Top600 aanpak: focus op effect belemmert lerend vermogen

Het WODC onderzocht de effectiviteit van de Amsterdamse Top600 aanpak. Zo’n focus op effect frustreert volgens VU-onderzoeker Hans Bosselaar ons lerend vermogen. Hij bepleit om bij de aanpak van complexe problemen vooral te kijken naar wat bij wie het beste werkt.

Dit najaar publiceerde het Wetenschappelijk Onderzoek- en Datacentrum (WODC) een onderzoek naar de effectiviteit van de Top600 aanpak in Amsterdam (2023). WODC onderzocht met name of de aanpak leidt tot minder recidive (spoiler: nee). De Top600 aanpak is een initiatief van toenmalig burgemeester Eberhard van der Laan om eindelijk, met een allesomvattend plan, de daders van ‘high-impact crimes’ in het gareel te krijgen. Aanleiding voor de aanpak was de dood van juwelier Hund bij de overval op zijn zaak. Het was het dieptepunt in een reeks gewelddadige incidenten in de stad.

De aanpak heeft niet gewerkt en werkt wellicht zelfs averechts

De Top600 aanpak werd niet alleen gericht op de veelplegers, maar moest ook een doorbraak worden voor een dieperliggend probleem: de versnipperde hulpverlening en verkokering bij de preventie en bestrijding van dit soort delicten. Want, net als bijvoorbeeld in de jeugdzorg en bij de aanpak van problematische schulden is de kluwen betrokken hulpverleners en organisaties nauwelijks te ontwarren en ontbreekt vaak de regie ten enenmale.

Koren op molen van rechts

Nu, ruim tien jaar later, komt een van de belangrijkste onderzoeksinstituten op het terrein van justitie en veiligheid met de conclusie: de hele aanpak heeft niet gewerkt en werkt wellicht zelfs averechts. Tenminste wat betreft het terugdringen van recidive. Over de bereiking van de andere twee doelen van de aanpak doet het WODC geen uitspraken: het bieden van meer toekomstperspectief aan veelplegers en het behoeden van broers en zussen voor het vervallen in crimineel gedrag. Daar wil men later nog onderzoek naar doen.

Stop met die onzin, zware criminelen horen in de gevangenis, niet in de hulpverlening

De Volkskrant (17 november 2023) greep het rapport aan om de gemeente Amsterdam op de vingers te tikken over hun (te) optimistische berichtgeving over de aanpak in de afgelopen jaren. Bij veel lezers zal zo’n verhaal over uitblijvend en zelfs averechts effect, ondanks de nuanceringen in het rapport en in het Volkskrant-artikel, natuurlijk leiden tot het oordeel: laat dat vervolgonderzoek maar zitten en stop met die onzin, zware criminelen horen in de gevangenis, niet in de hulpverlening. Koren op de molen van rechts Nederland, dat al die zorg voor criminelen en wetsovertreders toch maar gekkigheid vindt.

De realiteit is complex

Daarmee doen de onderzoekers en de media initiatieven als die van Van der Laan flink tekort. En dat gebeurt mijns inziens veel te veel. We leven al lang niet meer in de tijd van overzichtelijke problemen en eenvoudige oplossingen. Bromsnor is dood en Swiebertje al helemaal. Veel jongeren die op het verkeerde pad terechtkomen hebben een complexe geschiedenis. Dat is niet zielig en meelijwekkend, maar de harde realiteit.

Hulpverlening zonder voorbij te gaan aan de ernst van de gepleegde misdrijven

Het OM en de hulpverlenende instanties zitten al langer met hun handen in het haar bij het zien hoe hun ‘cliënten’ steeds sneller en jonger afglijden naar de wereld van drugshandel, afpersing en grof geweld. Hoe zij dit aan moeten pakken is een grote zoektocht, waarin successen worden geboekt, maar ook nederlagen worden geleden. Nederlagen die niet meteen een bewijs zijn van het grote falen, maar onderdeel zijn van een langdurig en ingewikkeld leerproces.

Niet effectiviteit, maar regievoering

Neem de Top600 aanpak. Uit allerlei organisaties – onder andere politie, reclassering, gemeente en ggz – zijn ervaren hulpverleners aangewezen om regie te gaan voeren over de hulpverlening en de strafafdoening van de Top600. Deze hulpverlening betekent helpen bij het vinden van huisvesting, bij het weerstand bieden tegen korte termijn verleidingen of bij het zoeken naar een plek in een afkickkliniek, zonder voorbij te gaan aan de ernst van de gepleegde misdrijven en de straffen die hierbij horen.

Eén uniforme en volledig effectieve werkwijze bestaat niet

Er zijn tientallen professionals die allemaal, samen en voor zichzelf, het vak van regisseur uitvinden, waarbij duidelijk is dat één uniforme en volledig effectieve werkwijze niet kan bestaan. Daar zijn de veelplegers en de regisseurs te verschillend voor. Regisseurs storten zich allemaal in een leerproces, waarbij het aan hen én hun organisaties is om zoveel mogelijk stil te staan bij de (kleine) stappen die zij individueel en gezamenlijk voorwaarts maken. Maar zeker ook bij de stappen terug.

Centraal staat hierbij natuurlijk niet de vraag: is de Top600 aanpak effectief? Dé Top600 aanpak bestaat namelijk niet en zeker niet op basis van de gebruikte kenmerken ‘instroomjaar en ‘duur’. De vraag die wel relevant is, luidt: voor wie werkt welke vorm van regievoering het beste of (helemaal) niet en kunnen we daarin mogelijk leerzame patronen ontdekken? Hierbij geldt dat ‘voor wie’ zowel verwijst naar de regisseurs als naar de ‘te regisseren’ veelplegers of veelplegers in spe.

Zulke problemen vergen voortdurende leerstand

Zolang beleidsmakers, media, maar ook onderzoekers complexe maatschappelijke problemen van deze tijd blijven reduceren tot bromsnor-achtige proporties, komen we niet veel verder. De aanpak van complexe problemen vraagt om een voortdurende leerstand.

Ook onderzoekers, hun organisaties en opdrachtgevers zullen zich voortdurend af moeten vragen of en hoe zij hier een bijdrage aan (willen) leveren. Wellicht moeten we daar de komende tijd met elkaar maar eens het gesprek over voeren.

Hans Bosselaar is onderzoeker aan de Vrije Universiteit Amsterdam, afdeling bestuurswetenschap en politicologie. Hij deed samen met Samir Achbab, docent/onderzoek aan de VU en nu aan Hogeschool Inholland, onderzoek naar de regievoering in de Top600 aanpak

 

Foto: Jan Willem Doormembal (Flickr Creative Commons)

Reacties op dit artikel (3)

  1. De vraag is of er een tegenstelling is tussen effectmeting en lerend vermogen. Volgens mij gaat het er meer om, dat de effectmeting niet goed wordt uitgevoerd. Immers, iedere interventie heeft wel een effect. Maar is dat het optimale effect? Of kan het beter? En meten we alleen outputs (aantallen recidives) of ook andere relevante effecten (zoals kwaliteit van leven voor daders en omgeving). Kortom: het ligt niet aan effectmeting op zich, maar over slechte effectmeting.
    Daar komt dan wel bij, dat er kennelijk nog niet zichtbaar is gemaakt, wat de meerwaarde is van ‘maatwerk’.
    Tenslotte: goede effectmeting is juist bedoeld om te leren en te verbeteren. Door zichtbaar te maken wat de toegevoegde waarde van een interventie is, en hoe het beter kan. Anders is het slechts platte marketing (“kijk! we hebben effect”).
    Effectmeting zonder leren is zinloos.

  2. Wij als auteurs van het beschreven Top600-onderzoek, Karin Beijersbergen, Nikolaj Tollenaar, Mathijs Kros, Tjeerd Piersma en Gijs Weijters, kunnen ons niet vinden in de kritiek van Hans Bosselaar. De complexe realiteit en nuance die Hans Bosselaar beschrijft is in het rapport terug te vinden en ons onderzoek biedt juist handvatten voor het lerend vermogen. Naast een effectmeting waarbij de recidive tussen de Top600-groep en de controlegroep is vergeleken, zijn in ons onderzoek groepsgesprekken gehouden met de regisseurs van de aanpak. Mede op basis van deze gesprekken worden in het rapport diverse aanbevelingen gegeven om de aanpak te verbeteren (en dus te leren). Daarnaast komt uitvoerig aan de orde dat de Top600-groep een complexe doelgroep betreft waarbij geen simpele oplossingen zijn en je je verwachtingen en doelstellingen wellicht moet bijstellen. Voorts is één van de aanbevelingen voor toekomstig onderzoek om te onderzoeken of de Top600-aanpak bij bepaalde subgroepen of bij de inzet van bepaalde acties en interventies meer of minder effectief is in termen van recidive. Dit was, zoals ook beschreven, in het huidige onderzoek niet mogelijk, omdat dergelijke gegevens onvoldoende waren/worden geregistreerd bij de Top600-groep. Wel is uit de groepsgesprekken met de regisseurs een aantal subgroepen naar voren gekomen waarbij de aanpak niet zinvol lijkt, zoals ongewenst verklaarde vreemdelingen en personen met een tbs-maatregel. De onderzoeksaanbeveling om naar individuele verschillen in het effect op recidive te kijken, laat onverlet dat wij als onderzoekers van mening zijn dat het bepalen van het overall effect van de aanpak op de recidive zinvol is. Feit is dat recidivevermindering één van de huidige drie doelstellingen van de Top600-aanpak is en het lijkt ons evident dat je wilt vaststellen of de doelstellingen van een interventie behaald worden. Vervolgens komt dan de vraag waarom en bij wie de Top600-aanpak al dan niet effectief is en daar is met de groepsgesprekken met de regisseurs enige kleuring aan gegeven. Wij pretenderen niet met ons onderzoek een volledig beeld te geven van de effectiviteit van de Top600-aanpak. Zoals ook beschreven in het rapport is dit pas het eerste effectonderzoek dat is uitgevoerd naar één van de drie doelstellingen en meer aanvullend en verdiepend onderzoek is nodig. Maar in de kritiek dat ons onderzoek onvoldoende genuanceerd is, geen oog heeft voor de complexe realiteit en het lerend vermogen frustreert kunnen wij ons niet vinden. Dat die nuance minder naar voren komt in de berichten in de media is inherent aan de media (en dat de gemeente Amsterdam jarenlang heeft geroepen dat de aanpak zorgt voor 50% minder recidive heeft daar wellicht ook niet aan bijgedragen), maar gelukkig gaat de gemeente Amsterdam niet aan de slag op basis van de berichten in de media, maar op basis van onze bevindingen, conclusies en aanbevelingen in het rapport.

  3. Ik heb langdurig in een PGA gezeten op basis van valse beschuldigingen. Een PGA is een ramp voor de burger die het overkomt, juist de opdrongen bemoeizorg zorg is verschrikkelijk. Laat het dan gewoon op het strafrecht aankomen, dat is veel eerlijker. Daar ben ik ook op alle punten vrijgesproken. Het is niet zo dat zorg aanbieden, resocialisatie of heropvoeding sociaal is. Je zou verwachten dat we dat wel hebben geleerd na de toeslagenaffaire. Er is toch ook niemand die zegt: “Wat fijn dat jeugdzorg zorg verleende aan de slachtoffers van de toeslagenaffaire?” En dan te bedenken dat Nederlandse burgers in een PGA komen zonder dat zij kunnen controleren waarom omdat de meldingen en de melders geheim blijven en zij hun dossiers nooit krijgen. PGA’s gaan uit van een dictatoriale overheid die haar burgers niet wil dienen maar wil controleren, heropvoeden. Dat is NIET sociaal. Dan toch echt liever bromsnor!

Reageer

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *