Sociaal werk kan niet meer zonder digitale technologie

Wat al langer duidelijk was, werd in de coronacrisis nog zichtbaarder: sociaal werk kan en moet digitaler. In de praktijk zijn sociaal professionals nog te weinig toegerust voor ‘digisociaal werk’. Onderzoeker Ines Schell-Kiehl en lector Christa Nieuwboer laten knelpunten en oplossingen zien.

Alledaagse sociale interacties verlopen in toenemende mate digisociaal. Ook de omgang tussen professionals en degenen die ze ondersteunen verandert door digitalisering. Sociale professionals en inwoners gaan anders met elkaar om, hulp en ondersteuning worden toegankelijker en door technologie kunnen er nieuwe sociale oplossingen gevonden worden.

Tegelijkertijd wijzen vele studies al sinds jaar en dag op een digitale kloof in de samenleving, niet alleen in digitale middelen, maar ook in digitale vaardigheden (Loos, 2018; Steyaert, 2004). Digitalisering kan dus tot nieuwe vormen van nabijheid leiden, maar ook ongelijkheden en kwetsbaarheden versterken. Het is dan ook een kerntaak van sociaal werk om zich met sociale technologie en digitale inclusie bezig te houden.

‘Digisociaal werk’

Internationale Beroepscodes voor sociaal werk zijn er duidelijk over: sociaal werkers moeten zich actief verdiepen in de veranderende aard van hun beroep met betrekking tot adviseren op afstand, technologie en sociale media; ze moeten kennis hebben over de (on)mogelijkheden van nieuwe hulpbronnen voor cliënten; en ze dienen competent te zijn om dergelijke dienstverlening te kunnen aanbieden (Factsheet beroepscodes, 2016).

Een dergelijk stevig statement ontbreekt nog in de Nederlandse praktijk van het sociaal werk, alsook in visie, bestuur en beleid (Beroepscode voor professionals sociaal werk, 2021). De paradox is dat de meeste sociale professionals in hun privéleven wel meegaan in deze veranderingen, maar dat ze in hun professionele rol slechts in beperkte mate de opdracht en toerusting krijgen voor ‘digisociaal werk’.

Dilemma’s sociale technologie

Sociale technologie is een verzamelterm voor elektronisch instrumentarium, bewust en verantwoordelijk ingezet door professionals in zorg en welzijn, om door middel van verbinding en interactie de kwaliteit van leven en samenleven positief te beïnvloeden, teneinde inclusie en participatie te bereiken (Nieuwboer, Schell-Kiehl & Dam, 2022).

Professionals en onderzoekers sociaal werk moeten meedenken over programmeren robots

Bij het gebruik van technologie komen vaak sociale dilemma’s mee. Sensoren (die bijvoorbeeld detecteren of iemand gevallen is) kunnen zorgen voor meer veiligheid, maar ze kunnen ook vrijheidsbeperkend werken. Informatie- en communicatietechnologieën zijn geen neutrale of waardevrije instrumenten die de werkelijkheid weerspiegelen; ze geven de voorkeur aan bepaalde vormen van handelen en actie en ze beperken andere. Wat er precies te beleven valt in VR (bijvoorbeeld met virtual reality ervaren om dementie te hebben)) of geleerd wordt met een serious game (bijvoorbeeld bepaald gedrag of samenwerken), wordt in hoge mate bepaald door uitgangspunten in het ontwerpproces.

Professionals en onderzoekers sociaal werk zouden mee moeten denken over de vraag hoe robots dusdanig kunnen worden geprogrammeerd dat ze bijdragen aan veiligheid, voldoen aan sociale normen en het vertrouwen in deze technologie bij de doelgroepen van het sociaal werk bevorderen. Dat gebeurt nu nog veel te weinig.

Ook bij het gebruik van surveillancetechnologie en het interpreteren van de verzamelde data is het perspectief van het sociaal werk hard nodig. We zullen ethische dilemma’s rondom geheimhouding, controle en de autonomie van de burger samen moeten oplossen.

Technologie kan nabijheid brengen, van persoonlijk contact, collectieve verbondenheid, preventie en goede ondersteuning

Het medisch model, met de dominantie van professionele deskundigheid over wat gezond leven is, maakt steeds meer plaats voor meer eigen regie en verantwoordelijkheid. Maar de technologie achter ‘wearables’ (bijvoorbeeld een stappenteller) en KI kent ingebouwde aannames die de druk op het individu om aan normen te voldoen, juist vergroten. Bovendien zijn de metingen nog niet altijd even betrouwbaar. Algoritmes doen vaak geen recht aan de complexiteit van menselijke interacties.

Kritisch kijken

Het sociaal werk dient daarom met een kritische blik oog te hebben voor de veronderstellingen die met technologie worden bekrachtigd. Wie bepaalt wat gezond is? Welke normen gelden voor gewicht, beweging, voeding? En vooral ook: wat betekenen die normen voor mensen in minder gunstige sociale posities? Het gebruik van technologie zal daarom ingebed moeten worden in een sociaal werk dat hier oog voor heeft, erop reflecteert en weet welke normen en waarden deel uit maken van de technologie.

Willen professionals sociaal werk technologie onderdeel van hun professioneel en methodisch handelen laten zijn, dan zullen zij kritisch-constructief mee moeten kunnen denken over de inhoud, het ontwerp en de inzet ervan. Dit moeten zij samen met de doelgroepen doen en met oog voor sociale waarden en normen. De uitdaging voor het sociaal werk is tweeledig: het zo goed mogelijk betrekken van kwetsbare groepen en het voorkomen van sociale uitsluiting. Des te meer reden om aan de ontwerptafel aan te sluiten en samen technologie te maken die sociaal is.

Nog veel werk

Het bruist inmiddels van de goede ideeën, initiatieven en nieuwe oplossingen in het sociaal werk, want sociale technologie maakt creatief en vindingrijk. Technologie kan nabijheid brengen: nabijheid van persoonlijk contact, collectieve verbondenheid, preventie en goede ondersteuning. Innovaties kunnen dan ook starten in proeftuinen, innovatienetwerken en labs.

Tegelijkertijd kunnen innoveren, implementeren en opschalen moeizame en langdurige processen zijn. Veel organisaties binnen het sociaal werk moeten zich nog verdiepen in de mogelijke kansen én belemmerende factoren van innovatieprocessen. Die zoektocht is hard nodig. Het maakt dat binnen een organisatie kan worden ingespeeld op de behoeftes van de mensen die een innovatie gaan ontwikkelen, testen en gebruiken. Zo komt er ruimte voor vakkundige vindingrijkheid.

Ines Schell-Kiehl werkt als senior onderzoeker maatschappelijke participatie bij Verwey-Jonker Instituut en Christa Nieuwboer werkt als Lector Jeugd, Gezin & Samenleving bij Avans Hogeschool. Een lange, meer uitgebreide versie van dit artikel is te lezen in het Lexicon Nabijheid en sociaal werk.

 

Foto: SHVETS production (Pexels.com)