te veranderen.’”

    Zo zou op het graf van Ludwig Wittgenstein kunnen staan, dat staat er niet, ‘de grenzen van mijn taal zijn de grenzen van mijn wereld’. De vraag is hoe beide heren ‘wereld’ betekenen, wat ze ermee bedoelen? De enige conclusie die ik momenteel kan trekken is dat wat Marx bedoeld, nooit een positieve bijdrage kan leveren op de ontwikkeling van het individu. Ik geef het onze jonge medemens te doen om het eigen ik in de huidige samenleving in positieve zin te ontwikkelen. Feit is dat veel jonge mensen dat ook doen, dat geeft hoop, zij moeten de wereld veranderen, ik alleen maar hopen dat zij het zelfvertrouwen vinden om het wij-vertrouwen te trotseren.

Reageer

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *