Robeyns benadrukt dat Aristoteles stelt dat we niet over economie kunnen praten zonder het over ethiek te hebben. Het gaat om ‘goed leven’. Hij wijst geld verdienen als doel op zich af. Natuurlijk leefde Aristoteles in een totaal andere samenleving. In onze tijd worden ethiek en economie zorgvuldig uit elkaar gehouden.
Robeyns pleit niet voor strikte gelijkheid. Ze ziet echter extreme rijkdom die de democratie ondermijnt doordat economische macht wordt omgezet in politiek kapitaal. Door overdreven consumptiegedrag1 belasten rijken het milieu overmatig. Grote rijkdom is onverdiend, is vaak ontstaan dankzij eerdere collectieve inspanningen, of bij toeval, en houdt onvoldoende rekening met noden van anderen. Dat rijkdom een individuele verdienste zou zijn, berust op een problematisch mensbeeld. Rijken schaden zelfs hun eigen belangen, worden cynisch, kunnen nergens meer van genieten. Zoals armoede de autonomie van mensen ondermijnt, doet extreme rijkdom hetzelfde. Tot zover Robeyns’ actualisering van Aristoteles’ Politica.
Er is eenzijdig belangstelling voor armoede, terwijl rijkdom buiten schot blijft
Het was econoom Thomas Piketty2 die na decennia van neoliberaal beleid ongelijkheid op de agenda zette. Dat extreem rijke mensen in hun eentje meer bezitten dan hele volksstammen, maakte het onderwerp steeds urgenter. Robeyns is filosoof én econoom. Ze stelt fiscale herverdelingsmaatregelen voor in lijn met de voorstellen van Piketty. Ze benadrukt vooral dat het bewustzijn moet toenemen over de morele kant van het economisch systeem. De vraag of naast de armoedegrens ook een rijkdomgrens zinvol is, beantwoordt zij positief.
Draagvlak voor rijkdomgrens
In een ander werk van Robeyns3 doet zij onder 2500 respondenten onderzoek naar de normatieve kant van ongelijkheid en naar meting van een rijkdomgrens. Daaruit bleek dat Nederlanders een grens trekken tussen rijk en extreem rijk. Maar extreme rijkdom wordt niet als probleem gezien. Pas wanneer mensen concrete voorbeelden gepresenteerd krijgen die ze als oneerlijk ervaren, neemt hun kritiek toe. Weinigen voelen voor een bestaansmaximum, maar als ze moeten kiezen tussen bezuinigen op minima of belasten van rijken, kiest een meerderheid voor het laatste. En er is weerstand tegen extra politieke invloed van rijken. De onderzoekers pleiten voor concrete inbedding in breder beleid, zodat er draagvlak wordt gecreëerd voor een rijkdomgrens.
Maatschappelijk debat
In 2021 promoveerde filosoof Dick Timmer4 op een proefschrift over grenzen in de verdelende rechtvaardigheid. Ook Volkskrant-columnist Sander Schimmelpenninck deed regelmatig een duit in het zakje. Zo bereikte het thema pas een paar jaar na Robeyns’ publicaties de media en hebben we er een nieuw woord bij: limitarisme. Talkshows wisten er wel raad mee: ‘Een probaat middel om creatieve ondernemers de grens over te jagen.’
Mooi dat filosofen extreme rijkdom aanpakken, zeker nu meer mensen in armoede belanden. Er is eenzijdig belangstelling voor armoede, terwijl rijkdom buiten schot blijft. Maar valt er draagvlak te organiseren voor zo’n rijkdomgrens? Zo’n haarscherpe grens roept voorlopig simplistische jaloezieverwijten op.
Economen gaan tactischer om met de uit de hand gelopen private rijkdom. Piketty en zijn volgers gaan voor sterk progressieve vermogens- en erfbelasting, en toppen vermogensaanwas af ten gunste van de gemeenschap. Zuivere ideeën vragen om praktische vertalingen.
Jan van Eeden is socioloog en oud-wethouder Sociale Zaken.
Ingrid Robeyns (2019). Rijkdom. Hoeveel ongelijkheid is nog verantwoord? 104 p., Prometheus (alleen verkrijgbaar als e-book).
Noten
1 De excentrieke socioloog Thorstein Veblen vroeg in 1899 al aandacht hiervoor in The theory of the leisure class en wees ook op de opzichtige verspilling: conspicuous consumption
2 Zie voor een recensie over Piketty’s werk Tijdschrift voor Sociale Vraagstukken voorjaar 2020
3 Ingrid Robeyns e.a., Vinden Nederlanders dat er grenzen zijn aan rijkdom? ESB 103, p. 399-402
4 Dick Timmer (2022). Grenzen en limieten in theorieën van verdelende rechtvaardigheid. Proefschrift. Erasmus Journal for Philosophy and Economics, 15