RECENSIE Thijs Lijster – Wat we gemeen hebben

Lang bestond het idee dat gemeenschappelijk beheer van hulpbronnen tot uitputting en ondergang leidt. Econome Elinor Ostrom toonde de onzin daarvan aan en werd daarmee de oermoeder van 'commons', ofwel meenten. Thijs Lijster schreef een prikkelend boek over meenten.

Cultuurfilosoof Lijster fileert in zijn boek Wat we gemeen hebben wat hij het huidige necrokapitalisme noemt. Ook al heeft het neoliberalisme afgedaan, het zit nog wel tussen onze oren en tussen die van managers, in computers, enzovoort. Het lijkt een automatische, natuurlijke toestand. Gedragsverandering blijft uit. We blijven doen waarvan we weten dat het niet meer kan. Desnoods compenseren we de CO2-uitstoot van onze vliegreis. We zien de wereld als strijdtoneel, schamen ons als we verliezen. Rechts-radicalisme lijkt veiligheid te bieden, althans onder nationaal of etnisch 'gelijken'. Ondertussen verlangen we naar de 'verloren' gemeenschap.

Meenten

Er bestaat een belangrijk gebied tussen markt en staat, waar niet alles tot koopwaar wordt gemaakt, groei geen doel op zich is en gebruikers bepalen wat er gebeurt. De oorsprong van meenten ligt in dorpen waar iedereen vrij gebruikmaakte van bossen om hout te sprokkelen of van weiden voor ieders vee. Onteigening daarvan was het startpunt van het kapitalisme.

Lijster ziet individuen niet als autonome, maar als onvolledige wezens, ‘condividuen’

Lijster legt uit dat meenten geen historische relicten zijn, geen dingen, maar praktijken van gemeenschappelijk gebruik, van bijvoorbeeld kennis, taal, cultuur. Zoals de universiteit (helaas vaak een concurrerende diplomafabriek), Wikipedia (open source, geen reclameopbrengsten) en de stad (als sociaal medium). Constant dreigt de markt er hekken neer te zetten. Dan wordt er onteigend, geprivatiseerd, vindt gentrificatie plaats. Meenten worden ‘omheind’, afgebroken, maar er worden ook telkens nieuwe gecreëerd.

Iedereen is precair

Lijster bespreekt de begrippen individu, gemeenschap en identiteit, in wat gevoileerde filosofentaal. Maar zoals dichters soms jouw intuïtie weten te raken, weet hij jou ook te boeien. Hij ziet individuen niet als autonome, maar als onvolledige wezens, ‘condividuen’ , afhankelijk van relaties met anderen. Reden waarom we zorg nodig hebben en ook zorg en liefde kunnen geven. Iedereen is in wezen precair (vergelijk het Sociaal en Cultureel Planbureau dat slechts 6 procent van de bevolking rekent tot het precariaat!) (1) En, zo verzekert hij ons, wie zich afhankelijk weet, onderdrukt geen anderen.

Wat betreft de gemeenschap: we hebben niets gemeen (qua eigendom en eigenschappen) en juist dat is wat we gemeen hebben. We zijn verbonden door een gemeenschappelijk gemis, zo filosofeert hij.

Bijzonder is ook zijn verdediging van identiteitsgroepen als lhbtiq+. Die wordt ter linkerzijde vaak verweten dat ze verschillen uitvergroten en hun klasseherkomst ontkennen.(2) Onzin, aldus Lijster. Hij vindt die kritiek een vorm van blaming the victims. Die groepen zeuren niet om een voorkeurspositie, maar eisen rechtvaardigheid. Willen zonder angst verschillend mogen zijn.

Er is ‘gemeenzin’ nodig, compleet met perspectiefwisseling, verbeelding. Zodat werk niet de oplossing blijkt. (3) Zodat woningen of opleidingen niet tot investering of koopwaar worden gereduceerd. De wereld kan anders. Sterke verhalen helpen daarbij. Gewoon beginnen

Commonisme

Het commonisme is Lijsters sterke verhaal. Het is een idee, geen politiek systeem of ideologie. Meenten kennen volgens hem een fundamenteel democratische cultuur, ook in de productieve sectoren.(4). Meenten zijn maakbaar, maar niet utopisch, want worden nooit perfect. Ze zijn revolutionair zonder revolutie. Nodig is dat bewegingen rond meenten elkaar versterken en gebruikmaken van een mix van idealisten, realisten en avonturiers. We zitten nu in een tussenfase die gaat om hegemonie van neofascisme dan wel neoliberalisme en die samen een tribale strijd om eigendom voeren. Gemeenzin ontkomt daaraan vanuit solidariteit en onderlinge zorg onder onvolledige wezens.

Fraai en vernieuwend

De filosoof Lijster slaagt erin, als een kunstenaar, je denken in beweging te krijgen. Bijzonder is daarbij zijn manier van illustreren. Zo bespreekt hij science fiction films (zoals The Matrix) en wijst hij Arjen Lubach op denkfouten. Dat kom je maar weinig tegen in wetenschappelijke lectuur!

Lastig is dat hij taal gebruikt die nog lang geen ‘gemeengoed’ is. Gemeenzin, condividuen zijn zulke termen. Ander voorbeeld: ‘Maak meenten tot memes.’ Het is zijn lot om neologismen te introduceren omdat hij zich verplaatst in onze kleinkinderen die zich misschien niet meer kunnen voorstellen ‘dat het ooit anders was’. Prima dat Thijs Lijster ons denken wakker schudt.

Thijs Lijster (2022). Wat we gemeen hebben, een filosofie van de meenten. 318 p., De Bezige Bij.

Jan van Eeden is socioloog en oud-wethouder Sociale Zaken.