Nederland laat mensen met een beperking links liggen

Het huidige implementatieplan van het VN-verdrag inzake de rechten van personen met een handicap bestaat wordt gecoördineerd door het ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Zorg (VWS). Dit is geen logische keuze omdat VWS mensen met een beperking benadert als zorgvragers in plaats van als participerende burgers. Daarbij komt dat de grootste veranderingen niet in de zorg, maar op de werkvloer en in de dagelijkse omgeving, bij werkgevers en gemeentes moeten plaatsvinden.

Toen in de zomer van 2016 Nederland eindelijk het VN-verdrag inzake de rechten van personen met een handicap ratificeerde, ging er een golf van vreugde door gehandicaptenland. Vooral bij mensen met een handicap zelf en hun ouders en partners. Nu zou er eindelijk iets veranderen, nu hadden mensen met een handicap rechten, nu kon je afdwingen dat je gelijke kansen had op werk, onderwijs, wonen, goederen en diensten. Let wel: Nederland ratificeerde het verdrag pas negen jaar na de ondertekening. De Tweede Kamer drong al verschillende malen bij de regering aan op een implementatieplan.

Ratificatie VN-verdrag is slechts voorbereidend werk

Na de eerste vreugde ebde de belangstelling al weer weg want het bleek dat het VN-verdrag niets anders deed dan afspreken dat de Nederlandse overheid zich verplicht om werk, wonen, onderwijs, goederen en diensten gelijk toegankelijk en bereikbaar te maken, zoals voor mensen zonder handicap. Het VN-verdrag is alleen maar de voorloper van wetgeving die dat feitelijk moet regelen.

Het implementatieplan voor deze wetgeving is eind maart aangeboden aan de Tweede Kamer. Het plan is ontwikkeld door het Ministerie van VWS met als bestuurlijke partners: de Vereniging Nederlandse Gemeenten, de werkgeversorganisatie VNO-MCW, MKB-Nederland en de vertegenwoordiging van mensen met een handicap: de Alliantie. Allen zijn tevreden over het plan.

Implementatieplan: veel intenties weinig concreets

Wie het implementatieplan goed leest ziet dat het bol staat van intenties maar weinig tot geen concrete stappen kent in nieuwe wetgeving of regelingen. Het plan is één grote teleurstelling. Hoe komt dat?

Allereerst is er de gegroeide praktijk die misschien wel terug gaat tot aan de Gouden Eeuw toen het ene na het andere weeshuis voor aparte groepen mensen werd gesticht. Daar werd de basis gelegd voor de zorg voor mensen met een handicap in Nederland: het zijn zorgbehoevenden die we met onze uitgedijde zorgindustrie bedienen. Mensen met een handicap zijn zo geen participerende burgers maar slechts zorgvragers: de basis voor exclusie.

Keuze voor ministerie VWS en Alliantie bevestigt beeld van gahandicapten als zorgvragers

Dit onderhuids levende beeld leidt tot de eerste weeffout bij het implementatieplan omdat het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Zorg (VWS) de coördinerende rol heeft bij de uitvoering van het plan. Waarom de coördinatie leggen bij een ministerie dat gehandicapten als zorgvragers ziet?

Zou een Ministerie als Economische Zaken of Binnenlandse zaken niet verstandiger en slimmer zijn geweest? Het Ministerie van Economische Zaken omdat die veel meer en beter contact heeft met werkgevers of Binnenlandse Zaken die verbonden is met de gemeentes. Op de werkvloer en in de dagelijkse omgeving, bij werkgevers en gemeentes, moet de omslag gaan plaatsvinden, daar is de samenleving het sterkst voelbaar, concreet en veranderbaar.

De tweede weeffout is de rol van de Alliantie, die de mensen met een handicap vertegenwoordigt, bestaande uit de organisaties: IederIn, Per Saldo, LFB, LPGGz en de Coalitie voor Inclusie. Zij vallen volledig of bijna volledig onder zorg en welzijn en hebben amper kennis en begrip van andere terreinen waar de implementatie juist zou moeten plaatsvinden. Waarom niet de stem van mensen met een handicap uit kunst & cultuur, uit de vakbeweging, uit de detailhandel, uit de vrijetijdssector of uit ondernemerschap?

Alliantie is niet financieel onafhankelijk

En daar komt nog een zeer fundamenteel probleem bij, de derde weeffout; deze partijen uit de Alliantie zijn voor een belangrijk deel van hun inkomsten financieel afhankelijk van het Ministerie van VWS. Hoe kunnen zij dan volstrekt onafhankelijk reageren? De derde weeffout versterkt op deze wijze de eerste weeffout: het Ministerie van VWS had nooit tot coördinerend ministerie uitgekozen mogen worden.

Het zal niemand verbazen dat het implementatieplan bol staat van de ambities en zelfbenoemde wapenfeiten als een startbijeenkomst over de inzet van ervaringsdeskundigen, voorbeelden van gemeentes die al een aanpak hebben geformuleerd, een sessie tussen detailhandelsbranche en ervaringsdeskundigen of een toegankelijkheidsscan.

Overheid moet een sturende rol spelen

Overal in de wereld waar landen aan de slag zijn gegaan met de implementatie van het VN-verdrag zien we dat de overheid een sturende- en een voortrekkersrol moet spelen om tot successen te komen. In de Nederlandse versie van de implementatie beperkt het ministerie zich tot een coördinerende rol. Dat is iets wezenlijk anders.

Werkgevers en gemeenten zijn niet de aangewezen instanties

Vervolgens wordt de aanpak verder verdeeld onder de partijen: de werkgevers gaan over goederen en diensten, de gemeentes over implementatie op lokaal niveau en de Alliantie over participatie.

De werkgevers zitten heus niet te springen om deze verantwoordelijkheid en door hen die juist wel te geven, kunnen ze in grote mate de inzet en het tempo hiervoor bepalen. Dat stemt niet hoopvol.

De gemeentes moeten lokaal de implementatie vormgeven, waarbij volstrekte willekeur dreigt.

Patiënt- en cliëntbeweging werken niet aan gemeenschappelijke oplossing

Partijen uit de patiënt- en cliëntbeweging gaan over de participatie. Vanaf de jaren zeventig hebben cliënt- en patiëntbeweging zich georganiseerd in tientallen verenigingen, stichtingen of koepels. Elke aparte handicap kreeg zo zijn eigen exclusieve organisatie, vergelijkbaar met de manier waarop christelijke kerkgenootschappen zich keer op keer afsplitsten.

In plaats van zoeken naar oplossingen voor de problemen die iedere burger tegenkomt in zijn leven op gebied van werken, scholing, wonen, mobiliteit en participatie, werd de gehandicaptenbeweging een netwerk van talloze kantoren bevolkt met voornamelijk niet-gehandicapte beleidsmakers. Die benadrukten allemaal het bijzondere van de eigen handicap van de eigen club. Om zo weer bewust of onbewust de rol van de gehandicapte burger te beperken tot zorgbehoevende. Zo bouwen zij een uitgebreid vergadercircus op met de ambtenaren van het Ministerie van VWS. Én allemaal vastgeklonken aan de financiële navelstreng van VWS.

Gehandicaptenveld wordt een stroperige en machteloze beweging

Zo wordt de centrale discussie in gehandicaptenland niet de vraag hoe jij je als onafhankelijk burger kan ontplooien maar wordt het een discussie over de hoeveelheid zorg die je kan krijgen. Het leidt ertoe dat het gehandicaptenveld een stroperige en machteloze beweging is geworden die versplinterd raakt en dat thema’s als gelijkheid en burgrechten verwateren in beleidsnotities. Zo overleven de meeste cliënt- en patiëntorganisaties vanaf de jaren zeventig tot de dag van vandaag.

Met alle tegenwoordige bezuinigingen wordt de stroom geld vanuit VWS minder, maar dat leidt niet tot een andere manier van doen. Het zijn zelfs nog veelal dezelfde mensen, zoals gezegd: vaak zonder handicap, die al decennialang als vertegenwoordiger van de gehandicapten optreden. Van vernieuwing, elan, strijdlust of inspiratie is amper tot geen sprake. Met de vuist op tafel slaan en zeggen waar het op staat is ‘not done’. Het is meedoen in de wereld van pappen en nathouden.

Natuurlijk heeft elk proces tijd nodig, maar de ervaring leert dat een goede intentie een schouwburg of werkplek nog niet toegankelijk maakt, dat overleg en begrip niet leidt tot meer betaalde banen voor mensen met een handicap en dat de inbreng van belangenorganisaties voor mensen met een handicap vaak betekent dat niet-gehandicapte beleidsmedewerkers in eindeloos gepolder belanden.

Implementatie moet fundamenteel anders

Willen we een fundamentele omslag, dan moet er een andere benadering gekozen worden en de weeffouten uit de implementatie gehaald. Essentieel is de rol van de rijksoverheid hierin: geef de rijksoverheid dan ook die bepalende en sturende rol. Maak het Ministerie van Economische Zaken of Binnenlandse Zaken de voortrekker.

Laat organisaties van mensen met een handicap ervoor zorgen dat mensen met een handicap alle veranderingen testen en beoordelen. Let wel: níet de organisaties moeten testen en beoordelen, maar zij moeten de mensen met een handicap vínden die dat gaan doen zonder dat die organisaties zich laten gebruiken voor legimitatie van ongeïnspireerd beleid van het ministerie van VWS.

Breng de beoordeling en waardering weer naar het ministerie dat de voortrekkersrol speelt. En zo verder. Dat is de manier waarop we snel, daadkrachtig en op de juiste wijze de beperkingen die onze samenleving nu nog in zich draagt kunnen wegnemen. Dan pas voldoen we aan de afspraken uit het VN-verdrag. Dan pas hebben we een samenleving van en voor iedereen.

Beer Boneschansker is jaren actief geweest in de gehandicaptenbeweging en is vader van een ernstig meervoudig gehandicapte dochter.

Foto: Neil Hester (Flickr Creative Commons)

Dit artikel is 5694 keer bekeken.

Reacties op dit artikel (4)

  1. Een zeer goed artikel. En tijdloos in de benoeming van de problematiek die de uitvoering van het VN-verdrag ernstig hindert. Ikzelf betoog – als niet gehandicapte en deskundig in toegankelijkheid – al 15 jaar dat elke gehandicapte als probleemgeval wordt gezien en dus niet de gelegenheid krijgt om onder het welzijnsministerie uit te komen. Ook vraag ik wel eens aan welzijnsambtenaren of ze ook straten kunnen maken. Want als je valt op straat is het toch echt een andere afdeling die de hobbels wegwerkt. Een van de grootste hindernissen tegen toegankelijkheid is dan ook het veelal ontbreken van lokaal integraal beleid. Een andere is dat niet gehandicapten liefst buiten de wereld van de gehandicapte blijven. Niet onlogisch, want niemand wil gehandicapt zijn. Maar wel een grote blokkade als we op het gebied van toegankelijkheid de handen in elkaar willen slaan.
    We zijn nu bijna 20 jaar bezig. En we beginnen gewoon weer opnieuw.

  2. Dag Sandra. Het is maar goed ook dat er geen plannen zijn op het speciaal onderwijs op te hebben. Als ervaringsdeskundige vader kan ik je melden dat dat ook een HEEL erg slecht idee zou zijn.

    Het zou wel goed zijn om in iedere speciale school een reguliere school te integreren (dus andersom). Dat zullen niet alle ouders van “gewone” kinderen leuk vinden, maar dat is echt een veel betere route dan die illusie van inclusief en passend onderwijs. Dat geeft alleen maar meer onpassendheid. Kortom, voor één keer ben ik blij met het ontbreken van intenties en pleit ik voor een omgekeerde oplossing: opheffen van regulier onderwijs.

  3. Vanaf enige afstand volg ik de discussie. Zelf niet gehandicapt, ook geen mensen in mijn naaste omgeving met een beperking, maar wel luisterend naar mensen die knokken voor hun kinderen valt mij steeds maar een ding op: het gaat te langzaam en het is te complex !!! Er wordt te veel vergaderd en het levert nauwelijks kansen op. Zijn we goed in in Nederland! Beer Boneschansker raakt de bal op dat punt. Opschieten met die wetgeving en vooral mensen met een beperking laten meedenken. Dat kunnen de meesten namelijk, ook al lijken veel Nederlanders dat over het hoofd te zien.

Reageer

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *