Rinkelende alarmbellen in de jeugdzorg

Door de decentralisatie van de jeugdzorg en de daarmee gepaard gaande bezuinigingen zijn instellingen in de jeugdzorg sterk gericht op overleven. Dat gaat ten koste van de jongeren die alle aandacht nodig hebben, maar steeds minder krijgen.

Het is crisis in de jeugdzorg. Veel instellingen hebben grote moeite om te overleven. Met stakingen en petities geeft de sector aan dat het roer hoognodig om moet. Vooral jeugdigen met een scala aan problemen die in een thuisomgeving met problemen opgroeien, zijn hiervan de dupe.

We hebben het hier over een groep van ongeveer 45 duizend jeugdigen - 10 procent van alle jeugdigen in de jeugdzorg - die niet meer thuis kunnen wonen vanwege een onveilige (thuis)situatie. De zorg voor deze groep is duur, reden voor instellingen (en gemeenten) om vooral hier op te bezuinigen. Vanwege de financiële tekorten ligt de focus in de jeugdzorg namelijk vooral op zo goedkoop mogelijke zorg en minder op de kwaliteit en inhoud ervan. Terwijl juist de kwaliteit van de hulpverlening het verschil kan maken in het leven van jeugdigen en hun ouders.

Niet vanzelf

Verschil maken is niet eenvoudig bij jeugdigen die kampen met twee of meer problemen. Het is daarentegen wel moeilijk om bij hen een (gedrags)verandering te bewerkstelligen, die ook na afloop van het hulpverleningstraject standhoudt.

Gedragsverandering is extra moeilijk om voor elkaar te krijgen als hulpverleners zich onmachtig voelen en het idee hebben dat ze weinig kunnen veranderen in de situatie van jeugdigen, of als ze niet-werkzame strategieën toepassen. Zo zijn er aanwijzingen dat professionals in de gesloten jeugdzorg soms hun macht en autoriteit gebruiken om jeugdigen in het gareel te houden, bijvoorbeeld door het gebruik van separeer- en isoleercellen.

In het recentelijk verschenen rapport ‘Leren van herhaald beroep in de Jeugdzorg Plus’ zeggen jongeren dat de gesloten jeugdzorg niet aansluit op hetgeen zij nodig hebben. Ze ervaren de geslotenheid als een straf voor ‘fout’ gedrag en verzetten zich door weglopen, agressie en drugsgebruik.

Averechts effect

We weten al langer dat het toepassen van dwang, repressie of straffen niet werkt. Sterker nog, dat het vaak een averechts effect heeft en eerder leidt tot méér problemen. Jongeren zelf zijn hier duidelijk over. Nino die in een gezin met een gewelddadige vader is opgegroeid en in diverse jeugdinrichtingen heeft gezeten noemt bijvoorbeeld: ‘Confrontatie leidt altijd tot problemen. Op het moment dat je één-op-één met een volwassene te maken hebt, weet je niet wat er gaat gebeuren. Het hele gesprek zit je eigenlijk te wachten op die laatste twee zinnen: je krijgt geen straf (opluchting) of je krijgt wel straf (shit). Je denkt vooral: houd het kort.

Ook zegt Nino: ‘Op de lange termijn werkt hard zijn niet. Een mens kan repressie niet verdragen, op een gegeven moment barst de bom. Dat heeft de geschiedenis [zijn gewelddadige thuissituatie] wel bewezen’ Repressie werkt alleen op de korte termijn. En toch passen hulpverleners het soms toe, vanuit machteloosheid, intuïtie of als overlevingsstrategie. Om controle terug te krijgen, verandering te bereiken of om te voorkomen dat een situatie escaleert.

In discussie gaan met jongeren en ouders, en hen proberen te overtuigen door goedbedoeld, maar ongevraagd advies te geven, werkt evenmin. Dat zie je bijvoorbeeld terug in de documentaire ‘Rotjochies’ bij de hulpverleenster Petra, die jongeren met gedrags- en emotionele problemen als laatste kans en alternatief voor gesloten jeugdzorg opvangt in haar huis in Frankrijk.

Zo gaat Petra in discussie met Mike over iets wat hij heeft gedaan: ‘Steeds zeg je dat je het niet meer zal doen en vervolgens doe je het toch. Hoe kan het dan toch dat je dat steeds weer doet?’ Met die vraag bereikt Petra het tegenovergestelde van wat ze wil. Ze vraagt namelijk naar waarom Mike iets doet, terwijl ze eigenlijk wil dat hij zegt dat hij iets níet meer zal doen. In zijn antwoord blijft Mike vaag, omdat hij weet dat Petra het duidelijk niet eens is met wat hij heeft gedaan.

Behalve dat Petra met haar vraag ‘weerstand’ bij Mike oproept, zorgt ze ook (onbedoeld) voor contactverlies, omdat Mike niet open kan zijn in de behandelrelatie. En dat is een goede voorspeller voor hoe het later afloopt met Mike in Frankrijk, namelijk niet goed.

Weinig ruimte

Een goede behandelrelatie en wat hulpverleners doen in het contact met jeugdigen en ouders zijn belangrijke sleutels tot succes in de jeugdzorg, vooral bij beschadigde jeugdigen met nare ervaringen thuis.

Zo vertelt een andere jongere, Carolina, in het binnenkort verschijnende boek ‘Uithuisgeplaatste jeugdigen: Sleutels tot succes in behandeling en onderwijs’ over haar ervaringen met jeugdzorg: ‘Bij mij duurt het gewoon heel lang hoor, voordat ik een band heb opgebouwd. Dat kan ik echt niet zomaar. In een week of twee weken kan ik mezelf niet laten zien, zeg maar. Dat vertrouw ik ook helemaal niet en hè, dat gaan we niet doen. Het is fijn als een hulpverlener dat doorheeft en de tijd voor je neemt. Of eigenlijk jou daar de tijd voor gééft.’

Alleen in een goed, empathisch contact leert een hulpverlener de jeugdige en zijn ouder(s) goed kennen. Daarbij is het boven water halen van de drijfveren van jeugdigen en ouders om verandering aan te brengen in hun situatie cruciaal. Alleen dan kan verandering worden bereikt die ook na afloop van de hulpverlening in stand blijft.

In de praktijk is er echter meestal weinig ruimte voor goede behandelrelaties, dit vanwege de focus op zo goedkoop en kort mogelijk durende hulp. Ervaringsdeskundige Thomas in het al eerdergenoemde boek over uithuisgeplaatste jeugdigen benoemt het gebrek aan investering in het behandelcontact door hulpverleners: ‘Vaak krijg je te horen dat de organisatie iets niet vergoed krijgt. Dat de doelstellingen sneller of liefst meteen bereikt moeten worden. Je moet SMART- doelen zo snel mogelijk realiseren, maar krijgt geen tijd om een kind eerst gewoon te laten acclimatiseren en er een band mee op te bouwen.’

Investeer in hulpverleners

Wat werkt in de jeugdzorg is wel z’n beetje duidelijk, maar dat wil niet zeggen dat die werkzame methodiek ook wordt toegepast in de praktijk. Het opbouwen van goede behandelrelaties, en voldoende tijd en ruimte voor jeugdigen, ouders en hulpverleners om dat te kunnen doen, zou in de hele jeugdzorg een prioriteit moeten zijn. Daarbij is het essentieel om de repressie- en reparatiereflex te voorkomen. Dat kan door hulpverleners de ondersteuning te bieden die ze nodig hebben om hun werk goed te doen. Zodat zij écht het verschil kunnen maken in het leven van jeugdigen en hun ouders.

Annemiek Harder is als bijzonder hoogleraar werkzaam op de Horizon-leerstoel Wetenschappelijk onderbouwde jeugdzorg en onderwijs bij de sectie Ortho- en Gezinspedagogiek van de Erasmus School of Social and Behavioural Sciences.

 

Foto: debsilver (Flickr Creative Commons)